Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

14 januari 2018

Vandaag krijgen we te horen, dat het leven een feest is. Tenminste, dat is de bedoeling. Het eerste optreden van Jezus vindt plaats op een feestje, of nou, liever gezegd: een groot feest, een bruiloft. En dat is heel typerend: als twee mensen elkaar trouw beloven, een verbond met elkaar willen sluiten, dan is Jezus daar bij. Dan is het feest. Want zó zijn mensen gemaakt, voor elkaar. Mensen zijn voor elkaar geschapen om voor elkaar medemens te zijn, broer, zus, vriend, vriendin, man en vrouw, buren en medegelovigen, dorpsgenoten , ouders en kinderen, en noem maar op. Daar zijn mensen op aangelegd, daar zijn ze voor bestemd.
Waarom? Omdat ze lijken op God, ze mogen beeld van God zijn, mensen mogen lijken op hun hemelse vader. En voor Joodse toehoorders is het volk Israël de bruid van God, daar denken ze direct aan als ze horen vertellen over een bruiloft. Want hoe vaak hebben de profeten niet het verbond tussen twee mensen vergeleken met het verbond tussen God en zijn volk. Want die God van Israël is een God, die een hartstochtelijke relatie aangaat met menselijke wezens, die begaan is met zijn schepselen, die hart voor hen heeft en hen trouw is, door alles heen. En die zo hèt model is voor onze menselijke relaties. En ook de relatie van Jezus met zijn volgelingen, met de kerk, wordt vaak vergeleken met de relatie tussen bruid en bruidegom. Dus: natuurlijk vindt Jezus’eerste optreden hier in het evangelie van Johannes plaats op een bruiloft. Daar, waar onderlinge liefde en trouw gevierd worden, daar is het feest, uitbundig feest zelfs. En het leven hóórt ook een feest te zijn, dat zal vandaag ook nog wel blijken.
Maar …….. misschien verbeeld ik het me, maar ik dacht toch hier en daar wat wenkbrauwen te zien fronsen, toen ik zei : Het leven hoort een feest te zijn. En ik weet natuurlijk niet, wat u nu denkt, maar ik zou me twee dingen kunnen voorstellen: het eerste is, dat velen van ons toch niet met dat idee zijn grootgebracht, dat we eigenlijk op aarde zijn om te feesten. Velen van ons zijn daar juist tegen gewaarschuwd, tegen al dat frivole gedoe, een echte christen was toch echt geen fuifnummer, integendeel, de loodzware ernst des levens moest toch vaak wel van hem afstralen.
Bij een tante van mij hing vroeger die bekende plaat van de brede en de smalle weg. De brede weg liep uit op een heleboel vlammen, op het verderf dus, maar alle feestelijkheid speelde zich langs die brede weg af. En in een hoekje van de plaat liep ook de smalle weg, een smal bergpad dat uitliep op het hemels Jeruzalem. En op die smalle weg was geen feest te bekennen. Het enige dat daar nog een beetje leuk was, was de zondagschool, en ook dat was toch eigenlijk een serieuze zaak. Door zo’n plaat krijg je het idee dat alles wat leuk was niet mocht en alles wat moest niet leuk was.
En zo lag vroeger toch vaak de nadruk op de zondigheid en ellendigheid van de mens, en was er zo bezien geen enkele reden tot vreugde. En bij velen is toen het vermogen om echt blij en vrolijk te zijn, laat staan het vermogen om te genieten, voorgoed gefnuikt. Met alle trieste gevolgen van dien. Het leven was een tranendal en er was echt geen reden tot vreugde. En de mens deugde niet, kort en goed, en dat moest je goed beseffen.
Maar dat brengt me dan ook meteen bij een tweede bedenking: want is dat dan niet waar? Als je eerlijk kijkt, is het leven toch meestal helemaal niet zo feestelijk? Als je de krant leest en het journaal bekijkt, raak je nou niet direct in een feestelijke stemming, en al te veel illusies over de goedheid van de mens hoef je toch ook niet te koesteren. En zo’n huwelijk? Hoeveel huwelijken lopen er tegenwoordig niet op de klippen? Is er eigenlijk wel echt reden om feest te vieren? Ook daarover gaat het verhaal van vandaag. Want de bijbel danst heus niet oppervlakkig over het negatieve heen. De bijbel weet daar alles van, en Jezus helemaal. Want daarvoor kwam hij juist. Jezus weet er van, en hij weet er weg mee.
De wijn is op: het zal je overkomen …. Je zult dat maar moeten zeggen op het hoogtepunt, of zelfs vóór het hoogtepunt van het feest: ik heb niet meer, het is op ……….. De schande, de schaamte, de afgang……. ’t zal ons op een bruiloft niet zo gauw gebeuren, zeker niet op de bruiloftsfeesten van 1 dag die wij vieren, dat is in een oosterse cultuur wel anders, daar duren zulke feesten dágen ……… De wijn is op – Ja, angst en vrees van bruid en bruidegom. Een verbondsviering dreigt in duigen te vallen ….. De angst, om te moeten zeggen: ik hèb niet meer, ’t is op…. Het feest van je leven, dat voortijdig, vroegtijdig dreigt stuk te lopen – in tekort, in gemis — . Met alle schande, schaamte van dien. Daarvoor hoef je niet getrouwd te wezen, maar ’t is natuurlijk wèl een prachtig voorbeeld.
Door aanwezig te zijn op die bruiloft in Kana laat Jezus zien, dat hij dat belangrijk vindt, ons verlangen om te horen bij elkaar, om lief te hebben en van elkaar te houden, trouw te zijn en trouw te ondervinden, om het uit te houden met elkaar …….. óók in kwade dagen.
En hij weet blijkbaar hoe vreselijk het is om te moeten zeggen, met je rug tegen de muur: ik hèb niet meer, ’t is òp. De lege vaten verdrietig, verwijtend, aan de kant. Het feest gebroken, het geluk in duigen. Zo vaak, zo veel—voorbeelden te over. Zo herkenbaar in ons leven en ons samen leven. Als het niet brengt wat wij ervan hadden verwacht. Of als we niet genoeg hebben verwacht, dat kan ook … Te veel op safe gespeeld, … Je eigen geluk te benauwd bemeten hebben en het niet kunnen bijstellen zo gauw………
De wijn is op. Wijn als de drank die staat voor vreugde, voor “wat het hart verheugt”, om met een psalm te spreken. De vreugde is weg, er kan niet meer voluit geleefd worden, niet meer met volle teugen genoten worden, het is op, er is een tekort…
En dan staan daar die watervaten, zes stuks. Zes, dat zijn de zes dagen van de schepping, dat is het gewone leven, —dat is nuchterheid en nuttigheid. Daarvoor zijn ze ook bedoeld: het zijn vaten met waswater, om de handen van de gasten te wassen, voordat ze aan tafel gaan. Waswater — , zoals het water van de Jordaan, zoals het water van de grote vloed, de zondvloed van Noach. Waswater, om doorheen te gaan, om in ondergedompeld te worden, ook ritueel, symbolisch: de handen, het gezicht. Of drie handenvol water op een hoofd, zoals bij de doop. Waswater, om te weten: er is een God, die van ons houdt, die ons vergeeft, die met ons verder wil. Geen zee te hoog en geen rivier te diep: hij vindt, hij wijst de plaats waardoor wij kunnen gaan. Zes vaten water: ze worden tot een bron van vreugde. Het feest mag doorgaan, het beloofde land kiert open. Dwars door het water, door dreiging, dood, ondergang.
Wat opvalt is die buitensporige hoeveelheid water, die in een even buitensporige hoeveelheid wijn veranderd wordt. Zes watervaten naar het joodse reinigingsgebruik die kunnen samen toch wel zo’n zeshonderd tot zevenhonderd liter bevatten. Er is een bekend verhaaltje over Hieronymus, een kerkvader uit de vierde eeuw. Iemand had uitgerekend hoeveel water er wel niet in die kruiken gezeten zou hebben en die vroeg spottend aan Hieronymus of de bruiloftsgasten die onfatsoenlijke hoeveelheid, toen het eenmaal wijn geworden was nu ook helemaal opgedronken hadden. En toen zei Hieronymus: “Nee, wij drinken er allemaal nòg van!” En, lieve mensen, als het goed is, is dat nu – meer dan 16 eeuwen later –nog zo! Het is een overvloedige hoeveelheid water, of, dank zij Jezus, wijn, een overvloedige, onuitputtelijke bron van vreugde. En wij drinken er allemaal nóg van …..
Overigens: er zijn zes waterkruiken, geen zeven. Dat is een logisch gevolg van de wetten van toen – voor elke dag was er een vat, behalve voor de sabbath. Maar … zes vaten duiden nog niet op de volheid van zeven! Dat is het dubbele: de volheid van de tijd, het volle bruiloftsfeest, is nog niet aangebroken. Er is nog veel onaf, nog veel tekort in onze wereld. De wereld gaat niet in één keer op z’n kop, maar wordt langzaam maar zeker herschapen. Het gewone wordt feest, water wordt wijn, tekort wordt overvloed, dood wordt leven! In Kana staat Jezus nog maar aan het begin van de weg. Maar…….. in Jezus’ komst is voor ons een onuitputtelijke bron aangeboord, waardoor tòch, ondanks alles, ons leven een feest kan zijn.
Verderop in het evangelie van Johannes zegt Jezus: “maar wie gedronken heeft van het water dat ik hem geven zal, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer, integendeel, het water dat ik hem zal geven, zal in hem een waterbron, een fontein worden, opborrelend tot eeuwig leven”. En ook zegt hij: Als iemand dorst heeft, laat hij dan bij mij komen en drinken! Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft”. En Johannes licht dat dan toe: “Hiermee doelde hij op de Geest, die zij die in hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet”.
Je zou dat kunnen samenvatten als: eerst krijg je een bron en dan word je een bron”. Door te vertrouwen op Jezus mogen we eerst zelf gaan leven van de Geest, die bij ons binnenstroomt. Daarna kunnen we ook anderen làten leven uit de bron, die door de geest in ons wordt geschapen. Deze twee stromen, naar binnen en naar buiten, horen onlosmakelijk bij elkaar. Zoals een boom zijn levenssappen opzuigt om goede vruchten te kunnen dragen, zo brengt de mens die zich voedt met Gods beloften en opdrachten, de vrucht van de geest voort. Leven uit de bron schenkt een bron van leven.
Nee, ons leven is niet alleen een tranendal, en een christen hoeft niet alleen ernstig en gebukt zijn dagen in somberheid door te brengen. Dankzij Jezus staan ons stromen van overvloedige zegen te wachten, en ook hier en nu kunnen wij daar al iets van merken. Het is waar, het leven is nog niet volmaakt, er is nog veel tekort, maar als wij vertrouwen, dan wordt ons een diepe vreugde geschonken, die heel ons bestaan mag doorgloeien: God is onze bondgenoot, de dagen door, en hij nodigt ons tot zijn verbond, zijn bruiloftsfeest.

En vandaag worden wij genodigd aan zijn tafel, zodat we alvast kunnen wennen aan dat grote bruiloftsmaal. We krijgen de wijn te drinken die gastheer Jezus ons Zelf schenkt, en we delen het brood waarmee hij zichzelf meedeelt aan ons. Deze maaltijd kijkt vooruit, zeker, naar dat grote bruiloftsfeest, naar Gods toekomst. Maar: het herinnert ons er ook aan, wat die toekomst heeft gekost: alles, zelfs zijn leven, heeft Jezus gegeven om die toekomst naderbij te brengen. En aan ons vraagt hij: wilt u meedoen, mij volgen, in dienst van die toekomst? Dat zal u wat kosten, zeker, maar het brengt vooral: vreugde.
En hij, die water in wijn wist te veranderen, hij wil met ons zijn , altijd, en hij belooft ons: een leven in overvloed, overvloeiend van een diepe vreugde.
AMEN.