21 juni 2020
“Wees niet bang, hou vol”
Gemeente van onze Heer,
Het zijn ongemakkelijke woorden waarmee Jezus de leerlingen uitzendt:
“als schapen onder wolven”;
“pas op voor de mensen, ze zullen je voor het gerecht slepen
en geselen in hun synagogen…”
“broers zullen broers en vaders hun kinderen uitleveren en andersom”
“Jullie zullen door iedereen worden gehaat…”
“Vervolging en vluchten…”
Het klinkt mij bij het eerste horen als bangmakerij in de oren,
en strookt nauwelijks met mijn eigen ervaring.
Natuurlijk, ik krijg ook wel eens opmerkingen te horen als:
‘Wát, geloof jij nog?’, alsof dat achterhaald is en ik dus achterlijk ben.
Maar ik ben, vrees ik, toch wel het meest geconfronteerd
met mijn eigen te kort en met het falen van het instituut kerk.
De profeet Jeremia stond er duidelijk anders in.
Hij beklaagde zich over zijn roeping:
“(7) …u hebt mij verleid, en ik ben bezweken,
u was te sterk voor mij en hebt mij in uw greep gekregen.
Dag in dag uit lachen ze om mij, iedereen bespot mij.”
Zijn klacht klinkt op het moment in Juda’s geschiedenis,
dat Babylon en Egypte strijden om de macht in de regio,
terwijl de inwoners van Juda verdeeld zijn over de vraag
aan welke overheerser ze de voorkeur moeten geven.
En in die verdeeldheid zijn ze niet bereid – in te zien dat die keus niet aan hen is,
dat oorlog en bezetting hen overkomt,-
en zijn ze niet bereid te horen welke weg God hen bij monde van Jeremia wijst.
Juda keert zich af van God en zijn profeet.
Zelfs zijn vrienden keren zich tegen hem, klaagt hij in v.10.
Jeremia kan het nauwelijks verdragen.
Ik begrijp best, dat hij in die situatie een sterke neiging voelde,
de brui te geven aan zijn opdracht boodschapper van God te zijn.
Maar wat moet ík hiermee? Bij ons is geen oorlog en er dreigt er ook geen.
Ja, wel is er een ziekte die we nog niet kennen, lastig, eng misschien,
En we hebben nog een paar andere problemen:
er is die onaangename confrontatie met het ingesleten racisme,
waarvan we ons nauwelijks bewust zijn, maar wel anderen kwetst.
En er is ook nog de stikstofcrisis, die – nu de coronastorm wat luwt –
weer meer op de voorgrond treedt
en dat levert spanningen op onder boeren en bouwers.
Om maar even drie grote items van de laatste tijd te noemen.
Maar waarom spreekt Jezus zulke zware waarschuwende woorden?
Wil hij zijn leerlingen bang maken en wantrouwig? Ik denk het niet.
Ik ben momenteel een uitdagend boek aan het lezen
van de hand van historicus Rutger Bregman.
‘De meeste mensen deugen’, heet het.
Bregman zet de filosofieën van Hobbes en Rouseau,
de één somber, de ander optimistisch over de aard van de mens,
tegenover elkaar en ontwikkelt aan de hand van gebeurtenissen in de geschiedenis een nieuwe visie op de mens: ‘die deugt in beginsel,
maar laat zich tamelijk makkelijk corrumperen door leiders die hij vertrouwt’, zegt hij.
Het ondeugdzame noemt Bregman ‘elitair’.
Het zou – kort gezegd – voortkomen uit de behoefte leiderschap tot macht te verheffen.
tot zij macht over hen uitoefenen en kunnen laten doen wat zij willen,
namelijk dat, wat hun machtspositie consolideert.
Met de gedachte, dat in beginsel mensen deugen,
ben ik Jezus waarschuwingen in Mt. 10 opnieuw gaan lezen.
Daarmee kan ik het probleem van de angst mooi dicht bij mezelf houden.
Jezus waarschuwt mijns inziens de apostelen niet in het algemeen tegen mensen,
alsof zij allemaal wolven in schaapskleren zouden zijn,
die je verscheuren, zodra je zegt: ‘Het Koninkrijk van de hemel is nabij’.
Meer specifiek waarschuwt hij tegen mensen,
die zich door die boodschap bedreigd voelen
en menen, dat met de komst van ‘het Koninkrijk van de Hemel’,
en met het koningschap van God, hun macht ondermijnd wordt.
Pas in Mt 10:1-4 worden de twaalf geroepen,
en heten meteen ‘apostelen’, ‘gezondenen’.
Van nu af aan maken ze deel uit van Jezus missie in Israël.
Pas in Mt. 28 wordt die zendingsopdracht verbreed naar de wereld.
De zendingsopdracht hier in Mt 10, om het evangelie te verkondigen,
zoals verwoord in Mt. 10:7: ‘Het Koninkrijk van de hemel is nabij’,
is eschatologisch van aard, het verwijst naar wat komen gaat
en heeft betrekking
op de Messias en zijn messiaanse gemeenschap door de tijd heen.
Hier wordt ‘de kerk’ gesticht, hier roept Jezus ‘de kerk’ tot leven,
als messiaanse gemeenschap van apostelen,
gezonden in een wereld niet zo zeer vol wolven,
maar vol met mensen in nood, die verlangen naar de nabijheid van het Koninkrijk,
naar troostende, bemoedigende, richtingwijzende woorden,
en daden die overeind helpen, dragen, voorgaan…
Laten we dit niet vergeten, het zijn mensen als wijzelf.
Volgens Matteüs draait het uiteindelijk
om de zending van de kerk als messiaanse gemeenschap.
Jezus spreekt hier in het middelste gedeelte van zijn zendingspreek
over wat het ons kost om hem na te volgen.
Eerst onze zending: wie Jezus wil volgen, moet net als hijzelf,
gehoor geven aan de zendingsopdracht,
en het Koninkrijk van de hemel in de wereld present te stellen.
En ten tweede, in samenhang met die zending, zullen we ‘angst’ ervaren, zegt hij.
Wie zich met Jezus gezonden weet in deze wereld
moet er namelijk rekening mee houden,
dat hij net zo behandeld te zullen worden als Jezus zelf,
en zijn angst daarvoor verdragen en overwinnen:
“Een leerling staat niet boven zijn leermeester en een slaaf niet boven zijn heer.
Een leerling moet er genoegen mee nemen te worden als zijn leermeester,
en de slaaf als zijn heer”, zegt hij in Mt. 10: 24-25.
Jezus spreekt hier in de eerste plaats met het oog op wat hemzelf te wachten staat,
over de kosten en consequenties van zíjn missie:
lijden en sterven onder de handen van de leiders van het volk, –
van ‘de elite’, – bang voor hun machtspositie, zou Bregman zeggen, –
met uiteindelijk de instemming van het door hen opgehitste volk.
Die uiterste consequentie gaat niet automatisch voorbij
aan de apostelen, aan heel de messiaanse gemeenschap door de tijd heen,
ook niet aan ons.
Immer, een boodschap, die Gods koningschap stelt boven de macht van mensen,
die opkomt voor ieder die door onze systemen vermorzeld dreigt te worden,
die je wat kosten kan,
zo’n boodschap valt niet altijd lekker en kan op weerstand rekenen,
met name van hen, die bang zijn hun greep te verliezen
op zichzelf en hun eigen situatie, en misschien ook op anderen.
Wees niet bang voor zulke mensen! Ze zijn niet anders dan u en ik.
Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven, dat ik maar al te goed weet hoe dit werkt:
wanneer ik me bedreigd voel, kan ik ook defensief reageren…
Die wolf, dat ben ik soms gewoon zelf. En ik weet, dat ik niet de enige ben.
kost ons trouw aan het evangelie ook als dat weerstand oproept bij de ander
en angst bij onszelf.
Het evangelie daagt niet alleen de ander uit, maar ook mij en u
tot die worsteling met onze angst-mezelf-uit-handen-te-geven aan God,
in het vertrouwen dat hij mij bevestigt in wie ik ben in zijn licht.
Hij daagt ons uit i.p.v. ons te verschuilen achter een pantser
van cijfers en statistieken en ander zgn. bewijs van ons dikke gelijk, –
feitelijk bewijs van onze onmacht;
om i.p.v. ons hart te sluiten en weg te kijken,
ons hart te openen voor God en de ander,
en onze goedheid het laatste woord te geven i.p.v. onze angst.
Mijn bestaan, hoe lang of kort dat ook duurt,
is ingebed in die ene onwaarschijnlijke liefde,
die alle angst, zelfs doodsangst overwint.
Wij zijn met Christus opgestaan, om uit zijn kracht lief te hebben en te leven.
Dat is evangelie, goed nieuws voor onszelf en de wereld!
Wees niet bang, hou vol! Amen.