Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

6 september 2020

Gemeente van onze Heer Jezus Christus
Mozes vraagt God naar zijn geloofsbrieven
Hij wil weten waar hij aan toe is
Want iedereen kan wel zeggen dat hij een god is
Mozes leeft immers in een betoverde wereld
Hij is opgegroeid met de goden van Egypte.
Een hele hemel vol
Er is een god voor de dag en de nacht
Voor de zon en de maan
Een god voor de lucht
En voor de onderwereld
Een god voor het graan en voor de waterputten.
En wie is dan deze God die hem aanspreekt
Die hem roept vanuit een doornstruik
Die wel brandt maar niet verteert
Wat is zijn status
Wat zijn zijn papieren
Met welk gezag spreekt hij
En heeft hij de macht om zijn woorden kracht bij te zetten
Om zijn toezeggingen gestand te doen
Mozes vraagt God naar zijn plek tussen de veelheid van goden
Hij vraagt naar zijn naam
Zijn positie
Zijn macht
Maar met het antwoord dat Mozes krijgt, kan hij niet zoveel
Hij komt er nog geen dagreis ver mee
Want als de dag van vandaag voorbij is dan verwijst de naam nog steeds naar de dag van morgen
Ik ben, die er zijn zal
Vandaag ben ik, die ik morgen zal worden.
Maar het wordt steeds opnieuw morgen
Het is als met dat belegen grapje over dat bord waarop geschreven staat: Morgen gratis bier
Maar morgen staat dat zelfde bord er weer
En is de belofte nog steeds toekomstmuziek
God maakt zich bekend
Als ik ben die er zijn zal
Of ook ik ben die ik zijn zal
God openbaart zich
Door zich te verbergen zo lijkt het
Want Hij verwijst Mozes naar de dag van morgen
Vandaag zal ik zijn, wie ik morgen ben
Maar die morgen is er iedere dag opnieuw
En wie is God dan.
Toch is hier meer aan de hand dan een spel van woorden
Want God die naar zijn Naam gevraagd wordt,
Verwijst Mozes terug naar zichzelf
Even daarvoor had Mozes opgemerkt
Maar wie ben ik dan
Dat ik naar de farao zou gaan
En de Israëlieten uit Egypte zou leiden
Mozes vraagt niet alleen naar de geloofspapieren van God
Maar ook naar zijn eigen geloof
Naar zijn eigen identiteit
Zijn eigen naam
Is hij het, die het volk uit slavernij moet bevrijden
Een gevluchte prins uit Egypte
Iemand die maar moeilijk uit zijn woorden kan komen
En liever zijn vuisten laat spreken
Wie ben ik, dat ik deze rol op mij kan nemen
Mozes vraagt het zich hardop af
Is deze taak niet te zwaar voor mij alleen
Wie ben ik
Dat ik naar de farao zou gaan
En dan antwoord God hem
Met een belofte die nog openstaat
Ik ben die ik zijn zal
Want het is onduidelijk wat er gaat gebeuren
Het staat niet in de sterren geschreven
Het ligt niet bij voorbaat vast
Het is geen wet van Meden en Perzen
Geen bevel van de Farao dat ongedacht uitgevoerd moet worden
Nee, Mozes kan ook weigeren
Hij kan de stem negeren
Weglopen van wat zijn roeping blijkt te zijn.
Het vuur dat in nog in hem smeult
Het elan dat hij geen onrecht kan zien
Dat waarheid verbonden moet zijn met waardigheid
Dat al zijn privileges niks waard zijn
Als anderen in slavernij leven
Dat vuur van gerechtigheid
Van omzien naar de geringe
En horen naar de ongeachte
Hij kan het ook uitdoven
Het de rug toekeren
En doen wat hij altijd deed
De schapen en geiten van zijn schoonvader te weiden
Ooit brandde het heilig vuur fel in Mozes
Hij werd woedend
Toen een Hebreeuwse slaaf er van langs kreeg door een opzichter
Hij sloeg die man dood en verborg hem onder het zand.
Nu is het vuur er nog
Maar het verteert hem niet meer
Zoals voorheen
Wordt dat voor hem een uitgelezen plek
Of een plaats waar je aan voorbij sluipt
Staat hij op heilige grond
Of is het vuur gedoofd
Mozes staat op een tweesprong
Hij loopt er al maanden mee rond; misschien wel jaren
Telkens verlaat hij het vruchtbare steppenland
En komt in de woestijn terecht
Waar de zon onbarmhartig brandt
En het landschap net zo leeg is als zijn ziel.
Daar vindt hij het vuur
Dat hem niet verteert
Daar hoort hij een stem
Die het geroep gehoord heeft
En alle ellende wel degelijk ziet
Daar staat Mozes voor de vraag
Wie ben ik
En krijgt als echo tegen de bergwand terug
Ik ben die ik ben
Maar ook klinkt daar in door
Ik ben die ik zijn zal
Een belofte die uitnodigt om de stap te wagen
Als Mozes springt
Zal God hem opvangen
Als Mozes gaat
Zal God er zijn
Maar wie die God is
Met die raadselachtig naam
Dat staat nog open
Want God verbindt zichzelf met Mozes
Met het volk
Met mensen die op weg gaan
Zomaar te gaan
Verdwaald maar niet verloren
Wie God is
Hangt af van wie de mensen zullen zijn.
Dat is het radicaal nieuwe in het Godsvertrouwen van Israël
God is niet tijdloos en onveranderlijk.
En als Hij het al is, dan niet voor eeuwig en altijd
Want God verbindt zich met de mens
En verbindt zich met de tijd
Het is nog de vraag hoe het zal zijn
Maar God zal er zijn
Want zijn Naam is verbonden met onze namen
Want God maakt zich hier ook bekend als
De God van je vader
De God van Abraham
De God van Isaak
En de God van Jakob
Het staat er vier keer omdat het niet zomaar precies dezelfde God is
Die je ook zou kunnen samenvatten onder de noemer de God van Abraham, Izaak en Jakob
Dat is de God van de grootste gemene deler
Van algemeenheden, die iedereen wel kan geloven
Maar dit is de God die zich in het bijzonder met deze personen, ieder met hun eigen identiteit, verbonden heeft
De God van Sara
De God van Rebekka
De God van Rachel
En de God van Lea
Dat is hoe de Eeuwige
Zich toont
En zo gaat het verhaal ook verder
Dit zijn de namen
Dat is de naam van dit tweede Bijbelboek in de Hebreeuwse bijbel
En al meteen in het begin horen we dan ook de Naam van God
De Naam die wij niet uit kunnen spreken
Niet vastleggen op één betekenis
Ik ben die ik ben
Of die er zijn zal
Of ik ben die ik zal zijn.
Wat ik voor nu de mooiste vertaling vindt
Gevonden in de Friese bijvelvertaling
Ik bin dy’t Ik wêze sil.
Ik ben die ik zal zijn
Dat wil zeggen hij is vandaag al de God van de toekomst
Van wat komen gaat
Én van wat de komende generaties gaan doen
Hij is de God van onze kinderen, omdat Hij de God is van ons voorgeslacht
Van wie ons voorgingen en de verhalen leerde
En dat geldt dan ook omgekeerd
God is niet de God van een tijd die voorgoed voorbij is gegaan, begraven onder het zand
Als een ruïne van weleer
Nee hij is de God van een geschiedenis die spreekt
Die aanspreekt en uitnodigt tot wat komen gaat
Als de God die zal zijn, is Hij de God van wat geweest is
Zo omspant Hij de geschiedenis
Niet omdat Hij eeuwig is en buiten de tijd valt.
Maar omdat hij zich inlaat met de tijd
En door de generaties heen zich met mensen verbindt
De traditie kan nooit zomaar afgeschreven worden
Alsof dat geloof, hun vertrouwen er niet toe deed
Maar het verleden laat zich ook niet fixeren
Alsof alles zo moet blijven
En vroeger alles beter was
En de toekomst kan niet in ons keurslijf gedwongen worden
Iedere generatie zal opnieuw de woorden moeten horen
Ieder in haar eigen taal.
Wellicht dat de vormen van kerk-zijn die ons vertrouwd waren zullen verdwijnen
Wie zal het zeggen
Maar wat blijft is
Het verhaal dat verder gaat
Wat blijft is de bijbel
De verhalen die we spellen, spelen en doorgeven
De woorden die we horen, soms verliezen en die ons dan weer terug vinden
De woorden die we koesteren
Die ons verwarmen en verwarren
Dat zal er altijd zijn.
Want alleen zo zal God er zijn
Door wat wij verhalen
Wat wij ongezegd en ongemerkt doorgeven
Door te doen
Door te zijn.
Wat wij spreken en zwijgen
Doen en laten
Wat wij twijfelen en geloven
Verliezen en vinden
Wat wij zijn en nog kunnen worden
Daar is God
Ubi caritas et amor
Deus ibi est
Waar zorg is
En liefde
Daar is God
Amen