18 oktober 2020
Maar tegelijkertijd kunnen we onze kop niet in het zand steken, we leven nu, we moeten er iets mee. Wat doen we precies, als we geen avondmaal vieren, geven we dan niet de hoop op? De hoop op een tijd waarin we wel weer samen kunnen vieren.
En die hoop hebben we nodig. Juist nu, zeker nu.
Wat me opviel in de afgelopen weken, bijvoorbeeld tijdens de high tea’s, maar ook op andere momenten, is dat we steeds beter worden in het met elkaar delen van hoe moeilijk het soms is in deze tijd. Hoe eenzaam het kan zijn. Hoe confronterend ook, bijvoorbeeld om in je eentje naar de kerk te komen en dan ook op afstand van anderen te zitten. Of thuis alleen naar de dienst te kijken, zonder daarna mensen te zien of te spreken. Hoe zwaar het is om niet te kunnen worden aangeraakt door mensen in onze omgeving en hoe diep het gemis daarvan is. Wat een teleurstelling het is als iets weer niet door kan gaan waar we zo naar uitkeken.
We zien aan elkaar vaak een mooie buitenkant, we vertellen elkaar wat er goed gaat. De rest houden we soms liever verborgen. En we denken heel vaak dat het met de ander beter gaat dan met ons, dat ze succesvoller, gelukkiger zijn dan wij.
Dat lichaam is kwetsbaar. En het lichaam bestaat uit veel verschillende delen. Eigenlijk zegt Paulus: je bent per definitie niet zelfstandig. Jij in je eentje bent niet een geheel zelfstandig draaiend lichaam.
Je bent maar een deeltje.
Een lichaam vertelt vaak een heel verhaal. Vaak ook door de onvolkomenheden, de littekens. Bij iemand die een handicap heeft, of bij iemand die bijvoorbeeld dakloos is, zijn de littekens (en littekens bedoel ik dan heel breed) vaak aan de buitenkant zichtbaar. Omdat je meteen ziet wat iemand anders maakt dan gewoon, wat gewoon ook zijn mag.
Bij de meesten van ons is dat niet zo. En daarbij doen we onszelf ook nog vaak mooier voor dan we daadwerkelijk zijn of ons voelen.
Terwijl.. we delen allemaal hetzelfde menszijn. Hetzelfde broze lichaam, broze leven. Op de een of andere manier hebben wij aangeleerd dat we dat niet allemaal hoeven te delen.
Daar kan angst achter zitten, wat zal de ander denken? Ook schaamte is hardnekkig. Als diegene dat van me zou weten.. dan..
Maar gaan we daarmee niet voorbij aan de kern van ons menselijk bestaan?
Hoe functioneert een lichaam waarvan de hand met pijn niet zegt tegen het been met de littekens: ik heb daar ook last van..
Als er een iemand weet van ons broze bestaan en al onze littekens, is het God wel. Psalm 103 zegt: Hij weet waarvan wij gemaakt zijn, hij vergeet niet dat wij uit stof gevormd zijn. Deze zin staat in een psalm vol van Gods liefde en genade. Een psalm die vertelt dat God geen God van verleden is. Hij blijft niet vasthouden aan wat we verkeerd deden, aan waar we tekort kwamen, aan waar we gebroken werden.
Juist omdat hij weet hoe kwetsbaar wij zijn, als een bloem die de ene dag stevig staat in de wind, en de andere dag geknakt kan zijn, niet opgewassen tegen storm en regen.
Juist daarom is hij een God van vergeving, van oneindige liefde, van iedere dag een nieuwe dag.
Een poos geleden ontdekte ik Kintsugi. Misschien heeft iemand er ook wel eens van gehoord.
Het is een hele oude Japanse gewoonte om gebroken aardewerk niet weg te gooien, maar te lijmen met gouden lijm. Een object wordt daardoor waardevoller, in plaats van klaar voor de prullenbak.
Je kunt tegenwoordig ook een kintsugi pakket kopen, en ik heb zelfs gelezen dat mensen expres een bord kapot gooien om het vervolgens met gouden lijm te herstellen.
Om die kintsugi praktijk heen is een filosofie ontstaan waarin gebrokenheid, littekens, niet worden gezien als iets wat je moet verbergen, maar als iets wat juist waardevol is, en wat gezien mag worden.
Het is een manier van omgaan met pijn en trauma’s. Een trauma, een verlies, een chronische fysieke of psychische ziekte, een karaktertrek, sommige ervaringen, kunnen niet uitgewist worden. Hoe graag we dat soms ook zouden willen. Een litteken zal altijd blijven. Het ene groter dan het ander, het ene dieper, de ander meer aan de oppervlakte.
Durven we naar onze gebrokenheid te kijken op de Kintsugi manier?
Beeld je in:
Als ons lichaam ons leven zou voorstellen.
Met alle littekens die we hebben.
Aan gebrokenheid, aan kwetsbaarheid, aan trauma’s, aan onvolkomenheden, aan verlies, aan verdriet.
En de lijnen die er lopen van barstjes en gebrokenheid zouden goud geverfd zijn.
En wij zouden hier naakt staan.
Hoe zou het eruit zien?
Ik weet zeker dat ieder lichaam veel goud zou hebben.
Meer dan we soms van elkaar vermoeden.
Had ik gewild dat ik sommige littekens niet had gehad? Ja zeker. Maar nu ik ze heb, hoe kleur ik ze in.. mogen ze goud worden om daarmee te zeggen: ook dit hoort bij mij. Dit ben ik.
Als wij als gemeente het lichaam zijn, zoals Paulus schrijft, met alles wat er in een gemeenschap soms mis kan gaan in communicatie, in onbegrip, aan pijn, aan niet gezien worden, aan niet gehoord worden. Maar ook in de gedeelde pijn van het elkaar niet kunnen ontmoeten op dit moment.
Dan zouden er gouden lijnen lopen.
Durven we als gemeenschap dat lichaam met gouden lijnen te zijn? Niet verhullend, maar eerlijk.
En kunnen we dan zo ook naar de ander kijken? Misschien is dat nog wel belangrijker dan alles te delen van jezelf, dat je de ander altijd voorstelt met diezelfde gouden lijnen als jij, dat kan contact wezenlijk anders maken.
Psalm 103 is een avondmaalspsalm. Als dankgebed lezen we het straks nadat we brood en wijn hebben ontvangen. En dat past wonderwel.
We ontvangen brood en wijn niet omdat we zulke sterke, onvergankelijke, onbreekbare mensen zijn. We ontvangen het omdát we breekbaar zijn, net zoals het brood.
We ontvangen wijn als het bloed van Christus omdat hij heeft gedeeld met datzelfde kwetsbare vlees en bloed als het onze.
Sterker nog, we ontvangen het van de man die na zijn dood verscheen met de littekens zichtbaar op zijn lichaam.
We ontvangen het vandaag hier in de kerk, of we ontvangen het thuis, of we denken thuis aan de keer dat we wel hier in de kerk waren om het te ontvangen.
Ik hoop dat het avondmaal ons vandaag in het bijzonder mag sterken onderweg, in deze eenzame en vervreemdende tijd. Dat het ons eraan mag herinneren dat we samen onderweg zijn naar Gods toekomst. De toekomst die uitstijgt boven de tijd waarin we nu leven die soms zo zonder einde voelt. Er zal een einde aan komen. En we zijn niet alleen. Die belofte wordt straks tastbaar in brood en wijn.