Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

18 maart 2018

Gemeente van onze Heer, Jezus Christus,

De afgelopen jaren hebben de sociale media een grote vlucht genomen. Facebook, Twitter, Instagram, YouTube en snapchat zijn bekende platforms die niet meer uit het leven van vele mensen zijn weg te denken. Dat geldt niet alleen voor jongere mensen.
Uit diverse onderzoeken is gebleken dat van alle sociale media Instagram het meest negatieve effect heeft op jongeren. De reden hiervoor is dat je op Instagram vooral alles perfect in beeld brengt, zonder veel uitleg. Er zijn bij wijze van spreken honderden foto’s gemaakt, maar die ene perfecte, die haalt Instagram. Het biedt dus een totaal vertekent beeld van de werkelijkheid.
De psychiater, violist en collumnist Esther van Fenema, zegt daarover in de rubriek ‘de tien geboden in de Trouw van gisteren: ‘Het leven is soms niet leuk, het is geen Instagram-galerij.’ Ze wijst er vervolgens op hoe laag de frustratietollerantie is. Daarmee bedoelt ze te zeggen dat mensen niet meer met tegenslag weten om te gaan.

Hoeveel mensen zouden er stiekem huilend achter de computer zitten? Het verdriet wegstoppen, omdat je het gevoel hebt dat anderen een geweldig en perfect leven hebben, terwijl je weet wat voor een rotzooi het is in je eigen leven.
We ervaren allemaal dat het leven uit pieken en dalen bestaat. We weten allemaal dat ieder huisje zijn kruisje heeft, het niet altijd rozengeur en maneschijn is en er iedereen vuile was heeft die hij liever niet buiten hangt (om er maar even wat spreekwoorden op los te laten). En toch laten we ons iedere keer misleiden door de façades die mensen optrekken, de halve verhalen die we horen.
Hoeveel pijn doen mensen elkaar, hoeveel verdriet en onzekerheid bezorgen wij ons zelf, door met elkaar het idee hoog te houden dat het leven alleen maar leuk, geweldig, voorspoedig en mooi moet zijn?

Vergaat het ons in de kerk en in het geloof niet net zo? Zijn we niet op jacht naar het perfecte geloof? Naar de perfecte kerk, die ondanks alles nog vitaal is? Maar zien we tegelijk hoe kwetsbaar het allemaal is? Hoezeer de kerk en het geloof onder druk staan? Kan je geloofsleven soms niet als een woestijn of zelfs een slagveld aanvoelen, waar de ene na de andere zekerheid sneuvelt?
Stiekem huilen achter de façades van kerk en geloof. Komt dat ook niet voor?

Het is niet mijn bedoeling om jullie allemaal een depressie aan te praten of in huilen te laten uitbarsten. Wel zetten de teksten van vandaag mij aan het denken over de balans, of misschien wel onbalans, in het omgaan met de uitersten van het leven. Hebben wij nog geduld met onszelf en elkaar? Mogen er problemen zijn die zich niet onmiddellijk oplossen?

Volgens mij moeten we eerlijk erkennen dat wij gevoelig zijn voor de verleiding om de dingen mooier voor te doen dan ze zijn. Dat is een fenomeen van alle tijden. Ook in de kerk. Dat terwijl de Bijbel duidelijk geen Instagram is. Het staat vol met verhalen over mislukking, over fouten en over onverklaarbare ellende zoals in het verhaal van Job. Als er ergens plek zou moeten zijn voor het hele leven, met alles wat erbij hoort, dan zou dat in de kerk moeten zijn. Niet waar? We hebben immers zoveel goede voorbeelden van hoe je dat kan proberen, leven met verdriet, pijn en lijden.

Zo kunnen we aan Jezus een voorbeeld nemen. In alle evangeliën probeert hij zijn vrienden voor te bereiden op het einde van zijn leven. Meerdere keren brengt Jezus het onderwerp ter sprake. Heel eerlijk vertelt hij dat er een hele moeilijke en verwarrende tijd aan gaat komen. Niet alleen voor hem zelf, maar juist ook voor hen. Het zal een tijd zijn waarin de wereld hen zal haten zegt hij verderop in het evangelie: Jullie zullen rouwen, zo zegt Jezus, maar de wereld zal blij en uitgelaten zijn.
In het gedeelte dat wij gelezen hebben steekt hij niet onder stoelen of banken wat deze wetenschap met hemzelf doet: ‘Ik ben doodsbang’, zo zegt hij. Hij beschrijft hoe hij bijna in de verleiding komt om zijn Vader te vragen zijn weg anders te laten lopen. Hij doet het niet, omdat zijn missie anders zou falen, maar je proeft zijn angst en strijd.
Hoe kwetsbaar. Hoe krachtig. Jezus die niet wegloopt voor de zware tijden die hem wachten, maar tegelijk laat merken hoe bijna onmenselijk zware opdracht het zelfs voor hem is.

Eenzelfde toon slaat Petrus aan in zijn eerste brief. Het lijden is een levende realiteit in het leven van de mensen aan wie hij zijn brief schrijft. Ze ondervinden weerstand door hun geloof in Jezus. Ze worden uitgelachen, bespot of moeten zelfs vrezen voor hun leven. Vaak hebben ze moeten breken met hun familie en hun vrienden. Kortom ze stonden onder grote druk.
We kunnen het gevoel hebben dat dit over anderen gaat. Dat mensen in andere delen van de wereld dit inderdaad zo kennen. Vervolgd worden om je geloof. Via organisaties als Open Doors horen we berichten uit die gemeenten.
Tegelijk mogen we in alle eerlijkheid erkennen dat het niet altijd makkelijk is om het geloof in onze tijd en in onze context vorm te geven. Dat we daarbij soms raar worden aangekeken of zelfs weerstand ondervinden.

De schrijver van de Petrusbrief probeert niets af te doen aan hoe zwaar het kan zijn om te leven, om te geloven. Het lijden en het verdriet is er, daar kan hij niets aan veranderen.
Wat hij wel probeert is zijn lezers te bemoedigen door het in een ander perspectief te plaatsen. Hij zegt tegen zijn lezers: ‘Je staat er niet alleen voor, want Jezus heeft net zo geleden. God snapt je verdriet en je pijn, want in Jezus heeft hij het zelf aan den lijve ondervonden.’ Hij hoopt dat dit hen de moed geeft om vol te houden, wat ze ook meemaken.
De schrijver gaat nog een stap verder, door angst, pijn en verdriet hun plaats te wijzen. Hij is er van overtuigd dat deze gevoelens niet het laatste woord zullen hebben, hoe heftig ze ook zijn en hoezeer ze je leven kunnen beheersen. Christus heeft geleden, is gestorven, maar is vervolgens weer opgestaan. Zo is het laatste woord in ons leven is aan God die ons met zijn liefde doet opstaan.

Dat is geen instant oplossing voor problemen. Dat is het verder durven en kunnen kijken dan het hier en nu. Daartoe daagt Jezus zijn leerlingen uit door nog voor zijn lijden over zijn opstanding te spreken. Dat doet hij in de hoop dat de leerlingen als het zo ver is en als ze overmand worden door verdriet en andere emoties, ergens zijn woorden zullen herinneren. Daarin de moed vinden om door te gaan op hun weg.

Misschien schuilt daarin wel een van de geheimen van het geloof. Dat je leert te leven met gigantische hoogtepunten, maar ook met gigantische dieptepunten. Jaar in, jaar uit gaan we daar met zijn allen dwars doorheen. We gaan van het diepe verdriet, de rouw en de onmacht van het lijdensverhaal van Jezus, naar de grote vreugde van Pasen.
Die twee horen bij elkaar en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De passie geeft aan de vreugde van Pasen diepgang en betekenis. Andersom geeft Pasen perspectief aan de diepten van de passie.
Dat is de gang die we steeds opnieuw maken, omdat we beseffen dat beide verhalen steeds opnieuw moeten klinken. Ook de rouw, het verdriet en het lijden heeft zijn eigen plek in het verhaal van de Bijbel, in het geheim van het geloof.

En wij? Durven wij het aan om de schaduwzijde van het leven te benoemen tegenover de mensen met wie we in de kerkbanken zitten. Hebben we de moed om elkaar te vertellen dat beloven ons soms zwaar valt? In alle openheid en eerlijkheid te praten over de momenten waarop we het geloof moeilijk vinden, omdat we de enige zijn. Mag dat er zijn of moet het bij ons ook allemaal perfect en geweldig zijn?
Wil Derkse heeft een boek geschreven over de Benedictijnse spiritualiteit. Daarin vertelt hij een ontroerend verhaal over een monnik die meer dan tien jaar niets voelde bij zijn gebed of in de liturgie. Tien jaar lang, terwijl je in een klooster zit en zes keer per dag in een kerk zit. Je kan je voorstellen wat voor een taboe er op die gevoelens gerust moet hebben. Uiteindelijk wordt hij weer door God geraakt en komt hij zijn geloofscrisis voorbij. Maar al die tien jaar heeft hij geen garantie dat dit ooit zal gebeuren.

Hoe mooi zou zijn als de kerk een vrijplaats is waar meer van dit soort verhalen mogen klinken. Waar het anders gaat dan in onze wereld waarin de sociale media de toon bepalen. Dat de kerk als geloofsgemeenschap een plaats is waar façades niet nodig zijn, we het niet mooier hoeven voor te doen dan het is en het leven in al zijn volheid en heftigheid geleefd en doorgemaakt mag worden.
Waar we geduld hebben met elkaar én met onszelf. Vanuit de erkenning dat niet alles zich onmiddellijk oplost. Maar waarin we ook met elkáár de hoop levend houden.

Een gemeenschap waarin we met elkaar en gesteund door Gods Geest leven van Passie én Pasen.

Amen