Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

1 augustus 2021

Gemeente van Jezus Christus,
Ik zei het al, we ontmoeten het volk in de woestijn op hun mopperdag. Ze kwamen klagen bij Mozes: we zijn dan wel bevrijd uit ons slavenbestaan, maar is dít nu vrij leven? In de woestijn, zonder vlees, zonder brood.. nu komen we hier om, in plaats van in Egypte. Waarom dan al die moeite van het verder trekken?
Dit was niet hun eerste mopperdag. Ze hadden er eigenlijk net ook één achter de rug. Toen het water bij Mara te bitter was om te drinken, had God al laten zien dat Hij ze echt niet in de steek zou laten en had het water zoet gemaakt.
Maarja, de dagen verstreken, de reis ging verder en het klagen kwam weer op.
En het verhaal van vandaag zal niet de laatste klacht bevatten.
Het volk laat zien hoe moeilijk het is om te leven zonder te weten wat er komt.
Zonder de zekerheid te hebben dat het beloofde land in zicht zal komen.
Kortom, ze laten zien dat bevrijd worden makkelijker is dan bevrijd leven.
Want de rode draad die door het bijbelboek Exodus loopt is die van bevrijding. Van de zoektocht naar het bereiken van vrijheid en vervolgens het behouden van die vrijheid.
Het volk van God is door hongersnood gevlucht naar het vruchtbare Egypte. En werd daar in eerste instantie gastvrij onthaald. Maar met dat het volk groeide en groter en sterker werd, vormde het een bedreiging voor de Egyptenaren en de sfeer sloeg om. Daarmee begint het bijbelboek Exodus.
Om het volk klein te houden verzon de Farao keer op keer manieren om ze ondergeschikt en zwak te maken.
Met verschrikkelijke maatregelen. De volwassen mannen moesten slavenarbeid verrichten en kleine Hebreeuwse jongens moesten worden vermoord zodra ze geboren waren. De Farao zag vooral met angst om naar de mannelijke lijn van het Hebreeuwse volk, maar opvallend is dat de heldendaden vaak komen van vrouwen, die vaak niet als sterk en slim beschouwd werden. Over ode aan de verliezer gesproken.
Zo waren de vroedvrouwen Sifra en Pua de Farao te slim af en hebben zij vele babyjongens van de dood gered.
En de moeder en zus van Mozes bedachten het plan om hem in een rieten mandje het water in te sturen, waar de dochter van de Farao nota bene hem opmerkte en voor hem wilde zorgen. En wonder boven wonder kon hij wel gevoed worden door zijn eigen moeder Jochebed.
Zo kwam Mozes te wonen aan het hof van de Farao. Als Hebreeuwse jongen wonend in het paleis van de machthebber, nergens écht bijhorend, heeft hij nog veel te leren over hoe hij zich moet verhouden tot zijn eigen volk én als man met macht.
Zijn leerschool gaat niet vlekkeloos, hij vermoordt iemand, hij slaat op de vlucht, allemaal manieren om om te gaan met die ingewikkelde tweespalt in zijn leven.
Tot hij op een dag een brandende braamstruik ziet. En nog wonderlijker dan dat, de stem van God hoort.
Hij, Mozes, is uitgekozen om het volk van God te begeleiden uit de slavernij, op weg naar het Beloofde Land.
En God maakt zich aan Mozes bekend met die beroemde naam die zich moeilijk in één woord of beeld laat vangen: Ik ben die Ik ben. Ik ben erbij. Ik ben betrokken.
God is zijn volk nooit vergeten, en nu is het moment aangebroken dat er voor hen leven in vrijheid aanbreekt.
En zoals God het wil, gebeurt het. Het volk wordt bevrijd, door middel van plagen, door de Rode Zee die het volk droog laat oversteken maar de soldaten van de Farao laat vergaan.
En dan begint het allemaal pas. In de woestijn wordt het volk pas écht getest, meer dan in de slavernij, toen ze niet vrij waren, maar wel wisten hoe het leven eruit zag en wat er van hen werd verwacht.
Nu in de woestijn, zijn ze vrij, staat God aan hun kant, maar dan… hoe dan goed te leven als je niet weet wat er komt.
Keer op keer komen ze bij Mozes klagen, en keer op keer gaat Mozes daarmee naar God en.. keer op keer bewijst God zijn naam: Ik ben erbij, ik ben betrokken.
En zo ook met het manna dat uit de hemel valt en voor elke dag precies genoeg is om van te leven.
Zoals ik aan het begin van de dienst al zei, manna betekent: wat is dat nou? Het is de uitdrukking van de verwondering. Het is ook een wonderlijk iets, en er zijn in ieder geval drie dingen die opvallen aan het manna:
-Het eerste is dat het niemand lukt om meer dan alle anderen te verzamelen. De een is misschien sterker en kan meer kruiken dragen en loopt sneller en kan meer verzamelen, waar een ander misschien slecht kan lopen of maar een half kruikje vol krijgt. Bij thuiskomst blijkt iedereen hetzelfde te hebben, namelijk genoeg.
– Het tweede is dat er op de zevende dag geen manna is. Op de zesde dag mag je een dubbele portie verzamelen, en op de zevende dag is er niets. Dan is de dag van rust, dan is er niets anders te doen dan rust houden. Het is ook een oefening in vertrouwen: kan ik een dag niks doen en geloven dat er toch genoeg is?
-Het laatste dat opvalt is dat niemand het manna tot de volgende dag kan bewaren, behalve dan op de 6e dag. Als iemand dacht: ik heb genoeg voor de komende dagen kwam hij bedrogen uit, want de volgende dag was het bedorven. Elke dag was dus een dag van nieuw vertrouwen, want garantie dat het er morgen weer zou zijn hadden ze nooit. Van Rikkert Zuiderveld is de uitspraak: Geef ons heden ons dagelijks brood en ook één voor in de vriezer. Maar zo gaat dat dus niet met het manna.
Alain Verheij koppelt het verhaal over manna aan de economie en dat geeft zeker een verrassend beeld, en stelt ons ook vragen over onze levensvisie in het groot, maar ook ons handelen in het klein.
Hoe gaan wij om met dat dagelijks brood, of vertrouwen wij vooral op het brood in de vriezer?
Hoe gaan we om met onze verkregen rijkdom in verhouding tot anderen die minder hebben?
Hoe vast zitten we aan dat wat we meer verzameld hebben dan we nu op dit moment nodig hebben?
Goede vragen om ons aan te spiegelen.
Maar het verhaal gaat ook nog een laagje dieper volgens mij.
Die uitspraak van Rikkert Zuiderveld: geef ons heden ons dagelijks brood en ook één voor in de diepvries, kleurt ons leven.
We zijn het -vaak, maar niet altijd- gewend om genoeg te hebben als het gaat om de zekerheden van eten, inkomen, verzekeringen, we hebben vaak alles goed geregeld en kunnen daar ook op vertrouwen. Wat dat betreft leven we in vrijheid.
Maar de diepste dingen in het leven komen we vroeger of later in het leven allemaal achter: we hebben er geen grip op.
Op gezondheid, het leven, het verlies van leven, de komst van leven, de manier waarop anderen met ons omgaan, of wij met hen. Het is niet altijd eenvoudig en we kunnen worden gekwetst, gebroken, beschaamd.
En ook dat kan een leven in vrijheid aantasten, een ander soort vrijheid.
Het leven van het volk in de woestijn is ook altijd gebruikt als beeld voor ons dagelijks leven.
Het verhaal van Israël gaat met ups en downs, net als ons leven.
Het volk wordt opgedragen wat manna te bewaren om toekomstige generaties te vertellen van de trouw van God.
En ook de psalmen zijn een voorbeeld van het doorvertellen van de geschiedenissen met God, zoals ook psalm 136 die we zongen.
Deze getuigenissen vertellen ons dat het leven in vrijheid niet eenvoudig is.
Leven in vrijheid is leven met onzekerheid, in vertrouwen op God die zich vóórdat de woestijntocht begint bekend maakt als Ik ben die Ik ben, Ik ben erbij. Ik ben betrokken.
Die naam, die betrokkenheid is er ook als wij in de diepte zitten, is er ook als slecht nieuws ons treft, als de worsteling niet minder maar erger lijkt te worden, als we de bevrijding zijn vergeten en het klagen ons makkelijker afgaat dan het danken.
Daarvan vertellen de psalmen ons, de verhalen, de getuigenissen.
Het verhaal over het manna laat zien dat de mogelijkheid tot leven in vrijheid er elke dag weer was, maar wel in overgave en vertrouwen op God.
40 jaar lang eten ze manna en kwakkels. 40 jaar lang!
Het hele oude testament ademt wachten, geduld hebben, de lange termijn overzien in plaats van op korte termijn een antwoord of oplossing krijgen.
Geen wonder dat het met ups en downs gaat.
De ene dag snappen we het hele plaatje, van waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. En vertrouwen we erop dat het goed komt en dat we er komen.
En de andere dag is al het vertrouwen weg en zoeken we naar een ander houvast.
Leven in vertrouwen is een dagelijkse opdracht, en kan ook een dagelijkse worsteling zijn. Het is geen contract wat je tekent om daarna in de kast te leggen. Het wordt elke dag beproefd.
De Godsnaam, zoals hij zich aan Mozes bekend maakt: Ik ben die ik ben, Ik ben erbij. Dat is de belofte voor ons voor elke dag. Als vers brood en vers water. Soms mogen we dat proeven, in brood en wijn, om het vol te houden onderweg. Maar elke dag ligt het vers voor ons klaar om op te rapen en de dag mee in te gaan. Het is genoeg voor vandaag, dat is wat we weten. Morgen is morgen, en daar zal God zelf weer voor nieuw manna zorgen.
Moge het zo voor ons zijn.
Amen.