Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

22 november 2020

Gemeente van Jezus Christus, lieve mensen,
Je hand
Het is een zo alledaags onderdeel van je lichaam
Dat je het meestal weinig aandacht geeft.
Tot je bedenkt wat je allemaal met je handen doet.
Hoeveel bewegingen een hand kan maken
En hoe complex de anatomie van je hand is, met alle botten, gewrichten, spieren en pezen.
De kunstenaar Auguste Rodin was een meester in het beeldhouwen van handen.
Hij heeft onder andere dit beeldhouwwerk uit marmer gemaakt
http://www.musee-rodin.fr/fr/collections/sculptures/la-main-de-dieu-ou-la-creation.
Levensecht, met spieren en pezen die die lijken te leven, ondanks dat het van steen is.
We zien een hand die uit het blok marmer tevoorschijn komt.
Die hand houdt twee mensfiguren vast, die op hun beurt weer tevoorschijn komen uit een ruw stuk marmer.
Het werk draagt de titel, la main de Dieu, de hand van God.
De hand van God die twee in elkaar verstrengelde mensen vasthoudt.
Hij maakt ze, als een kunstenaar, uit de klomp aarde die de hand omhoog houdt.
Het was dit kunstwerk dat de marinepredikant Arno Pötzsch inspireerde tot het schrijven van het lied dat net gezongen is door Han en Hanne. We gaan daarvoor even terug naar het begin van de Tweede Wereldoorlog. Arno Pötzsch is predikant in het leger en moet naar Parijs om een ter dood veroordeelde militair bij te staan. Hij is een fel tegenstander van het nazi-regime, maar ontkomt er niet aan zijn land te dienen. Dagelijks ziet hij de verwoestende realiteit van de oorlog. Hij begeleidt gedeserteerde militairen, probeert gewonden te troosten en gesneuvelde matrozen een waardige begrafenis te geven. Dag aan dag werkt hij in een omgeving waar woorden tekortschieten voor het verdriet dat mensen elkaar aandoen.
Terwijl hij in Parijs is, ziet hij dit beeldhouwwerk van Rodin, de hand van God. Anro Pötzsch ziet niet Gods scheppende hand, maar hij wordt geraakt door een andere beweging die hij in het beeld ziet. Hij ziet twee mensfiguren die uit de hemel komen vallen, misschien wel worstelend met elkaar. Een beeld voor wat hij die verwarrende oorlogstijd om zich heen ziet gebeuren. Hij is omringd door mensen die vallen en alle bodem onder hun bestaan kwijt lijken te zijn. Arno wordt diep geraakt door hoe die twee vallende figuren opgevangen worden door die krachtige hand van God.
Het brengt hem tot een eenvoudig, maar krachtig gedicht dat hij de titel ‘Unverloren’ meegeeft. Dat betekent zoiets als ‘niet zonder hoop’. Met het beeld van die vangend, dragende hand voor ogen, schrijft hij:
Je kunt niet dieper vallen
dan in Gods eigen hand
waarmee Hij ons barmhartig
omvat aan alle kant.
Eens komen alle paden
van lot en schuld, van dood
bijeen in zijn genade,
voorbij aan alle nood.
Door God zijn wij omgeven
zoals wij hier bestaan.
In Hem zullen wij leven
en tot zijn feest ingaan.
Er wordt niets glad gestreken in dit gedicht. Er is ruimte voor het leven in al zijn ruwheid. Het gaat over lot, over schuld en over de dood. Dat maakt het tot een herkenbaar en tijdloos lied. Want niet alleen Arno Pötzsch zag om zich heen hoe mensen kunnen lijden door de dingen die hen overkomen in het leven. Wij zien het zelf om ons heen of ervaren het in ons eigen leven.
We hoeven maar aan het coronavirus te denken om te zien hoeveel wonden deze crisis maakt. Bij hen die ziek zijn geworden, zijn opgeknapt of zijn overleden, bij de mensen die al maanden op hun tenen lopen of bij hen die financiële gevolgen voelen. Aan niemand zijn de afgelopen maanden onopgemerkt voorbij gegaan.
Misschien kijk je wel naar deze livestream omdat je stil wil staan bij iemand die je lief is, maar die er niet meer is. Wie weet heb je dit jaar afscheid moeten nemen van je partner, vader of moeder, opa of oma, vriend of vriendin, wordt zijn of haar naam later in deze dienst genoemd. Maar liefde trekt geen grenzen en verdriet ook niet. Dus ook de lege plaats die al langer in je leven is kan nog steeds pijn doen. Daar is niet altijd begrip voor, voor anderen gaat het leven door, maar juist bij een dienst als deze kan dat verdriet weer even in alle hevigheid gevoeld worden.
Voor al die mensen die het gevoel hebben te vallen, zonder te weten wanneer ze de bodem zullen bereiken, klinken die eerste woorden uit dit lied: ‘je kunt niet dieper vallen dan in de hand van God’.
Deze intieme belijdenis, geïnspireerd door dat beeld van Rodin, vormt de rode draad door de verschillende delen die we uit de Bijbel gelezen hebben. Stuk voor stuk zijn het teksten die spreken over Gods hand die betrouwbaar en dragend aanwezig is.
We hoorden hoe koning David, als hij zich in het nauw gedreven voelt door een onmogelijke keuze die hij moet maken, zich toevertrouwt aan de handen van God. Dat terwijl het God zelf is die in dit geval boos is op David. Toch durft hij te vertrouwen dat God niet eeuwig zal blijven zeuren over fouten die hij gemaakt heeft. Hij heeft al eerder ervaren dat hij ondanks een grote misstap, toch opnieuw mag beginnen met God. Daarom durft David te vallen in de handen van God. Die handen zullen hem opvangen en weer rechtop zetten.
We lazen een prachtig stukje uit het boek Wijsheid dat voor zichzelf spreekt: ‘We zijn in Gods hand, met alles wat we zeggen, met al ons inzicht en al onze kundigheid’.
En zo komen we uit bij Psalm 139. Een hele persoonlijke Psalm die regelmatig gelezen wordt tijdens uitvaarten. Een lied dat voor vele gelovigen in de loop van de tijd heeft gevoeld als hun eigen lied. Juist omdat het in de ik-vorm geschreven is: ‘Ene, Gij hebt mij doorgrond, Gij ként mij.’
Opnieuw komt daar tot drie keer toe de hand van God voor. Dan niet alleen als het gaat over het leven in het algemeen, maar juist als het gaat over de moeilijke tijden. Als je op de vlucht wil voor de wereld en voor God. Als het duister over je heen lijkt te vallen en er geen licht te bekennen is. Juist dan wordt er gesproken over Gods hand die je leidt en die je vasthoudt. Niet als de hand die je bij je kladden grijpt, maar als de hand die je opvangt en je helpt als je het zelf niet meer kan.
Nee, wij kunnen niet voorkomen dat we vallen. U, jij en ik leven met vallen en opstaan en dat doet pijn. Het leidt ertoe dat wij allemaal onze eigen littekens met ons meedragen. Maar al die stemmen die vandaag klinken, uit de Bijbel en de stemmen van hen die ons voorgingen in het geloof, vertellen over God die niet zijn handen van ons aftrekt op het moment dat wij vallen. Zelfs in de diepste duisternis durft God het aan om met ons mee te gaan. Dat heeft Hij ten diepste laten zien toen Hij mens werd en als een kwetsbaar kind geboren werd in een stal.
Dat vertrouwen zullen we niet altijd voelen. Misschien is het iets dat je van je opa of oma kent of van je vader of moeder, maar zelf niet zo beleeft. Dat je nu deze livestream kijkt laat merken hoe belangrijk deze personen voor je geweest zijn. Dat de liefde je nog steeds met hen verbindt.
Hier in deze kerk is dit de hoop die wij met elkaar brandend houden, als de kwetsbare vlam van de Paaskaars, de troost die wij elkaar kunnen toezingen en bidden als de woorden ons ontbreken: dat ergens onder onze soms vrije val, die hand van God is, klaar om ons op te vangen. Wij kunnen immers niet dieper vallen, dan in Gods eigen hand.
Wij zijn in Gods hand
In leven en in sterven
In tijd en eeuwigheid.
Amen