Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 april 2018

Gemeente,

Hoe nu verder?

Dat is eigenlijk de vraag die in het 21e hoofdstuk van het evangelie van Johannes wordt beantwoord. Er is een fase afgesloten. Met Jezus’ opstandig is zijn periode op aarde bijna ten einde gekomen. Hij heeft het wel gehad over de tijd dat hij er niet meer is, maar Jezus heeft geen concreet actieplan voor zijn leerlingen geschreven. Zo aan het einde van het evangelie merk je dat daar wel behoefte aan is. Aan een soort epiloog waar een stukje van de weg verder geschetst wordt.

Het verhaal van het evangelie had heel goed kunnen eindigen bij de laatste verzen van hoofdstuk 20: ‘Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.’
Een mooi, duidelijk einde zou je zeggen. Veel wetenschappers zijn het er dan ook over eens dat hoofdstuk 21 een latere toevoeging is. Waarschijnlijk omdat dus al snel aangevoeld werd dat het verhaal nog niet helemaal af was. Het was nog niet genoeg gegaan over de vraag: Hoe nu verder?

Precies die vraag maakt dit hoofdstuk voor ons, als gelovigen in 2018, tot een heel waardevol en relevant deel van het evangelie. Het gaat over de vraag wat er met dat verhaal van Jezus gebeurt als hij er niet meer is. Het gaat over de vraag hoe wij er verder mee moeten en mogen gaan. Hoe nu verder? Het is een vraag die ook ons aangaat.
Want is het niet zo dat wij voor ons gevoel ook op een soort kruispunt staan? Achter ons ligt een periode waarin de kerk gegroeid en gebloeid heeft. Velen van u hebben die tijd meegemaakt. Meerdere kerken, meerdere predikanten hier in Weesp, volle diensten en veel leden. Nu is het niet zo dat de situatie wanhopig is, maar we voelen wel aan dat die fase achter ons ligt. Dat kan ons verdriet doen. De kerk en geloven in het algemeen is niet meer vanzelfsprekend. Het is zoeken naar onze plek als kerk in die veranderde maatschappij.
Het project voor de nieuwe wijken in Weesp is een voorbeeld van hoe wij als protestantse gemeente in Weesp die weg proberen te zoeken. Afgelopen week hadden we vergadering als projectteam. Ik vind het mooi om te merken hoeveel enthousiasme en goede ideeën daar op komen borrelen. Maar het is zoeken en uitproberen. We moeten bewust onze tijd en energie steken in de vragen over de toekomst, want het komt ons niet aanwaaien.

Wat dat betreft kunnen we wel meevoelen met die discipelen die de hele nacht hebben lopen ploeteren en geen vis hebben gevangen. Na de opstanding van Jezus is voor hen alle vanzelfsprekendheid weg. Waar moeten ze beginnen? Petrus neemt het initiatief om te gaan vissen. Zijn oude beroep pakt hij weer op zou je kunnen zeggen. Aan de andere kant heeft Jezus, toen hij Petrus vroeg om hem te volgen, gezegd: ‘volg mij en ik zal je een visser van mensen maken’.
Dat nachtelijke geploeter kan je letterlijk opvatten, maar je zou er net zo goed figuurlijk naar kunnen kijken. Als een beeld voor die zoekende leerlingen. Die al hun energie steken in voortgaan op de weg van Jezus, maar daarbij niets weten te bereiken.

Een van de lessen die de vrienden van Jezus te leren hebben, is dat de toekomst van het verhaal van Jezus niet alleen van het succes van hun pogingen afhangt. Jezus is er zelf nog steeds bij betrokken, al is het op een andere manier dan voorheen.
Dat beeld van Jezus die op de kant staat te roepen kan negatieve associaties bij ons oproepen. ‘De beste stuurlui staan weer eens aan wal. Jezus zou zelf eens in ons bootje moeten staan en proberen mensen te bereiken met zijn goede boodschap.’
Maar zo is het niet bedoeld. Het is een bemoedigend beeld van Jezus die zijn leerlingen niet alleen laat ploeteren met hun grote opdracht. Hij blijft betrokken en laat ze, als ze het aandurven om te luisteren naar een op dat moment onbekende stem, weten hoe ze het ook kunnen proberen. ‘Gooi het net uit aan de rechterkant van de boot’, zo zegt Jezus, ‘en je zal vinden’. Dat staat er in het Grieks dus nog wat scherper dan in onze vertaling. Daar staat: ‘dan lukt het wel’, maar eigenlijk staat er dus ‘en je zal vinden’. Dat doet weer denken aan jezus die aan Petrus beloofd dat hij een visser van mensen zal worden. Je zal die mensen vinden die verlangen naar een woord van hoop of een daad van liefde. Ze komen op je pad, wees maar niet bang.

Dit is een grote les in vertrouwen. Soms kan ons het gevoel bekruipen dat de toekomst van het geloof alleen van ons afhangt. Ten diepste is dat echter niet onze verantwoordelijkheid, maar die van God.
Jezus vraagt zijn volgelingen: ‘vertrouw je er op dat ik je nog steeds laat zien welke wegen je kan gaan om te “vinden”, ook al ben ik niet meer lijfelijk bij jullie aanwezig?’ Die vraag wordt ook aan ons gesteld. Durven wij onze kramp los te laten en er op te vertrouwen dat Jezus nog steeds op die manier voor ons zorgt? Durven wij te luisteren naar wat Gods verlangen is voor onze geloofsgemeenschap, over welke boeg wij het kunnen gooien?

Het verhaal gaat verder. De leerlingen vinden inderdaad. Ze vinden zo veel dat de vissen niet in de boot passen, en toch scheurt hun net niet. Wanneer ze aan land komen blijkt dat Jezus al brood en vis aan het bakken is. Waarom vroeg hij hen dan of ze wat te eten hadden? Jezus vraagt de zeven leerlingen of ze wat van de vissen willen brengen die zij zelf hebben gevangen. De maaltijd is pas compleet als de leerlingen er zelf aan bijdragen.
In de fase die net is afgesloten heeft Jezus de mensen te eten gegeven, letterlijk en figuurlijk. Hij heeft hun geestelijke honger gestild door verhalen te vertellen over Gods liefde en door in zijn daden te laten zien wat het betekent om lief te hebben en recht te doen aan mensen.
Nu komt de periode waarin de leerlingen mensen mogen gaan voorzien van voedsel voor onderweg. Dat doen ze allemaal op hun eigen manier. Ieder heeft zijn eigen talenten om bij te dragen aan de maaltijd.

Petrus doet wat hij altijd deed. Hij neemt het initiatief en is een echte leider. Dat is zijn kracht, maar ook zijn valkuil. Zittend bij het vuur moeten er wat dingen recht gezet worden. Zoals Petrus drie keer heeft gezegd dat hij Jezus niet kent, zo vraagt Jezus hem nu drie keer: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van mij?’ Steeds kleiner wordt Petrus’ antwoord. Hij durft niet meer te beweren dat hij meer van Jezus’ houdt dan de andere leerlingen. Tot hij bij de derde keer zich verdrietig en vertwijfeld afvraagt: ‘Heer, uw weet alles, u weet toch dat ik uw vriend ben? ‘
Drie keer geeft Jezus aan Petrus de opdracht om een herder te zijn voor zijn schapen. Nog steeds is Petrus een leider, maar hij staat niet boven de anderen. Het is zijn opdracht om in liefde Jezus te volgen en met liefde Jezus’ schapen te dienen. Hij moet het beste met hen voor hebben. Zo is de essentie van Petrus’ opdracht teruggebracht tot dienende liefde.

We lezen nog hoe ‘de leerling van wie Jezus hield’ dit verhaal heeft opgetekend. Dat was zijn talent waarmee hij het verhaal van Jezus heeft doorgegeven. Via andere verhalen weten we hoe de andere leerlingen, Andreas, Natanaël en al die anderen, hun talenten hebben gebruikt om verder te gaan op de weg achter Jezus aan. Het heeft geleid tot een weg waarop al meer dan 2000 jaar mensen hun talenten inzetten om in woorden en daden het verhaal van Gods liefde voor mensen te vertellen. Steeds zijn er mensen die Gods dromen en verlangens voor de wereld vertalen naar hun tijd en hun context.

‘Hoe nu verder?’ is dus een tweeledige zaak. Aan de ene kant vraagt het van ons vertrouwen. We mogen er van uitgaan dat God zelf wegen vindt om mensen te bereiken met zijn goede boodschap, die mensenlevens kan veranderen. Gods verhaal gaat door, wat er ook gebeurt.
Maar aan de andere kant is er de vraag van Jezus wat wij kunnen bijdragen aan de maaltijd die hij begonnen is. Op welke manier kunt u, kan jij bijdragen aan het opbouwen van de gemeente en het vertellen van het verhaal van het evangelie? Daarbij hoef niet iedereen een Petrus te zijn. Er zijn honderden manieren om in het groot en klein mee te doen aan het vervolg van de weg.

Twee weken geleden vroeg ik Astrid toen we haar voorstelden: wat heb jij de gemeente te bieden als diaken? Dat was een moeilijke vraag, maar je kwam tot een hele mooie omschrijving. Je hebt warmte en aandacht te bieden. Ik stelde jou de vraag omdat je diaken wordt. De andere leden van de kerkernaad hebben tijdens de kerkenraadsdag over diezelfde vraag nagedacht: wat heb ik de gemeente, maar vooral de wereld te bieden?
Vandaag zou ik de vraag aan u allen willen stellen: Met welk talent zou u, zou jij Jezus willen volgen en de ander in liefde willen dienen?
Dat is een belangrijke vraag. Niet alleen omdat we deze groep mensen zo leuk vinden of omdat we dit gebouw overeind willen houden. Natuurlijk zijn dat hele belangrijke zaken, maar ten diepste zijn dat middelen voor iets anders. Ten diepste zijn wij geroepen om die boodschap van Gods liefde te blijven vertellen. En niet alleen vertellen, maar ook handen en voeten geven door de dingen die we doen. Dus vandaar die vraag: Wat hebt u de gemeente te bieden? Welke dingen kan u goed, waarmee u heel concreet iets kan laten zien van Gods liefde voor mensen?

Ik zou u willen aanmoedigen om hier zo meteen, bij de koffie met elkaar over door te praten. Daarom heb ik hier ook een flip over staan met een groot hart. Na de dienst mag u hierop schrijven op welke manier u kan of zou willen bijdragen. Ga het gesprek aan en moedig elkaar aan, want we hebben genoeg talent in huis om onze weg mee te vervolgen.

Ik wil afsluiten met couplet 3 van het lied dat we voor de preek zongen:
Jezus roept ons tot de ander,
zo verschillend als wij zijn,
ras of huidskleur, rangen, standen
Jezus trekt geen scheidingslijn.
Ga met vrienden en met vreemden,
ga met mensen, groot en klein,
ga met zaligen en zoekers,
die op zoek naar waarheid zijn

Amen