Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

25 mei 2025

Gemeente van Jezus Christus,

 

Vandaag deel 2 van het tweeluik over afscheid nemen. Een onderwerp wat zich goed voor een tweeluik leent, want als je afscheid neemt doe je vrijwel altijd twee dingen. Je kijkt achteruit naar wat geweest is en vooruit naar wat komen gaat.

 

Vorige week ging het over het achteruit kijken. Voelen wat je laat liggen en wat je meeneemt de nieuwe fase in. Mozes keek achteruit naar de periode die hij met het volk in de woestijn was. Hij bracht het volk de geboden van God in herinnering.

Jezus kijkt ook terug, op zijn eigen leven, maar ver daar voorbij naar de traditie waarin hij geworteld is. Uiteindelijk bleek liefde centraal te staan in het terugblikken. Zoals Jezus het tegen zijn leerlingen zei: ‘Heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben. Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.’ Een samenvatting van de geboden van God zoals Mozes die aan zijn volk leerde.

 

Vandaag gaat de blik vooruit bij het afscheid nemen. We hebben opnieuw twee Bijbelteksten over afscheid gelezen.

 

De ene tekst is een wat onbekende tekst uit het boek Handelingen der apostelen. Het gaat over het afscheid van Paulus van de gemeente in Efeze. Hij heeft daar 3 jaar gewoond en gewerkt. Ondertussen is Paulus verder getrokken en heeft hij nieuwe gemeentes gesticht. Tijdens een reis naar Jeruzalem hoort hij dat de gemeente in Efeze het lastig heeft. Daarom laat hij de oudsten, de leiders van de gemeente bij zich komen. Hij beseft zich dat hij deze mensen waarschijnlijk nooit meer zal zien en spreekt ze toe.

Het laatste stukje van zijn woorden aan hen hebben we gelezen. Hiervoor heeft hij hen herinnerd aan zijn periode in Efeze, heeft hij hen opgedragen goed voor zichzelf en de gemeente te zorgen en hij heeft hen gewaarschuwd voor dwaalleraren die zullen komen. Zo is Paulus al steeds heen en weer gegaan tussen terugblikken en vooruitkijken.

Het allerlaatste deel van zijn toespraak aan de leiders van de gemeente begint hij met, wat mij betreft, een prachtige zin: ‘Nu vertrouw ik u toe aan God en aan het woord van zijn genade, dat onze gemeenschap kan opbouwen en dat ons deel zal geven aan zijn koninkrijk samen met allen die Hem toebehoren.’

Als het erop aankomt is het enige wat Paulus kan doen, de gemeente en haar leiders toevertrouwen aan die krachtbron die hen allen draagt. Uiteindelijk staan zowel Paulus, als de leiders, als de gewone gelovige in dienst van het Woord van Gods genade. Zelfs als hij weg gaat om niet meer terug te keren weet Paulus waar hij deze gemeente en haar leden daaraan toe mag vertrouwen. Aan de God en de Opgestane Jezus, met wie hij zich ook ten diepste verbonden weet.

Dat is ook te zien in de wissel van ik naar wij. Na het toevertrouwen aan spreekt Paulus over wij en ons. Dat woord van Gods genade kan ‘onze’ gemeenschap opbouwen en zal ‘ons’ deelgeven aan het koninkrijk. Zelfs als vaart Paulus zo meteen weg een onbekende toekomst tegemoet, hij en de gemeente blijven onderdeel van diezelfde beweging van Christus.

Soms ben ik benieuwd hoe Paulus zou reageren als hij zou kunnen zien hoe dat wat hij met de andere apostelen begonnen is, uiteindelijk is uitgegroeid tot een wereldwijde beweging. Een gemeenschap die zich nog steeds toevertrouwt aan het evangelie van Gods genade en liefde en van daaruit het leven richting probeert te geven. Zou hij verbijsterd zijn of denken: dit wist ik wel…..?

 

Paulus schenkt de gemeenteleiders vertrouwen en houvast bij zijn afscheid. Jezus doet dat ook in zijn afscheidstoespraak. Het evangeliegedeelte dat we gelezen hebben is dus onderdeel van dezelfde toespraak als de lezing van vorige week. Het blijft een heen en weer tussen terugblikken en vooruitkijken, maar de nadruk komt wel steeds meer op het vooruitkijken te liggen.

 

Jezus spreekt zijn leerlingen toe op het moment dat Judas Iskariot net is vertrokken om hem te verraden. In de zeer nabije toekomst zal Jezus opgepakt, gemarteld en vermoord worden. In alles schemert door dat Jezus bezig is zijn leerlingen toe te rusten voor de tijd dat hij niet meer in levenden lijve bij hen zal zijn. Hoe kunnen ze dan een relatie met hem houden? Wat zal er dan allemaal veranderen en wat zal hetzelfde blijven?

Liefhebben blijkt daarin opnieuw een kernwoord te zijn, verbonden met het houden aan zijn geboden die uiteindelijk de geboden van God de Vader zijn. Maar er volgt nog meer, iets waar de andere drie evangelisten het veel minder over hebben dan Johannes. Jezus spreekt in het evangelie van Johannes regelmatig over de Heilige Geest. Hij doet de belofte dat er een parakleet, een helper/pleitbezorger/trooster/raadsman zal komen om de leerlingen te steunen in het volgen van Jezus weg.

Zoals vers 15 en 16 van onze tekst zeiden: ‘Als je Mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden.

 Dan zal Ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van waarheid.’

 

Het deed me denken aan de afbeelding die ik vorige week tegenkwam en die op de voorkant van de liturgie staat. Een tekening in de lijn van de populaire boeken over ‘de jongen, de mol, de vos en het paard’. Terwijl ze aan de wandel zijn vraagt Grote Panda wat belangrijker is: de reis of de bestemming. De Kleine Draak geeft het wijze antwoord dat het gezelschap het belangrijkste is, de persoon met wie je reist.

 

In lijn met deze afbeelding heeft Jezus het niet over de reis of over de reisbestemming van de leerlingen na zijn dood en hoe ze zich op die reis dienen te gedragen. Hij heeft over het reisgezelschap van de leerlingen als hij zelf niet meer op aarde is. Daarin speelt de Heilige Geest, de Helper, de Pleitbezorger een belangrijke rol.  Die zal altijd met hen mee gaan. In die Geest zal in feite Jezus zelf met hen meegaan door het leven, al is het niet op dezelfde manier als toen hij op aarde rondliep. Daarom zegt Jezus dat hij weggaat én terugkomt. Het wordt anders, maar er is toch sprake van continuïteit. Het reisgezelschap dat de leerlingen wordt toegezegd is van onschatbare waarde.

 

Anselm Grün zegt daarover in zijn commentaar op dit deel van het evangelie van Johannes: ‘Johannes mediteert over de werkelijkheid van Jezus. Het hoogtepunt van de meditatie is de ervaring dat Jezus, die nu in heerlijkheid bij de Vader woont, via de Heilige Geest tegelijkertijd in ons woont. De Geest is de blijvende aanwezigheid van Jezus in en onder ons. (…) Jezus is dichterbij dan tijdens zijn leven op aarde, want hij woont nu in ons hart. De Heilige Geest brengt de leerlingen naar Christus die woont in de ziel (van de mens) en van wie ze nooit gescheiden kunnen worden.’(p. 251, het evangelie spiritueel gelezen)

 

Zo kijkt Jezus bij zijn afscheid vooruit naar de tijd van zijn gang naar de Vader en de komst van de Geest. Gebeurtenissen waar in de loop van de kerkgeschiedenis de kerkelijke feesten van Hemelvaart en Pinksteren van zijn gemaakt. Feesten waar we deze zondag naar toe leven.

Het zijn de dagen die recht doen aan onze realiteit, namelijk dat wij niet meer letterlijk met Jezus kunnen rondlopen op de aarde. Toch zijn ook wij niet als wezen achter gelaten, maar mogen we God dichtbij voelen in ons leven. De evangelist Johannes zegt zelfs dat God de Vader en Jezus een blijvende woning in de gelovige zullen maken.

Kan je dat je voorstellen? Dat jij een woning bent voor God? Dat God zegt: in jouw leven wil ik thuis zijn. Zo intiem en persoonlijk mag de band met Jezus zijn, nog steeds. Want in de Geest is hij heel dichtbij, dichterbij dan wij onszelf kunnen voorstellen.

 

Jezus biedt zijn leerlingen aan, nog voor het echte afscheid, dat hij hun reisgezelschap wil blijven. Meer nog, hij biedt zijn eigen Vader als reisgezelschap aan. Zoals God de Vader met Jezus is meegetrokken, hem moed, kracht en inspiratie heeft gegeven voor alles wat Jezus moest doen, zo zal hij ook met een ieder van ons persoonlijk meegaan. Om onze steun en toeverlaat te zijn op onze unieke levensweg.

 

Dat is een belofte waar we verder mee kunnen en mogen gaan. Niet omdat het dan altijd makkelijk is om te geloven, maar wel omdat we weten dat we altijd in goed gezelschap zijn. Dat dit vertrouwen ons vrede mag schenken in ons hart en in ons leven.

 

Amen