Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

20 december 2020

Vierde Advent
2 Samuël 7: 4 –16
Lucas 1: 26-38
Eén van de grootste Nederlandse schrijvers (vond hij ook zelf, met de hem kenmerkende bescheidenheid) Harry Mulisch was afgelopen jaar in het nieuws omdat hij alweer tien jaar(waar blijft de tijd?) in de hemel is. Die hij al eerder had ontdekt.
“De ontdekking van de hemel” schreef hij in 1992.
Wat mij betreft is het een boek dat het waard is om steeds weer opnieuw te worden ontdekt.
De verhaallijn gaat uit van Gods besluit om de Stenen Tafelen met de 10 geboden,die hij aan Mozes gaf, van de aarde terug te halen. En wel omdat de mens zich er niet aan gehouden heeft. Zeg maar: het waren paarlen voor de zwijnen, God wil zijn kostbare geboden terug.
God weet waar de twee rotsplakken verborgen liggen, maar kan ze niet simpelweg wegnemen. God is geen tovenaar, hij werkt met mensenhanden. Dus moet er een mens komen, die zich geroepen voelt om de Stenen tafelen te zoeken, te vinden en weg te nemen.
Een soort omgekeerde Messias, zou je kunnen zeggen.
Gods andere werknemers, de engelen, worden aan het werk gezet en ontwikkelen een hemels plan.
Ook aan de Messias gaat een geslachtsregister vooraf. Dat is hard werken, het is een werk waar eeuwen overheen gaan (Wat niet erg is want de hemel heeft de tijd). Er zijn op het oog toevallige ontmoetingen, niemand heeft door dat er een hemels plan achter zit. Er worden kinderen geboren, die krijgen ook weer kinderen, er komen twee familielijnen, die moeten uitmonden in een ontmoeting van een man en een vrouw die het kind zullen krijgen waar God op wacht.
Dat kind, dat geroepen wordt voor de bijzondere missie,
moet natuurlijk op bijzondere wijze geboren worden.
Zo gaat dat in de bijbel. Izaäk en Samuël worden geboren uit een oude onvruchtbare vrouw. Mozes heeft een normale geboorte maar wordt direct daarop met de dood bedreigd en er op wonderbaarlijke wijze uit getrokken.
[Ergens gaat ook het verhaal van een bijbelse persoon die uit een maagd geboren wordt… ]
Harry Mulisch komt – en dat vind ik werkelijk prachtig – met een eigentijdse vorm van een onwaarschijnlijke geboorte.
Het mooie hieraan is dat deze technisch gezien nog mogelijk is ook. De vrouw, die zwanger is [aardig detail is ook dat zij niet weet wie de vader is] krijgt een ernstig ongeluk en raakt in een onomkeerbare coma, zij is hersendood.
Haar lichaam wordt aan medische apparaten in leven gehouden, zodat de vrucht in haar schoot verder kan groeien en voldragen wordt. Zo wordt deze Messias die de Stenen Tafelen moet Terughalen, geboren uit een dode vrouw…
Wonderen bestaan!
We gaan terug in de tijd. Naar die andere Messias. Waar we in deze tijd van verwachting vol van zijn. We schrijven het jaar +/- 3760. Later zal een paus dat jaartal veranderen in het wijnjaar nul.
We richten onze ogen niet op Rome –het centrum van de macht en slaan ze ook niet op naar Jeruzalem, het andere brandpunt.
Dat zou logisch zijn, maar als we in een derde poging de logica laten liggen brengen we de verbeelding aan de macht.
Daar moeten we het van hebben! Niet naar Rome, niet naar
Jeruzalem, maar naar Nazareth.
In dat onooglijke stadje te Galilea aan de rand van het Romeinse Rijk, begint (zo gaat het verhaal. Want wat ik u hier schets is de weergave van een verhaal) bij een meisje van circa twaalf jaar de omwenteling van de wereldgeschiedenis.
Zij heet Maria en ontvangt een hemelse boodschapper.
Vraag niet hoe en of er vleugels aan zitten. Niet de boodschapper is van belang, maar wat de hemel zegt.
Die brengt haar in blijde verwachting van een zoon, die ‘zoon van de Allerhoogste’ zal worden genoemd.
Behalve ‘zoon van God’ is hij ook ‘koningszoon’.
De ’troon van David’ zegt de engel, komt hem tot in de eeuwigheid toe.
Maria weet natuurlijk wel wie David is. De koning uit de Gouden Eeuw van Israël. Hét voorbeeld van de Messiaans koning.
Waar wel het een en ander op valt af te dingen.
Toch zijn de stukken zo op het bord gezet dat aan David de
toekomstverwachting is gekoppeld.
De profeet Nathan zegt tegen David dat God een vader voor diens zoon zal zijn. Dat is twee in één. Hij is zowel ‘zoon van God’ als ‘zoon van David’. Concreet gaat het om Salomo. Maar meteen al reikt het verder als Nathan er aan toevoegt dat het koningshuis van David voor eeuwig is.
Zoon van God, zoon van David en eeuwig koningschap vallen volgens de profeet ooit samen. Volgens het evangelie breekt dat cruciale moment in de wereldgeschiedenis nu aan.
En Maria is daarvan de draagmoeder.
Dragende grond in het verhaal is dat God barmhartig is. “Vrees niet Maria, je hebt genade gevonden bij God”.
Dat kun je wel zeggen (!), zij wordt de drager van Gods genade. Dit licht straalt in donkere tijden. Zo gaat dat in de
Bijbel. Als alles je benauwt, als het water tot aan je
lippen reikt, steekt God zijn reddende hand uit.
Je hoeft maar in nood te zijn of die hand ís er. (Je moet er wel in geloven en een antenne ontwikkelen om hem te zien).
“Hoe zal dit geschieden?” zegt de dertienjarige
Het lijkt er op dat Maria zich afvraagt hoe ze in verwachting zal raken. Maar het gaat niet om techniek, het gaat om de vraag ‘Hoe zal God via dit kind de mensheid redden?’
Dat is niet zo makkelijk om in een paar woorden te schetsen. Ik maak er een paar opmerkingen over, ik denk dat er twee punten zijn:
1. Jezus als lichtend voorbeeld. Jezus is de gestalte van God op aarde, opdat op aarde Gods Koninkrijk plaatsvindt. ‘Doe dit en gij zult leven’. Zo simpel is het (…). En zo moeilijk.
Want als we eerlijk zijn tegenover elkaar en onszelf moeten we tot de conclusie komen dat dit een moeizaam proces is. Voor de komst van Gods Koninkrijk gaan onze herbergen niet wijd open. Meer in woorden dan in daden hebben we (ik)
boodschap aan het humane bestaan.
We lopen hier op tegen een hindernis, een berg, die we niet kunnen verzetten. Wie die berg wel verzet spijkeren we aan het kruis.
Dat brengt ons op het andere aandachtspunt (2.): Omdat we tekortschieten, ook al stromen wij over van goede bedoelingen, is Gods Koninkrijk een onbereikbaar ideaal en zal dat zo blijven. Tenzij God iets extra’s brengt.
Hij maakt het verschil. Hier denk ik aan Gods barmhartigheid > Gods Koninkrijk komt door genade alleen.
Zonder Gods ruimhartigheid zouden wij doodlopen.
De weg van de mens loopt uit op het kruis.
De weg van Jezus, de Mensenzoon loopt door
het kruis naar het eeuwige leven,
God reikt hem de hand door de dood heen
Als we deze twee punten samenvatten zeg ik dat Jezus oftewel ‘God redt’ (dat is de betekenis van zijn naam en die moeten we erin betrekken, we zijn geen ambtenaren van de burgerlijke stand die blijven steken in de naam zelf), dat dit gebeurt als wij de Tien Woorden daadwerkelijk leven. De woorden die in het evangelie als schets van het leven van de godenzoon optimaal in beeld zijn. En als God ons tekortschieten daarin met de mantel der liefde bedekt (is anders dan: ontkent).
God roept de mens tot het goede. Op een bedje van genade (niet: op een bed violen)> het komt erop aan de Tien Woorden te leven met Jezus als lichtend voorbeeld en met Gods garantie van genade als basis. Een garantie die alleen uitbetaalt als wij zelf barmhartig zijn. Wie genadeloos is, roept genadeloosheid op.
De weg van ‘het kind dat komt’ om de wereld te dragen is een kruisweg, omdat de harten van de mens (hoewel de meeste mensen deugen) vaak een hartenloze herberg zijn met een bordje waarop staat VOL!> Voor God en mens geen plaats.
De opstanding, die op de kruisweg volgt is Gods garantie dat Hij zijn levengevende Woorden niet van de aarde weg zal nemen. Godzijdank blijft de omgekeerde Messias van Harry Mulisch een romanfiguur.
Met kerst gaan we de ontdekking van de hemel tegemoet.