Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

12 augustus 2018

Gemeente van onze Heer Jezus Christus

Er lijkt een grote kloof te gapen tussen het volk Israël en de heidenen, tussen de kinderen en de honden, tussen het roepen van de vrouw en het zwijgen van Jezus. Een kloof die maar ternauwernood gedicht wordt, zodat het verhaal toch nog een goede afloop kent.
Maar misschien zijn de breuken hier wel minder diep dan wij denken
Of is het juist ons denken dat de breuken veroorzaakt

Wij zijn immers buiten het beloofde land. In het gebied van Tyrus en Sidon
Dat nog een heel eind verder ligt dan Galilea. En de mensen daar in Galilea werden door de inwoners van Jeruzalem al gezien als halve heidenen. Nu Jezus en de leerlingen nog verder zijn gegaan, zullen we hele heiden tegenkomen. En dat schept verwachtingen.

De landstreek kleurt al bij voorbaat ons beeld
In het gebied van Tyrus en Sidon. Daar waar koningin Izebel vandaan kwam, die de profeet Elia voortdurend naar het leven stond. Wat voor goeds kunnen we daar verwachten. Wat voor heil is er te verwachten bij de Kanaänieten.
Met hun afgoden en vreemde praktijken.
Waar het Woord van God niet klinkt zijn mensen aan de goden overgeleverd.
Waar Gods wet geen licht brengt, kan toch alleen maar duisternis zijn.
Onwetendheid en angst regeren er.
Demonen hebben er vrij spel

We horen wat we verwachten te horen.
We zijn immers over de grens.
Geen wonder dat het er vreemd aan toe gaat.

Plotseling klinkt de roep van een Kanaänitische vrouw:
Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon
Het zal de leerlingen niet verbaasd hebben
Wat kun je anders verwachten
Van die heidenen
In het land waar de afgoden hun gang kunnen gaan.
Jezus zwijgt.
Soms is dat maar beter ook; vooroordelen zijn niet makkelijk te weerspreken
Vastgeroeste beelden laten zich niet eenvoudig weerleggen
Jezus zwijgt.
Misschien heeft hij zelf ook wel meer laatst van deze denkbeelden, dan wij waar willen hebben

De vrouw blijft roepen om ontferming.
Dat haar gedrag uitzonderlijk is valt niet eens op.
Hoe weet zij eigenlijk dat ze haar heil van deze zoon van Israël moet verwachten? Hoe kunnen mensen zien dat daar bij dit volk brood te vinden is dat verzadigd. Water dat leven geeft

Hoe komen mensen op het idee om bij een kerk aan te kloppen?
Want maar al te vaak is de kerk een zwakke afspiegeling van wat zij behoort te zijn. Zijn wij mensen met ons falen en feilen. En hoe zou anderen kunnen vermoeden dat hier woorden van leven te vinden zijn? Dat hier genezing beloofd wordt voor wie gevangen zit in angst en duisternis?

Het is een wonder dat deze vrouw uit het land van Tyrus en Sidon; dat deze Kanaänitische
met haar afgoden en offers,
met haar amuletten en bezweringen,
met het bijgeloof dat haar met de paplepel is ingegoten,
om genade roept

Maar de leerlingen zien het wonder niet. Ze zijn geërgerd door het gedrag van deze vrouw. Wat een onbeschaamdheid om hen na te roepen. Alsof ze een stel half wilde honden zijn die met lawaai worden weggejaagd

Stuur haar toch weg!
Zeggen ze
Anders blijft ze maar achter ons aan schreeuwen

De leerlingen lijken te vergeten dat zij in het buitenland zijn. Buiten het beloofde land. Dat zij de grens zijn overgegaan. En dat niet de ander de vreemdeling is, maar dat ze dat zelf zijn

Zo overtuigd zijn ze van hun eigen visie, hun eigen gelijk, hun eigen beeld van de werkelijk, dat zelfs over de grens, de ander vreemd en anders blijft
Terwijl ze het zelf zijn
De vreemdeling in Tyrus, bijwoners in Sidon.
Kinderen van de belofte te midden van de hopeloosheid en de hulpeloosheid van de wereld. Lichtbrengers in het land dat in duisternis wandelt.

Het antwoord van Jezus is dan ook minder vreemd dan het lijkt
Hij zegt immers op de vraag van leerlingen stuur haar toch weg
Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk Israël

Alsof de leerlingen om genezing gevraagd hadden voor die vrouw die hen naroept. Alsof ze voorgesteld hadden: geef haar nou maar wat zij vraagt dan zij wij er van af. Terwijl ze eenvoudigweg zeiden
Stuur haar weg!
Zeg dat ze moet ophouden
Dat ze onverrichterzake terugkeert naar haar huis en haar kind
Want wat hebben wij met haar te maken

Alles blijkbaar.
Want de discipelen zijn toch zelf kinderen van het verbond
Van het volk dat een voorpost is van het Koninkrijk.
Kinderen van Abraham in wie alle volken gezegend zullen worden.
Zijn ze soms vergeten wat hun roeping is?
Als volk van de belofte, die de hele wereld omvat

Het antwoord van de Heer is een terechtwijzing van de discipelen
Hij geeft geen antwoord op hun vraag. Maar op wat ze hadden moeten vragen
Heer kunt u haar niet ook genezen? Haar dochter is ziek.
Dat kunnen we toch niet aanzien. Een mensenkind dat om hulp roept
Kunt u geen uitzondering maken. En haar geven wat zij vraagt?
Dan wijst Jezus op de weg van de uitzondering
Dat God niet in het algemeen werkt
Maar via dit ene bijzondere volk
Die uitverkorenen
Die een wegwijzer zouden moeten zijn
Maar die zo dikwijls verdwalen op hun eigen wegen
Het volk dat bedoeld was als een toonbeeld van genade
Maar dat al te vaak ongenadig leeft
De uitverkorenen
Die niets beters weten te doen dan anderen te verwerpen

To ch moet het daar beginnen.
Dat is de bijzondere weg die God gaat.
Met de kudde die hij verkozen heeft; ook al is deze verdwaald in de woestijn van het eigen gelijk
Dat blijft het vertrekpunt. Geen koninkrijk dat eensklaps uit de hemel komt vallen. Maar een rijk dat op aarde een bruggenhoofd heeft. En dat zich naar menselijke maat verspreid

Het heil overvalt ons niet.
Maar maakt ons deelgenoot van wat God geeft. Als brood dat vermenigvuldigd wordt en uitgedeeld worden onder de schare. Zo verschijnt het koninkrijk der hemelen in ons midden.

De vrouw heeft het antwoord gehoord dat Jezus aan de leerlingen geeft. Maar het schrikt haar niet af.
Zij blijft roepen: Heer, help mij
En zij werpt zich op haar knieën.
Haar roep is een gebed geworden
Zoals elke roep om hulp ten diepste een gebed is
Om ontferming
Om genade in deze genadeloze wereld

En dan volgen die woorden van Jezus die een diepe kloof lijken te suggereren tussen hem en deze vrouw. Tussen zijn roeping en haar schreeuw.
Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen
En het aan de honden te voeren.

Nou zegt Jezus hondjes. En dat maakt het meteen al een stuk huiselijker
De kinderen en de hondjes. Ze delen dezelfde ruimte.
Ze kunnen al spelend over de vloer rollen
Maar als er gegeten moet worden
Gaan de kinderen aan tafel
En de hondjes niet.

Er moet wel een bepaalde orde in de dingen zijn
Ook in de dingen van het heil
De avondmaalstafel staat ook niet buiten op straat.
Maar in het midden van de gemeente.
Zij die het brood ontvangen uit de hand van de Heer worden niet geroepen om voor zichzelf te leven. Maar tot zegen van anderen
Zo gaat het heil naar buiten.
Niet door het brood naar buiten te werpen
Waar het vertrapt wordt
Maar door de mensen die het ontvangen hebben
Die hebben geleerd wat het betekent om te breken en te delen

De vrouw heeft nog een antwoord op de woorden van Jezus.
Nog een laatste reserve, waar ze uit put.
U weet toch hoe dat gaat met kinderen
Ze zijn zo druk in hun spel dat ze je soms maar met moeite aan tafel krijgt
En als ze dan eindelijk zitten, hebben ze hun aandacht niet bij het brood, dat ze eten. Ze knoeien ermee.
En er vallen kruimels op de grond
En de hondjes
Ze weten al dat het zo gaat
En eten wat zomaar voor hun voeten valt

Wat een prachtig beeld is het dat de vrouw hier gebruikt
Zij weet uit onheil heil tevoorschijn te roepen
Want het is diep triest hoe het volk met de belofte omgaat. Hoe de kinderen van Abraham nauwelijks meer lijken te beseffen hoe kostbaar het brood is dat ze ontvangen. Dat het heil manna uit de hemel is
Ze verknoeien het. Verkruimelen het
Ze verspelen en verspillen het heil.

Dat zou toch het einde moeten zijn van de belofte.
Als de dragers van het licht zo zwak schijnen te zijn.
Als ze geen toonbeeld van genade meer zijn, maar al te vaak al te menselijk leven
Wie zou dan deelgenoot van dat heil willen zijn?
Wie zou bij de gemeente aankloppen om brood?
Als wij zelf vergeten schijnen te zijn, wat we in huis hebben?

Maar de vrouw weet uit dit beeld van geknoei en gepruts.
Van onmacht en onwil
Van leerlingen die met rust gelaten willen worden
En de Heer die zwijgt
Woorden van leven los te maken
Als water uit de harde rots

Zo loopt zij het evangelie binnen als een belofte
Dat uit stenen brood gewonnen kan worden
Uit dood nieuw leven
Zij ontvangt wat zij vraagt: Wat u verlangt zal ook gebeuren
En dat kan ook gelezen worden als: uw geschiede naar uw wil
Zoals wij het bidden in het Onze Vader Uw wil geschiedde zo geschiedt hier de wil van deze vrouw. Omdat haar verlangen samenkomt met het verlangen naar het Rijk van God. Omdat haar wil ons laat zien wat ten diepste Gods wil is.
Dat er geen mens verloren gaat voor God
De kloof tussen Jezus en deze vrouw – tussen de Zoon en de moeder
Is niet zo groot als wij wellicht denken. Omdat zij beiden kinderen zijn van één Vader. Samen tonen zij het beeld van de genade. Die telkens onze onmacht weet te overwinnen.
Amen