5 augustus 2018
Gemeente van de Here Jezus Christus, Broeders en Zusters,
Hij, de HEER, die vrij kan beschikken over de hoogste hemel en over de aarde en alles wat daarop leeft. Wat wordt hier al niet gezegd in één zin …
Niets meer minder dan wat we in deze tijd zouden omschrijven als: Hij, de God van Israël, is de soevereine eigenaar van het heelal, en dus ook van de aarde en wat daar aan mensen – de een niet minder dan de ander! –, dieren, planten en microben op leeft.
Dat is nog wat anders dan gekissebis op hoog niveau over soevereiniteit na een Brexit. Dat is ook andere koek dan geneuzel over een nieuwe Nederlandse Onafhankelijkheidsdag op 26 juli vanwege een Plakkaat van Verlatinghe in 1581. Terecht stelde iemand [P.H. Donner]: ‘Nederland bestaat bij de gratie van afhankelijkheid van anderen’.
Zie Israël, de HEER, die vrij kan beschikken over de hoogste hemel en over de aarde, heeft toch alleen voor uw voorouders liefde opgevat en uit alle volken juist u, hun nazaten, uitgekozen!
Het zal je maar gezegd zijn als volk! Ze hebben het dan ook geweten in de geschiedenis: vertrapt, verdrukt, vernederd, vermoord, dikwijls juist in christelijke samenlevingen, maar ze zijn er nog steeds. Want Hij is er, de Eeuwige, die met hen zijn grote liefde is begonnen.
Hij heeft u uitgekozen, maar wees er dan ook gevoelig voor wat dat betekent: besnijdt de voorhuid van uw hart en die nek, houdt die niet langer zo trots omhoog. Want verkiezing is niet iets om trots op te zijn! Verkiezende liefde vraagt wederliefde!
Daarom begint dit Schriftgedeelte met: Israël, bedenk dus dat de HEER, uw God, niets anders van u vraagt dan dat u ontzag voor hem toont, dat u de weg volgt die Hij u wijst, dat u hem liefhebt, hem met hart en ziel dient en zijn geboden en wetten, die ik u vandaag voorhoud, naleeft; dan zal het u goed gaan.
Dat liefhebben wordt dan aan het eind nog eens toegespitst
Want de HEER, uw God, is de hoogste God en Heer. Hij is de grote, de machtige, de ontzagwekkende God. Hij handelt zonder aanzien des persoons en is onomkoopbaar; Hij verschaft de weduwe en de wees recht, heeft de vreemdeling lief en voorziet hem van brood en kleding. Ook u moet de vreemdeling liefhebben, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte.
Liefhebben en vreemdeling zijn beide kernwoorden in dit stukje van Deuteronomium. En ook bij die ‘vreemdeling’ (enkelvoud; de NBV maakt er meervoud van) ligt het initiatief bij de God van Israël. Die machtige, die ontzagwekkende God, die handelt zonder aanzien des persoons en onomkoopbaar is, heeft niet alleen in het verleden Israël liefgehad en verkoren, maar verklaart nu ook, bij monde van Mozes, de vreemdeling lief te hebben.
Waarom moet dat zo uitdrukkelijk verklaard worden? Zou het niet zijn omdat iedere vreemdeling, hoofd voor hoofd, nog veel kwetsbaarder is dan een enkele weduwe of een enkele wees? Zo was het al in de tijd van Abraham, Izaäk en Jacob, die toen ook al elders, met name in Egypte, hun heil zochten, zo is het nu nog.
Kijk – zolang ze als toerist komen ( liefst niet te massaal) en weer weggaan: prachtig! Daar verdienen we graag aan! Ze mochten dienen als KNIL-militair, we wilden hen en hun gezinnen ook nog wel naar Nederland halen, maar verder? Wie heeft begrepen wat die Ambonezen bezielde en nog bezielt? Ze mochten komen als gastarbeider uit Marokko en Turkije, maar toen ze bleven en zich uitbreiden en moskeeën gingen bouwen, toen kwamen de spanningen. En nu opnieuw met komst van – al dan niet economische – vluchtelingen uit Afghanistan, midden-Oosten en met name Afrika. Wat moeten we ermee? – In ieder geval: ons bewust zijn dat dit vrijwel allemaal gebieden betreft die zeker tot Wereldoorlog II koloniën of mandaatgebieden van West-Europa waren: waar blanken zich zonder enig bezwaar vestigden en van profiteerden en nog profiteren. Wie is er die landen dankbaar voor?
Dat is genetisch bepaald! schijnt onze minister Blok gezegd te hebben. In ben geen geneticus, maar kan wel zeggen: juist vanwege die afweermechanismen die kennelijk in ons leven, heeft de HEER die Israël verkoos, zich opgeworpen als beschermer van de vreemdeling! En juist daarom wordt datzelfde Israël er aan herinnerd hoe ze zelf daar terechtkwamen in Egypte: met 70 personen, door honger gedreven. Hebt de vreemdeling lief, zegt hun God, niet alleen omdat Ik dat doe, maar ook omdat jullie zelf vreemdelingen (meervoud!) waren, die als gast/dwangarbeiders daar in Egypte uitgroeiden tot een grote menigte. En Ik was het die jullie verloste. Vergeet je eigen verleden niet! Draag het over aan je kinderen! Zo gaat hoofdstuk 11, m.n. 18, 19, verder! Dat is jullie identiteit!
Ja, maar dat is Israël – wat hebben WIJ daarmee te maken? Nu lees dan maar eens Paulus in Romeinen 11: jullie heidenen, d.w.z. niet-joden, die je vertrouwen op die Jood Jezus Christus stellen: jullie worden daarmee ingelijfd in die edele olijf Israël. Je komt daarmee te staan op die ene zelfde wortel: Gods verkiezende liefde voor Israël! En Paulus’ conclusie luidt dan: wees daarom niet hoogmoedig, maar heb ontzag voor deze God. Dit is niet jullie verdienste.
In de kerk van eerste eeuwen hebben ze dat verband met die verkiezende, reddende liefde op onder meer uitgedrukt door doopvonten achtkantig te maken. Een doop begint niet met mijn keuze, maar met Gods verkiezende liefde. Die trouwe liefde werd zichtbaar, zo betoogden de kerkvaders, in de redding van Noach met zijn acht zielen in ark, bij de besnijdenis ten achtsten dage, en bij de opstanding van Jezus Christus op de achtste dag, de eerste dag van de nieuwe schepping. Vandaar ook de achtkant van het doopvont in deze kerk, de traditie van het verbond binnen de cirkel van de eeuwigheid. U vindt het ook terug in het lied dat we straks gaan zingen: Het water van de grote vloed … (Lied 350).
De tweede lezing van vanmorgen gaat over dat overdragen van ouder op kind, over overlevering, oftewel (met een ontlening aan het Latijn) traditie. Een traditie die dan weer uitwaaiert in een veelheid van ge- en verboden. Waar Jezus tegen ageert, is niet die traditie, maar hoe mensen met verdraaiing van die traditie, dus met een vrome smoes, zich onder Gods gebod uitdraaien. Dat is het waar Jezus zo enorm fel op reageert.
Ik citeer: ‘Wat is de profetie van Jesaja toch toepasselijk op huichelaars als u! Er staat immers geschreven: “Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen.” (…) ‘Mooi is dat, hoe u Gods gebod ongeldig maakt om uw eigen traditie overeind te houden!’ De verklaring ‘het is korban’ (‘offergave aan God gewijd’) is voldoende om je geld of goederen te onttrekken aan besteding voor je hulpbehoevende ouders en dus het gebod van Deuteronomium 5: 16 ‘Eer uw vader en moeder’ te ontkrachten.
Daarna komt er een uitleg van Jezus: eerst voor de schare die hem volgt, daarna nog uitgebreider voor zijn leerlingen. Die zaak van dat handen wassen verklaart hij van nul en generlei waarde. Immers: wat van buitenaf komt kan een mens niet verontreinigen, want het komt niet in het hart, maar in de maag en dan in de beerput. Maar wat maakt een mens onrein? Wat uit een hart komt dat niet aan de God van Israël is toegewijd!
Er is meer over dit evangeliegedeelte te zeggen, maar ik laat het hierbij. Wel dit nog dit: Wet [die doet weten] en Evangelie wijzen vanmorgen beide in één richting. De vraag: dienen we ieder persoonlijk, maar ook gezamenlijk, de HERE, de God van Israël, met heel ons hart, is het besneden, oftewel, staat het open voor Hem en de naaste, of houden we dat hart ver van hem, wellicht met een mooie smoes: ‘korban’?
‘Korban’ – ja maar, dat is een ouderwetse religieuze Panama-constructie. Mag ik een moderne vorm voorstellen? Wat dacht u van ‘joods-christelijke traditie’ of ‘joods-christelijke wortels’?
Het mooie van ‘joods-christelijk’ is, dat er van alles mee verbonden kan worden: ‘nationale identiteit’, ’trots over onze afkomst’, ‘gedeelde waarden die ons verbinden’, ‘de traditie van tolerantie en verantwoordelijkheid’ en nog mooier: ‘de joods-christelijke wortels die ons land hebben gevormd tot een van de mooiste plekken op aarde’, of ‘de joods-christelijke traditie, samen met humanisme en verlichting als onze beschavingsfundamenten’.
Schitterend allemaal, maar het bijt nergens en verdoezelt. Want al dat moois heeft niet verhinderd dat in Nederland en heel Europa joden zijn omgebracht, dat Suriname nog steeds getekend is door Nederlandse koloniaal handelen. Alleen al vanwege het feit dat na de afschaffing van de slavernij, Javaanse en Hindostaanse contractarbeiders werden aangetrokken: hindoes, maar ook moslims. Vandaar in Paramaribo wat ik in Nederland nog nooit zag: een synagoge en moskee naast elkaar. En dat in een ‘failed state’!
Toets eens uw handelen, in verleden en heden, aan wat werkelijk in die joodse traditie van Oude en Nieuwe Testament staat. Dan heb je/u niet meteen een heel vreemdelingenbeleid klaar – dat beslist niet! -, maar dan begin je/u niet meer bij trots over onze afkomst, maar veeleer bij leven uit verwondering over Gods trouw en genade. Vandaar Deuteronomium 10: 21: Zing zijn lof! Letterlijk: Hij, de HERE is uw lof, uw roem! Oftewel: Wie roemt, roeme in de HERE (2 Corinthiërs 10: 17)!
Verwondering over wat je van de God van Israël, de Heer van hemel en aarde hebt ontvangen, maakt open. Het bewaart voor je allerlei valse, buitensluitende vormen van nationalisme die vandaag de dag de kop opsteken, tot in de staat Israël toe! Nur für …. Verwondering doet je ook de internationale betekenis zien van Jezus Christus de Heer, de Leeuw uit de stam van Juda: want u hebt ons gekocht met uw levensoffer – een getuigenis van mensen uit alle geslacht en taal en volk en natie! (Openbaring 5: 9)