22 april 2018
Gemeente van Jezus Christus,
Lang geleden, toen ik stage liep in Zwolle,
woonde ik een keer een avond met bibliodrama bij.
En bibliodrama, dat kent misschien niet iedereen,
dus ik zal kort even uitleggen wat dat is.
Bibliodrama klinkt als toneelspelen,
maar zoiets is het niet.
Je hoeft er in ieder geval niet goed voor te kunnen acteren.
En ook helemaal geen ervaring daar in te hebben.
Je leest met elkaar een bijbelverhaal,
en dan kijk je samen welke rollen er allemaal in zitten,
dus bijvoorbeeld in het geval van de tekst van vandaag,
zitten daar in:
de goede herder,
maar ook ‘een huurling’, die geen eigenaar van de schapen is en ze makkelijk in de steek laat.
een wolf
schapen
de Vader
en dan kies je
één van deze rollen.
Dat is grotendeels op intuitie, in het moment
Je proeft een beetje wat zou ik willen doen,
waar zou ik me een avond in willen verplaatsen:
hoe zou het zijn om bijvoorbeeld de wolf te spelen,
of misschien een schaap,
of misschien zelfs wel die huurling,
of de goede herder zelf.
Het kan zijn dat iets je trekt naar een bepaalde rol.
Maar het kan ook zijn dat je op een gegeven moment
gewoon iets kiest.
En dan begint het.
Ik herinner me die avond waar ik toen bij was
als een hele bijzondere avond.
In een bovenzaaltje waren alle stoelen aan de kant gezet.
Op de linoleumvloer tekende de bibliodramaleiderster,
voor ons in gedachten, het veld uit.
Want er is natuurlijk altijd een omgeving,
waarin het verhaal zich afspeelt.
Hier, zei ze, in het midden komt de schaapskooi,
en ze liep de schaapskooi randen
van zo’n vier bij vier meter
in het midden van de zaal.
En hier, zei ze, aan deze kant,
is de ingang van de schaapskooi.
En daarom heen is de wei.
Jullie mogen gaan staan waar je wil gaan staan.
En zo namen we onze plaatsen in.
Voor mij was bibliodrama ook nieuw,
dus ik koos veilig een schaap en plaatste mezelf in
de wei op een afstandje van de schaapskooi.
Ik had goed zicht op de denkbeeldige ingang
waar een jonge vrouw zichtbaar worstelend
heen en weer liep om te bepalen waar ze wilde gaan staan.
De bibliodramaleidster keek intussen rond om te zien
wie waar zijn plek had ingenomen
kwam naar haar toe en zo begon het.
Sta je goed zo?
Ja, zei de jonge vrouw.
Echt?
Ja, nu met iets meer twijfel.
Wat zou je willen?
Een lange pauze.
Ik. Ik zou iets dichterbij de schaapskooi willen staan.
Nou kom maar.
Schuifelend kwam ze iets dichterbij.
Zo goed?
Weer een stilte. Twijfel in de ogen, verlangen in de ruimte.
Ik zou. Ik nee. Ik zou nog iets dichter bij willen.
Ja, dat mag.
Ik weet niet.
Ja, dat mag.
Ik weet niet, ik weet niet of ik wel zo dichtbij mag komen.
Of ik..
Of ik..
De leidster kwam iets dichterbij haar staan.
Wat, wat zou je het allerliefste willen. Als je mocht dromen,
verlangen, vrijuit.
Dan. Stilte. Handen die beven. Stem die trilt.
Dan zou ik ín de kooi willen. Ja, dan in de schaapskooi willen staan.
Bij Jezus.
Kom maar.
En toen gaf de leidster haar handen en daarmee
pakte de jonge vrouw haar handen vast
en stapte daarna
over de drempel
van de de schaapskooi
en ze was binnen.
Nog nooit heb ik zo duidelijk, in levende lijve, voor mijn ogen,
verlangen in vorm gegoten gezien.
En van zichtbare blijdschap,
en opluchting,
het was alsof de hele ruimte zich verlichtte.
Nog nooit was de ervaring van het er bij willen horen,
en van jezelf te min voelen,
dat wordt opgeheven, en plaatsmaakt voor deel zijn van een groter
geheel, van die kudde.
De ervaring is zo tastbaar omdat ze zo herkenbaar is.
Dat we af en toe handen nodig hebben
die ons over de drempel trekken
dat we er bij mogen horen.
Handen die ons herinneren aan verbinding,
en de illussie opheffen dat we alleen staan,
dat we niet door het leven hoeven gaan.
De tekst die vanochtend centraal staat is
doorwoven met liefde.
Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij,
ik ben de goede herder,
en een goede herder geeft zijn leven voor
de schapen.
Ze zijn hem nader dan zijn eigen hart,
wie aan de schapen komt, komt aan de herder,
zo verbonden
zo kan het voelen, zo voelt het,
zoals je
alles zou doen om te beschermen
je kind,
je partner, de mensen, van wie je houdt,
dat is wat liefde doet.
Wij hebben Jezus niet meer in levende lijve,
Maar wij zijn in hem,
en hebben zijn liefde,
die van de Vader komt, zoals de Vader hem kende.
en met deze liefde duwt hij ons over de drempel,
herinnert ons aan
alles wat we mogen zijn,
ons hart barst open,
zichtbare vreugde,
Zo stroomt die liefde door.
Door handen die wenken,
in brood en wijn
en een uitnodiging om te komen.
En deel uit te maken,
van die liefde.
Een paar weken geleden maakte we met de basiscatechese
dat prachtige kleed met al die symbolen
voor het avondmaal.
We misten die week sofieke,
zij heeft later de bloemen gemaakt.
Het kleed was niet compleet zonder haar.
Wij, wij allemaal.
Er is er niet één die buiten de liefde valt.
Wij allemaal.
Schapen die er bij horen.
Amen