Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

De geschiedenis van de Gereformeerde kerk

ENKELE GEGEVENS BETREFFENDE
DE GEREFORMEERDE KERK TE WEESP
1861 – 2006

Christelijk Afgescheidene Gemeente (1861-1917)

De Afscheiding van 1834 heeft in Weesp aanvankelijk niet tot het oprichten van een zelfstandige gemeente geleid. Wie zich als (doop)lid van de hervormde gemeente ter plaatse tot deze beweging aangetrokken voelde, diende zijn heil elders te zoeken, met name in Amsterdam. Eén van de voormannen van de Afscheiding, de afgescheiden predikant H.P. Scholte, had daar in oktober 1835 een afgescheiden gemeente geïnstitueerd. Uit correspondentie met Scholte blijkt, dat er in 1840 personen uit Weesp lidmaat waren van genoemde gemeente en daar ook het Heilig Avondmaal vierden. Wie niet naar de hoofdstad of een andere plaats in de omtrek kon of wilde reizen, kon terecht in de gezelschappen die bij bepaalde personen aan huis werden gehouden. Volgens overlevering gebeurde dat bij de heer Haas aan de Nieuwstraat en bij bakker J. van Asselt in de Zandstraat. Eén van de gezelschapsbezoekers was J. Kuijper, wonend Middenstraat [thans] 78. Rond 1845 haalde deze een nog jonge man in huis, Woutherus Bekker, die, totdat hij zich in 1850 te Amsterdam vestigde, van Weesp uit als ‘oefenaar’ (vrij gevestigd voorganger) heel het land doorkruiste. Blijkens de eerste kasboeken was er in oktober 1855 in Weesp reeds een min of meer vaste groep ontstaan, die enkele keren per maand predikanten van elders – onder wie A.G. de Waal van Kockengen – liet voorgaan in samenkomsten.
Op 2 januari 1860 richtte de groep zich tot de Synodale Commissie van de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk met het verzoek voorlichting te geven over de wijze waarop men vrijstelling van belasting zou kunnen krijgen ‘voor een gebouw, dat eenige leden aldaar, die geene plaatselijke Gemeente uitmaken, tot godsdienstoefening ingericht hebben’. De commissie gaf de betrokkenen daarop te verstaan, dat ze slechts vrijstelling zouden krijgen als ze zich officieel als gemeente lieten erkennen. Het advies werd opgevolgd. Op 25 april 1861 vond de officiële oprichting plaats van de Christelijk Afgescheidene Gemeente te Weesp. Dit gebeurde in aanwezigheid van A.G. de Waal, op dat moment predikant van Loos-drecht, die als consulent optrad, en twee ouderlingen van Amsterdam. Tijdens de oprichtings-vergadering werden drie ambtsdragers gekozen: G.J. Overeem als ouderling, H.C. van Zutphen en D. Buter als diaken. Op 9 mei werd in aanwezigheid van ds N.H. Dosker van Almkerk een tweede ouderling verkozen: C. de Ronden. Laatstgenoemde werd 13 augustus tevens belast met het geven van catechisatie. Na een eerste, op formele gronden afgewezen, aanvraag, d.d. 18 september 1861, zond de viertallige kerkeraad op 12 oktober 1861 een nieuw verzoek naar Den Haag om koninklijke erkenning;  dit werd op 6 november van dat jaar ingewilligd. In de erkenning werd ook het adres van het al genoemde gebouw, dat toebehoorde aan Overeem, nauwkeurig opgegeven: het betrof de benedenverdieping van het perceel Nieuwstraat B 69 ‘voorheen genoemd Grobbe no. 321’; (thans: aan de Nieuwstraat ).
In januari 1865 trachtte de gemeente voor het eerst een beroep op een predikant uit te brengen. Na een aantal teleurstellingen werd op 15 februari 1872 ds H.W.J. van Baalen ‘beroepen’, die in 1871 om financiële redenen van de gemeente van Zeist was losgemaakt. Op 24 maart begon Van Baalen voor drie dagen per week zijn arbeid te Weesp. Voor hem werd een huis aangekocht, gelegen aan het Achter het Vosje. Pas toen Weesp financieel in staat was Van Baalen geheel te onderhouden, gaf de classis Amsterdam toestemming voor een officieel beroep; dit laatste werd 6 januari 1875 uitgebracht. Laatstgenoemd jaar werd tevens het aan Overeem toebehorende gebouw van deze aangekocht; aan De Ronden en M. van den Bergh werd opgedragen het pand tot kerkruimte te verbouwen.
Toen het bewuste pand te klein werd, werd op 29 december 1877 van de gemeente Weesp het pand Hoogstraat B 51 (‘ingerigt tot schoollocaal en woonhuis [van H.J. Hofland, hoofdonderwijzer aan de school voor kosteloos lager onderwijs voor minvermogenden] met verdere getimmerte en tuin’) aangekocht, dat vervolgens werd omgebouwd tot kerkruimte. De oude kerkruimte werd in 1878 terugverkocht aan Overeem. Voorjaar 1894 werd besloten de tweede kerkruimte te vervangen door in een in de diepte met 7,5 M. vergrote, vrijwel geheel nieuw te bouwen kerk. Totdat dit kerkgebouw op 2 september 1894 in gebruik werd genomen, kerkte men weer in het gebouw van Overeem.

Nederduitsche Gereformeerde Kerk

De in 1886 aangevangen Doleantiebeweging van A. Kuyper c.s. bracht ook in Weesp leden van de Hervormde gemeente in beweging. Op advies van de dolerende predikant B. van Schelven uit Amsterdam begon men in 1887 oefeningen te houden waarin diverse geestverwante predikanten voorgingen. Toch verliep de zaak, waarschijnlijk mede omdat de hervormde gemeente ter plaatse, inclusief de beide predikanten, orthodox was en eigenlijk qua geloofsopvatting niet veel van de Dolerenden verschilde . Dankzij contacten tussen Weespers en de in 1887 gestichte Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Bussum werden de samenkomsten in 1889 hervat. Half juli 1890 werd daarvoor een zaaltje gehuurd. Op 8 september 1890 werd onder leiding van Van Schelven een publieke vergadering gehouden waarin werd besloten de hervormde kerkeraad ter plaatse te benaderen met de vraag of hij wilde besluiten de kerk van Weesp ‘vrij te maken van de overheersching der Synodale hierarchie’. Dit laatste valt af te leiden uit de brief die A. Vree, C. Kuyper en P. Ridder op 14 september 1890 aan genoemde kerkeraad verzonden. Na een afwijzend antwoord van de raad deed het drietal een uitnodiging uitgaan voor een vergadering op 18 december 1890 in een lokaal in de Jan Gortersteeg, die opnieuw geleid zou worden door Van Schelven. Deze was door de classis Amsterdam ‘der reeds tot reformatie gekomen kerken’ aangewezen als consulent. Daar zou besloten moeten worden over ‘het instellen van een nieuwen kerkeraad in onze [hervormde!] kerk’. Of deze vergadering inderdaad is gehouden en wat er besloten werd, blijft vanwege gebrek aan gegevens onduidelijk. Zeker is dat daarna nog enkele maanden volgden waarin ‘vele moeielijkheden en bezwaren’ overwonnen dienden te worden. Dientengevolge kon Van Schelven pas op 7 mei 1891 ambtdragers bevestigen. Direct aansluitend werd een kerkeraadsvergadering gehouden, waarin het juk van het Algemeen Reglement van 1816/1852 werd afgeworpen. Daarmee was tevens de Nederduitsche Gereformeerde Kerk gesticht. Men kerkte in een gebouw dat gelegen was aan de Nieuwstad; omdat de ruimte te klein was voor een afzonderlijke consistorie, vergaderde de kerkeraad bij één van de leden thuis. Toen de eigenaar van het pand begin 1894 de huur opzegde, werd een pakhuis gelegen aan de Middenstraat, Noordhoek Claes Dellsteeg (thans: Middenstraat 119) aangekocht, dat na verbouwing op 29 april 1894 in gebruik werd genomen. Na enkele vergeefse pogingen, slaagde men er in juli 1900 in een eigen predikant beroepen: W. Goedhuijs te Oostburg, die op 11 november van dat jaar intrede deed.

Gereformeerde Kerk

Toen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken zich 16 juni 1892 op landelijk niveau verenigden tot de Gereformeerde Kerken in Nederland, werd afgesproken dat de plaatselijke kerken dit voorbeeld in eigen tempo zouden volgen. Tot aan het moment dat ook een locale vereniging zou plaatsvinden, zou de oudste kerk ter plaatse aangeduid worden als Gereformeerde Kerk A en de jongere als Gereformeerde Kerk B. Hoewel gereformeerd Weesp bepaald niet voorop liep bij het nu volgende proces van locale verenigingen, betekende dit niet dat er geen contact was tussen A en B. Reeds in 1891 werd overlegd over samenwerking bij de weekdiensten; de uitvoering daarvan stuitte echter op verzet bij een deel van de dolerenden.
Uit het uit 1908 daterende reglement van de jongelingvereniging blijkt, dat deze vereniging met beide kerken contact onderhield. Dat A en B er vrij lang over deden om zich te verenigen, hing waarschijnlijk mede samen met het feit dat beiden kerken een eigen predikant hadden. Pas nadat ds Goedhuijs in november 1916 naar Jutrijp-Hommerts was vertrokken, was er geen reden meer om de vereniging uit te stellen. In januari 1917 zonden de beide kerkeraden gezamenlijk een uitvoerig Ontwerp van een besluit voor de plaatselijke ineensmelting van de Gereformeerde Kerk te Weesp A en B naar hun leden. Nadat men in februari tot ineensmelting had besloten, werd op 25 februari de eerste gezamenlijke dienst gehouden in het gebouw aan de Hoogstraat. Na de ineensmelting werd de gemeente in vier wijken ingedeeld, die respectievelijk ongeveer 43, 52, 42 en 45 gezinnen telden.
Totdat het kerkgebouw aan de Hoogstraat in 1918 nogmaals vergroot was, kerkte men voorlopig nog in de twee eigen gebouwen. Al spoedig bleek evenwel dat in feite totale nieuwbouw nodig was. Met het oog daarop werd in 1921 een bouwcommissie in het leven geroepen. Nadat in 1927 definitief was besloten een nieuwe kerk te bouwen op de plaats van de bestaande kerk aan de Hoogstraat, kon men in september van dat jaar een huis met grond aan de Middenstraat kopen, dat direct achter de tuin van de bestaande pastorie aan de Hoogstraat grensde. In november 1927 werd besloten Egb. Reitsma te Groningen als architect te nemen.  Tijdens de bouwperiode, die 26 februari 1928 aanving, kwam de gemeente samen in de grote zaal van hotel ‘De Roskam’ aan het Buitenveer. De feestelijke ingebruikneming van het nieuwe gebouw vond plaats op 25 april 1929. Het orgel werd gebouwd door de fa. Valckx & Van Kouteren & Co. te Rotterdam. In 1968 werd het kerkgebouw gedeeltelijk door brand verwoest; de aangebouwde lokalen en dito pastorie bleven gespaard. Besloten werd tot een minder kostbare herbouw, waarbij de oorspronkelijke parabolische overkapping van de kerkzaal vervangen werd door een vlakke kapconstructie. De feestelijke heropening vond plaats op 22 december 1969. Omdat op grond van sociologisch onderzoek aangenomen werd dat de Gereformeerde Kerk voorlopig zou groeien, werd in besloten een tweede kerkgebouw te vestigen in het nieuwste uitbreidingsgebied. Op 29 oktober 1970 werd het Kerkcentrum ‘Hogewey’, Waarschapsstraat 3, in gebruik genomen. Nadat in de jaren tachtig duidelijk werd dat twee kerkgebouwen teveel van het goede was, werd in 1988 besloten het kerkgebouw aan de Hoogstraat inclusief de pastorie te verkopen, met uitzondering van de grote zaal aan de achterzijde, die ook vanuit de Middenstraat toegankelijk was. De bewuste zaal is als ‘BIOS-gebouw’ thans in gebruik voor jeugdwerk.
Nadat reeds eerder samensprekingen hadden plaatsgevonden tussen vertegenwoor-digers van de Evangelisch Lutherse gemeente Weesp en de Gereformeerde Kerk te Weesp, spraken de kerkeraden van de genoemde gemeente en kerk op zondag 6 september 1998 samen met de kerkeraad van de Hervormde gemeente te Weesp en Driemond officieel de intentie uit om tot een federatie te komen en werd het besluit genomen tot instelling van een samenwerkingscommissie. Op voorstel van genoemde commissie werd later besloten te streven naar een fusie. Op donderdag 28 oktober 2004 namen de drie kerkeraden het besluit dat men in de toekomst slechts op één plaats, namelijk de Grote of Laurenskerk, zou bijeen-komen. Op zondag 14 mei 2006 werd de akte van fusie tussen de genoemde gemeenten en kerk getekend en ging de Gereformeerde Kerk te Weesp op in de Protestantse gemeente te Weesp en Driemond. Zondag 19 november 2006 vond de laatste officiële dienst in het kerkcentrum ‘Hogewey’ plaats. Op 30 november 2006 nam het college van kerkrentmeesters van de protestantse gemeente het besluit het kerkcentrum ‘Hogewey’ met de belendende woning te verkopen aan J.M. Putter Beheer BV te Uitgeest.

Belangrijkste geraadpleegde literatuur

Joh. de Haas, Gedenkt uw voorgangers, 5 dln, Haarlem 1984-1989.
Handelingen en verslagen van de algemene synoden van de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk (1836-1869), Houten/Utrecht 1984.
De Heraut 17 mei 1891.
J.N. Nammensma e.a., 100 Jaar Gereformeerde Kerk in Weesp: 1861 – 25 april – 1961.
C. Smits, De Afscheiding van 1834 V (Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte), Dordrecht 1982.
Herdenkingsboekje 125 jaar Gereformeerde Kerk Weesp 1981-1986.

Kerkbladen

Ons kerkblad. Officiëel [juni 1934: Officieel] orgaan der [juni 1932: van de] Gereformeerde Kerk te Weesp. Maandblad; juni 1928 – nov. 1941
Rondom Onze Kerk. Kerkblad van de Gereformeerde Kerk te/van Weesp 1.1 (23 aug. 1952) – 47.23 (18 december 1999).

Predikantenlijst

Christelijke Afgescheiden (1869: Gereformeerde) Gemeente 1861; 1892-1917: Gereformeerde Kerk A.
H.W.J. van Baalen, losgemaakt van Zeist  1872/75  – 1877 naar Gent (B.)
R. Goris, em. Maassluis      1877/79 – 1886 emeritaat
J.P. Tazelaar, kandidaat      1886 – vereniging A-B

Nederduitsche Gereformeerde Kerk 1891; 1892-1917: Gereformeerde Kerk B.
W. Goedhuijs, Oostburg      1900 – 1916 naar Jutrijp-Hommerts

Gereformeerde Kerk 1917
J.P. Tazelaar vereniging A-B – 1927 emeritaat
W.A. Wiersinga, Wormer 1927 – 1932 naar Loosduinen
D. Ringnalda jr, Middelburg 1933 – 1940 naar Drachten
W.G. Harrenstein, em. (veldprediker a.d.) 1941 – 1949 emeritaat
R. Groeneboer, Wirdum 1949 – 1955 naar Acton, Ontario (CRC)
W.G. Scheeres, Eefde-Gorsel 1955 – 1961 naar Gorinchem
J.N. Nammensma, Roodeschool 1960 – 1965 naar Schiedam
W. van der Zwan, Nieuwe Pekela 1961 – 1966 naar Rotterdam-Kralingen
L. Herlaar, Rockanje 1967 – 1971 Heemstede (geest. verz.)
M. Hiensch, Nieuwkoop-Woerdense Verlaat 1967 – 1972 naar Barendrecht
M.P. van der Kruk, Oudega-Idzega 1973 – 1978 naar Leeuwarden
C.W. Thijs, Zuidwolde 1979 – 1984 emeritaat
D. Pruiksma, Lichtenvoorde 1984 – fusie
J.F. Abma, kandidaat 1986 – 1989  naar Heer Hugowaard (geest. verz.)
M.Th. van der Sijs, kandidaat 1990 – 1998  naar Hoorn

Hulpdiensten
Kand. G.J. Kamp 1939 – 1940
Kand. B. Richters 1941 – 1942
Kand. E. Pijlman 1942
Kand. J.F.H. van den Bom 1943
Kand. W. Baas 1943
Kand. H. Windig 1943 – 1944
Kand. G. Rienks 1944 – 1945
Kand. J.A. van Netten 1946 – 1947
Em. L.P. Krijger 1952 – 1953
Dhr T. Oosterhuis 1973 – 1975
Kand. E. van der Woude 1976 – 1978
Em. C.P.T. Rijper 1984 – 1989