Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

13 december 2020

Gemeente van Jezus Christus,
Ik heb een doosje kaarten op mijn bureau liggen. Op het doosje staat: ‘helpende gedachten, 52 positieve gedachten’. In het doosje zitten verschillende kaartjes waar een positieve of bemoedigende gedachte op staat. Bijvoorbeeld het zinnetje ‘het gaat me lukken’. Soms pak ik er een kaartje uit, leg die zichtbaar op mijn bureau en laat mij daardoor een paar dagen inspireren.
Ieder mens steekt anders in elkaar, maar voor mij werkt dit. Het zijn kaartjes die mij helpen om te zien wat nog niet of misschien nog maar sluimerend aanwezig is. Ze vormen als het ware een stem van buiten die mij aanmoedigt om vol vertrouwen net iets verder te kijken.
Ik moest aan deze kaartjes denken toen ik op zoek ging naar de verbinding tussen de twee Bijbelteksten die wij vandaag gelezen hebben. De ene verbinding is dat beide teksten spreken over vreugde. Dat past bij deze 3e adventszondag die de naam Gaudete draagt. Dat betekent ‘Verheugt u’ of ‘Wees blij’. Terwijl het om ons heen nog steeds donkerder wordt, worden wij opgeroepen, uitgedaagd misschien wel, om vreugde te voelen.
De andere verbinding is dat het beide profetische teksten zijn. Ze zien wat nog niet is, wat nog moet komen of net begonnen is. Net zoals die helpende gedachten uit het doosje op mijn bureau.
Neem bijvoorbeeld die tekst uit Johannes 3. Er wordt verteld dat Jezus naar Judea komt en daar gaat dopen. Je kan je afvragen waarom Jezus dat doet. Is dat echt nodig? Is hier niet sprake van concurrentie?
Dat is in ieder geval hoe de volgelingen van Johannes het ervaren. Ze gaan naar Johannes toe en leggen de kwestie aan hem voor. Ze zeggen: ‘leraar, die man die we eerder ontmoet hebben, waar u toen mee gesproken hebt, is terug. We horen dat hij nu ook aan het dopen is en dat er vele mensen naar hem toegaan.’
Ik begrijp deze volgelingen van Johannes wel. De massa loopt achter het nieuwste nieuwtje aan. De leraar die voor hen zo belangrijk is lijkt opeens niet meer mee te tellen. ‘Laat je dit zomaar gebeuren?’ lijken zij zich af te vragen.
Johannes de Doper zelf kijkt er anders naar. Hij heeft altijd van zichzelf gezegd dat hij NIET de Messias is. Dat kan hij niet zijn en wil hij ook helemaal niet zijn. Dat zegt hij ook tegen zijn leerlingen: ‘Jullie zijn mijn getuigen ik dat keer op keer gezegd heb dat ik niet de Messias ben’. Johannes ervaart Jezus helemaal niet als concurrentie. Jezus is zijn neef, maar bovenal zijn vriend. Hij weet dat het zijn taak is om de mensen voor te bereiden op de komst van Jezus. Zodra Jezus aan het werk gaat zal Johannes van het toneel verdwijnen.
Waar zijn leerlingen kijken naar de dag van vandaag, lukt het Johannes om verder te kijken. Hij ziet voor zich wat Jezus gaat doen. Hoe Jezus mensen zal vertellen over Gods visioen voor deze wereld. Hij voelt hoe Jezus Gods liefde heel dichtbij zal brengen voor mensen en weet hoe dat de levens van mensen zal veranderen. Johannes weet dat hij daaraan zijn eigen bijdrage heeft geleverd. Daar is hij tevreden mee. Daar kan hij zelfs blij om zijn. Johannes hoeft de bruidegom niet te zijn, het is hem genoeg dat hij de vriend is. Misschien wel de koppelaar die bruidegom en bruid, Jezus en de mensen die verlangen naar andere tijden, bij elkaar brengt.
Van dit alles is nog niet veel te zien. Jezus is nog maar net begonnen met rondreizen, maar Johannes kan het effect al voor zich zien. Met zijn antwoord nodigt hij zijn volgelingen uit om hetzelfde te zien: ‘Hij moet groter worden en ik kleiner’.
Het is misschien wel een van de grote uitdagingen van deze tijd. Te zien wat nog niet is. Want we leven met elkaar al ruim 9 maanden in een wereld die op slot zit. De zomer waarin we wat meer mochten lijkt heel lang geleden. Zeker nu de cijfers alleen maar weer oplopen en er vandaag weer op het Catshuis overlegd wordt. Gaat er een lockdown komen? Hoe gaat kerst er uitzien? Hele actuele en urgente vragen.
Een van de manieren om met deze situatie om te gaan is door per dag te leven. Niet te ver vooruit te plannen, juist omdat er zoveel onzekerheden zijn. Dat is een hele levenskunst, maar wel een die veel stress en spanning kan schelen. Tegelijk verlangen we ook met elkaar naar een beetje perspectief. Op een dag zal dit virus niet meer ons leven domineren, we kunnen het ons alleen bijna niet voorstellen. Het is te merken dat de maatschappij dat perspectief van de regering verwacht.
Maar wat kunnen wij, als gelovige, half-gelovige, twijfelende mensen, vanuit onze bronnen over de hoop op andere tijden zeggen?
Johannes de Doper moest zijn leerlingen voorgaan om te kunnen zien wat nog niet was. Hij zag hoe Jezus Immanuël was, God-met-ons. Jesaja met zijn hoopvolle teksten doet dat voor zijn eigen publiek. Hij spreekt met volle erkenning van de realiteit van zijn hoorders.
Het contrast tussen huidige realiteit en toekomstperspectief komt in Jesaja 65 heel sterk naar voren. Als er gesproken wordt over zuigelingen die lang zullen leven, dan is dat van belang omdat de realiteit van de lezers kennelijk is dat er veel zuigelingen sterven. Als er gezegd wordt dat de mensen zullen wonen in de huizen die ze zelf hebben gebouwd en zullen eten van het voedsel dat ze zelf hebben geplant, dan is dat van belang omdat het hun realiteit is dat zomaar alles je afgepakt kan worden. Steeds voel je het contrast tussen de huidige situatie en de toekomst die beloofd wordt.
Te midden van de weerbarstige, onzekere realiteit van het leven spreekt Jesaja namens God over een toekomst die ander zal zijn:
‘Zie Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde
Er zal alleen maar blijdschap zijn
Er zal geen gehuil of reden om te klagen meer zijn
Niemand doet kwaad
Er zal geen onheil meer zijn
Daar waar Ik aanwezig ben.’
Opvallend is daarbij de woordkeuze in vers 19 van deze tekst. Daarin zegt God zelf: ‘Dan zal ik juichen en mij verblijden.’ Het woord ‘dan’ springt eruit. In de sterke contrasten van de tekst mag je daaruit opmaken dat er voor God ook iets moet veranderen om die blijdschap en vreugde te kennen. In de situatie zoals ze nu is, huilt God met de wereld en haar mensen mee.
Jesaja bereikt zijn hoorders met hoopvolle beelden om je aan vast te houden en je aan op te trekken. Woorden die keer op keer van buitenaf tegen je gezegd moeten worden. Juist omdat ze misschien zó moeilijk te geloven zijn. Woorden om op kaartjes met je mee te dragen en af en toe voor je neer te zetten.
Daarom lezen we in de adventstijd juist vaak dit soort profetische teksten. Teksten die recht doen aan de situatie waarin mensen leven. Een onzekere wereld waarin je soms niet weet waar het heen gaat. Midden in die realiteit hebben deze teksten de kracht om ons even op te tillen en ons een glimp te doen opvangen van die andere tijd die op ons te wachten ligt.
Als we dan weer met beide voeten op de grond staan, dan is onze situatie misschien niet veranderd, maar er is in ons een klein vuurtje gaan branden. Het vuurtje van God die belooft: ik huil nu met je mee, maar ik zal een nieuwe tijd beginnen en heel voorzichtig is dat nu al begonnen. Die hoop kan genoeg zijn om niet op te geven en vol te houden.
Zien wat nog niet is
of sluimerend aanwezig is
Dat is niet makkelijk
Het is misschien zelfs gekkenwerk
Maar deze gekte doet ons dromen
Laat onze hoop ademen
Dat die nieuwe dag zal komen.
Niet te stoppen
Als de geboorte van een kind.
Daar zien wij verlangend naar uit.
Amen