Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 november 2020

Gemeente van Jezus Christus, lieve mensen,
Ik heb een lampion meegenomen. Afgelopen woensdag was het Sint Maarten. Misschien zijn er kinderen bij jullie aan de deur geweest, maar het zullen er niet zoveel geweest zijn als vorig jaar. Op zoek naar een alternatieve vorm om het feest te vieren met onze kinderen, heb ik me wat meer verdiept in het verhaal van Sint Maarten, ofwel de heilige Martinus van Tours.
Het verhaal hebben we zojuist gezien. Wat het filmpje niet verteld is dat de legende nog iets verder gaat. ’s Nachts ziet Maarten in een droom iemand die straalt van licht en die zijn helft van de mantel draagt. Het blijkt Jezus te zijn die hem vertelt dat hij het goede gedaan heeft. Door die droom vindt Maarten de moed om het leger achter zich te laten en zijn leven aan het geloof te wijden. Na een poosje een teruggetrokken leven geleid te hebben, wordt hij door de mensen gekozen tot bisschop van Tours. Zijn leven lang blijft hij de mensen helpen die verder niemand ziet of belangrijk vindt.
Het blijkt dat er in het liedboek dus zelfs een lied over Sint Maarten staat. Daarin hebben we gehoord waarom hij een persoon is die onze aandacht verdiend.
Sint Maarten, strijdbaar man,
gehoorzaam en bewogen,
vervuld van mededogen,
zichzelve niet verhogend
als eerbaar man.
Sint Maarten, strijdbaar man,
in waken en in dromen
had hij een stem vernomen
dat ’t rijk van God zou komen:
goedheiligman!
Martinus van Tours had met de eigenschappen die bezongen zijn: ‘bewogen, vervuld van mededogen, niet uit op eer en macht’, prima gepast in de lijst met geloofsgetuigen die Hebreeën 11 opsomt.
              Bij elk van de mensen die daar genoemd wordt, wordt gezegd waarom hun verhaal nog steeds verteld wordt. Van Abel wordt verteld dat hij rechtvaardig was, van Abraham dat hij onbekende tegemoet durfde te gaan en van Sara dat durfde te vertrouwen op wat beloofd was. Zo wordt ook Maarten zijn verhaal nog steeds verteld. Ondanks dat hij lang geleden gestorven is, inspireert zijn verhaal mensen om zelf te delen van wat ze hebben.
Maar ik ontdekte nog een parallel. Het laatste couplet van het lied over Sint Maarten zingt van de stem die hij in waken en dromen heeft gehoord. Een stem die hem vertelde dat het rijk van God zou komen. In iets andere woorden zegt de schrijver van de brief aan de Hebreeën dat die Stem en dat visioen van Gods rijk van recht en vrede juist datgene is dat al die geloofsgetuigen met elkaar verbindt. Luister maar naar de conclusie die de schrijver trekt:
‘Al deze mensen bleven op God vertrouwen, ook al kregen ze tijdens hun leven niet wat God beloofd had. Ze begrepen dat ze hun nieuwe land pas later zouden bereiken. Het was alsof ze het in de verte zagen liggen. Daarom noemden ze zichzelf vreemdelingen op aarde. Daarmee bedoelden ze dat ze op weg waren naar een ander land. Dat was natuurlijk niet het land waar ze ooit vandaan kwamen. Naar dat land hadden ze makkelijk terug kunnen gaan. Nee, het nieuwe land waar ze op hoopten, was een veel betere plaats: het koninkrijk van God dat ooit zal komen.’
Een andere vertaling vertaalde het met beelden die bij mij bleven hangen. Geen van de geloofsgetuigen heeft het rijk van God, de hemel, het vaderland bereikt tijdens het leven. Maar ze hebben het wel van verre gezien en begroet. Je kan zelfs vertalen dat ze het omarmd hebben.
Dat klinkt heel tegenstrijdig, want hoe kan je iets dat heel ver weg is omarmen? Daarvoor moet het toch heel dicht bij je zijn? En hoe kan je zoiets abstracts als een koninkrijk van God, een hemels vaderland, waarover alleen maar in heel diverse beelden gesproken kan worden, omarmen?
Maar in sommige gevallen is het volgens mij heel goed mogelijk om juist iets wat heel ver weg is, heel dichtbij je te voelen. Dat is volgens mij wat die term omarmen wil zeggen. Dat je iets heel dichtbij je weet. Zoals een pelgrim zijn of haar einddoel al in zicht heeft, eigenlijk al vanaf het begin, maar ook weet van de lange weg die nog af te leggen is.
Dat wat ver weg is, is dan juist heel dichtbij omdat je het in jezelf meedraagt. Omdat het richting geeft aan wat je doet en wat je kiest in je leven. Het is de punt op de horizon waarheen je op weg bent, maar meer dan dat. Doordat je het zo dichtbij je draagt is niet het bereiken van die punt het belangrijkste, maar het erheen op weg zijn.
Hiermee naderen we het geheim van wat wij geloven noemen. Geloven is hoop blijven houden. Op weg zijn in het leven met een doel voor ogen, maar tegelijk weten dat onderweg zijn het belangrijkste is. Geloven heeft te maken met doorzettingsvermogen en een soort onverzettelijkheid. Geloven is heel dicht bij je weten van dat wat je niet kan zien, misschien niet eens onder woorden kan brengen. Het is vertrouwen dat God doet wat hij beloofd heeft.
Zo is het ook met die belofte van God dat er ooit een tijd zal komen dat deze aarde vernieuwd zal worden. Dan wordt de aarde een thuis voor iedereen. Het zal een tijd zijn zonder tranen en verdriet, maar vol van recht en vrede. De hemel die op aarde komt.
Wat een land om naar op weg te zijn niet waar? Daar zouden we allemaal wel willen leven.
Soms lijkt het echter een onbereikbaar ideaal, een luchtspiegeling die ons voor de gek houdt. Zeker als je de realiteit van het leven tot je door laat dringen. We kunnen ons afvragen wie we voor de gek houden door te zeggen dat we naar zo’n aarde op weg zijn. De mens kan steeds meer en begrijpt steeds meer van de geheimen van het leven. Maar wat heeft ons dat opgeleverd? De coronacrisis laat ons juist heel erg onze kwetsbaarheid voelen. Is het leven zo maakbaar als wij met elkaar wel eens lijken te denken?
In de eeuwen voor ons was er keer op keer genoeg reden om te twijfelen aan die beloften van God. Toch zijn er altijd gelovigen geweest die Gods belofte van die nieuwe tijd hebben gehoord. Die van heel veraf hebben gezien hoezeer het de moeite waard is om daarheen op weg te gaan. Die het visioen hebben omarmd en in hun ziel hebben verankerd.
De schrijver van de Hebreeën brief noemt bekende en minder bekende mensen, mannen en vrouwen. Uiteindelijk schetst hij het beeld van een wolk van getuigen die om ons heen hangt. Die voor ons uitgaat om de weg te wijzen. Die naast ons meegaat op onze weg. Die achter ons is om ons een duwtje in de rug te geven als wij dat nodig hebben. Een wolk van mensen die ons laat voelen dat we niet alleen staan.
Met hen mogen wij ervaren dat het omarmen van dit visioen ons niet cynisch hoeft te maken, maar ons juist kan helpen om met beide benen in de realiteit van het hier en nu te staan. Want voor de meeste geloofsgetuigen was hun weg op aarde niet makkelijk. Wij staan ook midden in rare tijden waarvan we, allemaal op onze eigen manier, de impact voelen.
Als we dat visioen van Gods koninkrijk omarmd hebben, dan gaat het functioneren als een intern kompas. Een hulpmiddel bij de keuzes die wij dagelijks moeten maken. Met een stip op de horizon is het makkelijker de weg te bepalen, al wil dat niet zeggen dat die weg makkelijk kan zijn. Het kan ons zelfs helpen om voorbij de waan van de dag te kijken. Voorbij de crisis gaat de weg verder. Waar willen we dan zijn? Wat is belangrijk? Wat houdt zijn waarde?
Maar als dat visioen in je ziel verankerd is, dan denk ik dat je vervolgens oog krijg voor al die momenten waarop in het hier en nu al dat dit koninkrijk te vinden is. Om je heen kijkend blijken er ook in de moeilijkste momenten, flitsen van dat koninkrijk te zien te zijn. In de kleine gebaren, in de mensen die je onderweg tegenkomt. Een vriendelijk gebaar als je het even niet verwacht. Daarin kan je bevestiging voelen dat dit visioen de moeite waard is om te omarmen. Zoals de heilige Martinis van Tours de bevestiging kreeg dat hij de juiste keuze gemaakt had die koude dag toen hij die arme man hielp.
En dit hoeven we niet alleen te doen. Want met elkaar en met de mensen die ons zijn voorgegaan hebben we iets van dat vaderland gezien en omarmd. Elkaar helpen we onderweg. Om moed te blijven houden en te blijven hopen. Dan zijn wij samen op weg naar huis. Altijd dwars door de crisis heen de toekomst tegemoet.
Amen