Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

De geschiedenis van de Hervormde kerk

Onderaan de pagina staat een opengewerkte tekening van de toren van de kerk. Met dank aan: Frank van der Horst.

Enkele historische gegevens over de Grote of St. Laurenskerk te Weesp

Uit een brochure in 2002 door het toenmalige college van kerkvoogden opgesteld, en gebaseerd op gegevens vertrekt door de heren G. Lindeboom en C. Taanman

Geschiedenis

Het kerkgebouw, zoals wij het kennen, is ondanks zijn respectabele leeftijd niet het oudste en het eerste gebouw in Weesp aan de eredienst gewijd.
Vermoedelijk heeft in de Aetsveldse polder, aan de zuidkant van de stad, een door Bonifatius gestichte kapel gestaan.
In de jaren 1000 tot 1200 na Christus werd een kleine kerk gebouwd op de piaats van de tegenwoordige kerk. De eerste drie geledingen van de Romaanse toren zijn nog van die tijd.
Met de bouw van een eenbeukige Gotische kruiskerk , met dwarsschip en koor werd in 1429 begonnen. Omdat de kerk hoger werd, moest ook de toren met twee geledingen worden verhoogd. De éénbeukige kerk kreeg door het langsschip met dwarsschip en koor een basilicale plattegrond: het Latijnse kruis, in die tijd een zeer geliefde vorm van kerkbouw.

Deze kruiskerk bood waarschijnlijk na verloop van tijd niet voldoende ruimte, zodat aan het bestaande langsschip aan weerszijden een zijbeuk werd gebouwd, waarin tevens het dwarsschip werd opgenomen. Hierdoor verdwenen de muren van het langsschip en twee rijen pilaren kwamen hiervoor in de plaats.
Vele parochianen maakten de bouw financieel mogelijk, voor zover zij niet, eigenhandig met de bouw bezig waren. Zo lezen wij dat Lijsbeth Claes van Ansendr de helft van het land achter de stadsgracht naliet “ter tymmerinck onser kerck”.
Na drie en dertig jaren bouwen werd de kerk op 26 augustus 1462 gewijd en kreeg de naam van de martelaar Laurentius. Het gebouw heet dus Laurentiuskerk, of St. Laurentiuskerk, maar men kan ook de Nederlandse vertaling kiezen: Laurens- of Lourenskerk. Aan de laatste benaming geven wij de voorkeur, vooral ook omdat deze in het verleden werd gebruikt.
Na de kerkwijding werd het koor verhoogd en nog later werd het middenschip op dezelfde hoogte gebracht en werd daardoor “lichtbeuk”, omdat het van lichtvensters werd voorzien

Omstreeks 1582 deed de reformatie haar intrede. Het gebouw werd voor de protestantse eredienst ingericht : altaren en beelden verdwenen, muurschilderingen werden weggepleisterd en de kansel kreeg een centrale plaats.
Er wordt weleens verondersteld dat de kerk voordien een (bescheiden) beeldenstorm heeft ondergaan, maar hiervan zijn geen bewijzen te vinden.

Bij besluit van 8 mei 1799 werd het r.k. kerkbestuur een bedrag van f. 8.116,25 aangeboden, waarmee het gebouw officieel als gekocht werd beschouwd.
Tot in het midden van de 19e eeuw waren er naar verhouding maar weinig banken in de kerk. De banken waren voor de notabe¬len en kerkeraadsleden; het gewone kerkvolk, met name het vrouwelijk deel daarvan, moest ergens in het ruim een plaats zien te vinden, vaak op zelf meegebrachte stoelen. Enkele van de laat 16e eeuwse banken ziet u geplaatst tegen de noordmuur van de kerk.
In 1854 werden vaste banken aangebracht. Zij stonden in een soort kuipvorm opgesteld en waren naar de kansel gericht. Deze banken werden tijdens de laatste kerkrestauratie door de tegen¬woordige stoelen vervangen.
Gedurende zijn bestaan zijn in, aan en op het kerkgebouw vele malen herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Sommige van deze werkzaamheden hadden de allure van restauraties, zoals van 1730 tot 1734 en in 1836. De laatste ingrijpende restauratie vond plaats in de periode van 1969 tot 1978.

De kerk in maten

De toren, zoals zovele oude torens eigendom van de burgelijke gemeente, is 40 meter hoog.
Het kerkgebouw is inwendig 58 meter lang en 22 meter hoog.
De hoogte uitwendig is 31 meter.
De breedte van de drie beuken – inwendig – is 21 meter.

De kerk in zuilen

Het kerkinterieur wordt in het bijzonder bepaald door de rijen zuilen of pilaren. De lichtbeuk wordt gedragen door tweemaal zeven vrijstaande zuilen; daarbij nog vier halfzuilen (zuilen die niet vrijstaand zijn). Twee halfzuilen staan op de hoeken van de aansluiting van het koor en de kerkruimte. De beide andere halfzuilen bevinden zich links en rechts aan de kerkmuur, waar¬tegen het orgel is gebouwd. Deze beide halfiuilen zijn in tegenstelling tot de overige (die van zandsteen zijn) in heel fijn metselwerk uitgevoerd. De zuilen waren allemaaf gepleisterd, tot er na de restauratie van de secco’s van twee zuilen is besloten om bij de restauratie van de volgende zuilen de kalklaag weg te laten.

Het orgel

Het huidige orgel heeft twee voorgangers gehad. Het eerste heeft voor de reformatie tot 1592 dienst gedaan. In dat jaar bouwde Pieter Janszoon de Swart uit Utrecht een nieuw orgel, dat tot 1822 de gemeentezang begeleidde, maar toen was het dan ook versleten. De kerkmeesters namen het besluit de gebroeders Bätz, eveneens uit Utrecht, op te dragen een nieuw orgel te bouwen. Dit geschiedde en het instrument werd geleverd voor het bedrag van f.19.439.95.
Op zondag 12 oktober 1823 werd het orgel feestelijk in gebruik genomen: “Het orgel, voltooid zijnde, werd de dag der plechtige inwijding van hetzelve bepaald op zondag de 12 october 1823.
Aan de Weleerwaarde Heer Jacob van Bleijenburgh, oudste Leraar der Gemeente, werd verzocht de feestrede uit te spreken, terwijl de fungerende leden van de Evangelisch Lutherse gemeente hier ter stede uitgenodigd werden de feestviering bij te wonen. Eene aan¬zienlijke menigte van hoorders, zo uit de stad als van elders, was samengevloeid. De Leraar Jacob van Bleijenburgh betrad des voormiddags ten negen uren de predikstoel en hield een doelmatige en algemeen goedgekeurde leerrede, ten onderwerp nemende Psalm 98 vers 4-7a, welke door Psalmen, Gezangen en orgelmuziek afgewisseld is geworden, wordende het orgel bespeeld door de heren Lingius en van der Eezen, organisten binnen deze stad.
Des namiddags deden de heren Boerse en Brachthuizen onder de toevloed van een aanzienijke menigte, de kracht en welluidendheid van het speeltuig horen door het uitvoeren van een ouverture, koraal, gevarieerd gezang 40, de morgenstond, fluitconcert, bataille, sledevaart en finale. En zo eindigde dit feest, tot genoegen der Gemeente en van alle aanwezigen, bij welke gelegenheid de wenselijkste orde geheerst had” .
In de loop der jaren zijn meer en minder ingrijpende herstel¬werkzaamheden en restauraties aan het orgel verricht, o.a. in 1891. De laatste restauratie door de firma Blank te Herwijnen viel samen met de restauratie van het kerkgebouw.
Hier volgt een beschrijving van het orgel:

De voorname kas in Empiredetaillering is verdeeld over Hoofdwerk en Rugpositief. De beide manualen hebben een omvang van C tot f”’
Het pedaal is aangehangen en heeft een omvang van C tot d’. De dispositie luidt als volgt:

Hoofdwerk:
Prestant  16′ Afsluiter op beide manualen
Bourdon  16′ Tremulant op beide manualen
Prestant  8′ Klavierkoppel (gehalveerd in bas en discant).
Roerfluit  8′
Octaaf  4′
Gedekt fluit 4′
Octaaf 2′
Quint 3′
Mixtuur 4′, 6′, en 8′ sterk, gehalveerd in bas en discant
SexquiaIter 3′ sterk (discant)
Cornet  5′ sterk (discant)
Trompet  8′ gehalveerd in bas en discant
Voxhumana 8′ gehalveerd in bas en discant

Rug positief:
Prestant 8′
Holpijp 8′
Octaaf 4′
Roerfluit 4′
Gemshoorn 2′
Flageolet 1′
Mixtuur  3′, 4, 5 en 6 sterk
Quint  1,5′
Sexquialter 2′ sterk (discant)
Fagot 8′

Nog een enkele bijzonderheid: Bij de laatste restauratie is de door Bätz-Witte in 1851 geplaatste Viola di Gamba op het rugwerk vervangen door een Quint 1,5′.
Tevens zijn de oorspronkelijke bakstukken van de klavierbak, die door de fa. Sanders in 1937 waren vervangen, opnieuw geplaatst.

Boven op het orgelfront staan twee engelen. De engel links heeft een palmtak in de hand als symbool van de vrede; de andere engel heeft niet een krans maar een slang vast, die zichzelf in de staart bijt als symbool van de eeuwigheid.
Het orgel wordt gedragen door zes houten gemarmerde pilaren. In de natuurstenen voeten staan de namen gebeiteld van de zonen van beide predikanten en van vier notabelen in de gemeente ………..van 1823 uiteraard. informatie over het orgel vindt u op http://www.xs4all.nl/~twomusic/orgel/orgel.html

Het koorhek
Vóór het koor staat een fraai koperen koorhek. Het vertoont veel overeenkomst met het koorhek van de Utrechtse Jacobikerk. De maker daarvan was Jan van den Eijnde uit Mechelen, zodat algemeen wordt aangenomen dat ook hij de meester is van het Weesper koorhek, dat vermoedelijk omstreeks 1525 geplaatst is.
Het hek werd aangebracht tussen beide hoekpilaren van het koor, zodat op elk dezer pilaren de helft van een wijkruis verwijderd moest worden. Tijdens de.restauratie is het koorhek wat verder het koor ingezet, zodat de halve wijkruisen nu goed zichtbaar zijn.
In het open gedeelte van het koorhek bevinden zich het “Tiengeboden bord” en het “Credobord” uit de 17e eeuw. Voor de reformatie hebben op deze plaatsen vermoedelijk beelden gestaan. Men spreekt van de heiligen Laurentius en Magdalena.

Het koor
Voor de reformatie speelden zich in het koor de voormaamste kerkelijke handelingen af.
Daarna heeft men in de kerk van Weesp nooit meer goed geweten wat men met deze niet-reformatorische kerkruimte moest aanvangen. Tot midden vorige eeuw was het ……. de excercitieplaats van de schutterij. Later werd het koor gebruikt ats opslagplaats van allerlei afgedankt meubilair, onzicht¬baar achter een hoog gordijn, dat in 1871 werd aangebracht ter “vermijding van de tocht”.
Na de restauratie werd het koor ingericht als “trouwkerk”, maar het wordt als zodanig nauwelijks gebruikt, omdat de bruidsparen de voorkeur geven aan “de” kerk.

Gedurende eeuwen (tot 1830) is in de kerk begraven; in het koor werden de stoffelijke overschotten van kerkelijke- en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders ter aarde besteld.
Zo bevindt zich in het koor de grafkelder van de familie Yselsteyn, die in de 15e en 16e eeuw het slot “Ten Bosch” bij Uitermeer bewoonde. Nazaten van deze familie waren aan de Oranjes geparenteerd. Na de reformatie werden predikanten, die te Weesp overleden waren, in het koor begraven. Maar ook vinden we er de grafkelder van de bekende Weesper patriciersfamilie van Hugenoten-afkomst : d’Arrest.

Opvallend in het koormeubilair is een gestoelte dat iets van een preekstoel heeft en ook wel als zodanig werd gebruikt. Het deed vroeger dienst bij promoties in de “Latijnse” school. Het gebouw, waar deze school was gevestigd, wordt nu gebruikt als verenigingsgebouw van de Hervormde gemeente.

Boven op dit gestoelte bevindt zich de klankbord-bekroning van de oude kansel, die in 1862 werd verkocht.
Op het gestoelte heeft de koperen voorlezerslezenaar een plaats gekregen, die voor de restauratie op het doophek voor de kansel in de kerk was aangebracht. Hiervoor staat een laat-gotische tafel uit 1475.
In het koor staan nog enkele banken, welke dateren uit de tijd dat er vierkante meters kerkvloer gehuurd konden worden, waarop door de huurder deze “particulieren” zitbanken geplaatst worden. De banken moesten verplaatsbaar blijven in verband met het begraven in de kerk.

De kansel

Wij erkennen dat de preekstoel geen zeer waardevol element in het kerkgebouw is, als we tenminste letten op de antieke of arti¬stieke waarde. Volgens de voorlopige monumentenlijst is deze kansel uit het laatste kwart van de 16e eeuw, maar hij kan niet eerder clan in 1863 geplaatst zijn, want in 1862 werd de vorige preekstoel, die in 1611 door Marten Claesz. was vervaardigd, ver¬kocht. Waarschijnlijk was dit meubelstuk niet al te best meer, want reeds in 1766 legateerde iemand f.100,– voor een “nieuwe¬predikstoel”. Zoals gezegd, siert nu de bekroning van de oude preekstoel de kleine “kansel” in het het koor.

Ander kerkmeubilair

Achter de preekstoel staat een grote kleerkist, een geschenk van een gemeentelid. De oude naam van zo’n 17e kleerkist is “Dressoor” (niet te verwarren met “dressoir”).

In de zuid-westhoek van de kerk ziet u een werktuig met behulp waarvan tot 1830 werd begraven. Het werd gebruikt om de graf¬zerken te lichten, vandaar de naam “zerkenlichter” voor dit instru-ment, dat van 1662 is.

De koperen lichtkronen in de kerk zijn bepaald nog niet oud. Zij dateren namelijk van 1926 en zijn gegoten naar het model van de kronen die vbor het bombardement van Rotterdam in de
St. Lourenskerk aldaar hingen.
De 17e eeuwse kaarsenkronen waren reeds in 1849 verkocht en vervangen door olielampen, die reeds in 1862 plaats moesten maken voor een gasverlichting.

Muur- en pilaarschilderingen

Na de restauratie zijn enkele muur- en pilaarschilderingen voor de dag gekomen, uiteraard uit de voorreformatorische tijd van het kerkgebouw. Over de wijkruisen naast het koorhek hebben we het al gehad. Een fraai exemplaar van het wijkruis is te zien op de pilaar naast de kansel.
Schuin tegenover de preekstoel ziet u beschilderde pilaren. Op de middelste komt de afbeelding van een bisschop voor, maar welke bisschop werd bedoeld is onbekend. Evenzeer tasten wij in het duister omtrent de voorstelling van de andere persoon. Sommigen houden hem voor St. Laurentius, maar zekerheid hierover bestaat niet
Boven de bogen aan de bovenzijde van de pilaren zijn ook gekleurde ornamenten te zien.

Rouwborden
In de 17e en 18e eeuw hadden voorname families nog al eens de gewoonte de nagedachtenis aan hun overleden verwanten zichtbaar te maken door middel van zogenaamde rouwborden. Sommige kerkgebouwen in ons land hangen er vol van. In de grote kerk van Weesp hangen er vier; ze zijn helaas niet meer in de heraldische kleuren geschilderd.

1. Het rouwbord boven de ingang aan de Kerkstraat is ter nagedachtenis aan Mr. Jacob Jacobsz. Hinlopen, gedoopt te Amsterdam in de Nieuwe Kerk op 22 maart 1644 en te Amsterdam overleden op 14 maart 1705 (op het bord staat ten onrechte “DE XII MAERT” vermeld). Jacob Hinlopen was van 1680 tot 1705 Raad van Amsterdam, in 1694 burgemeester, in 1695 bewindhebber van de Oost- Indische Compagnie en tot 1694 commissaris van het Zandpad op Muiden en Naarden, daarna van het Weesper Zandpad. Hinlopen was ge¬huwd met Debora Popta.

2.  In het koor, aan het grote muurvlak aan de zijde van de consistoriekamer, hangt het tweede rouw- of gedachtenisbord en wel van mevrouw Schouten, gehuwd met de heer van Meeckeren. Mevrauw Schouten overleed op 29 juli 1746. Het ovale wapen is omgeven door een zogenaamd liefdekoord. De vier kleine schilden om het hoofdwapen heen zijn van de families Schouten, Dell, Leeuw en Backer.

3. Aan de noordwand van de kerk hangen twee rouwborden. Het linker bord is vermoedelijk ter nagedachtenis aan Cornefia van der Pol, gehuwd geweest met Jacob Meeuwsen. Zij was geboren te Leiden en overleed te Weesp op 20 oktober 1664.

4. Het rechtse bord aan de noordwand is ter nagedachtenis aan Claes Claesz. Dell, geboren te Weesp op 18 november 1622 en overleden aldaar op 10 februari 1688. Claes Dell was burge-meester van Weesp in de jaren 1651 en 1655.

Nevenruimten

Behalve de drie ingangsportalen met de voormalige kosters¬woning (gebouwd in 1634), waar thans de garderobe en de toiletruimte zijn ondergebracht, heeft de kerk twee nevenruimten, die enige aandacht verdienen.
Bezienswaardig is vooral de ingangspartij tot de consistorie- of kerkeraadskamer. Deuren en kamer Zijn uit de jaren 1755-1756. Boven de deuren de bekende afbeelding van de pelikaan, die haar jongen met haar bloed voedt.
De andere kamer is de kerkmeesterskamer ; de houten deur in het koor geeft toegang tot deze kamer.
Beide kamers hebben fraaie schoorstenen.
En tenslotte…..
De Weesper Laurenskerk is een monument. Wij zijn daar trots op en wij zijn daar dankbaar voor, hoewel het ons ook een grote verantwoordelijkheid geeft.
Maar onze kerk is meer dan een monument, dat alleen maar herinnert aan de gelovigen uit vroeger eeuwen. Het kerkgebouw is nog steeds het levende centrum van de Hervormde gemeente van Weesp. Zijn geschiedenis is dus niet stil blijven staan bij een eeuw of tientallen jaren geleden. De geschiedenis wordt ook nu nog geschreven.