Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

28 juni 2020

Gemeente van Jezus Christus,
Ik heb wat kaartjes meegenomen.
De afgelopen maanden vond ik soms, als bij verrassing, een heel lief kaartje in mijn brievenbus.
Een teken van leven van gemeenteleden.
Even een bemoedigend woordje.
Een moment van contact in een contact arme tijd.
Ik heb gehoord hoe er de afgelopen maanden vele kaartjes zijn verstuurd door jullie.
Hoe dat goed gedaan heeft.
We sturen niet zoveel kaartjes en brieven meer.
Maar nu we ontdekt hebben hoe waardevol het is, is er hopelijk een nieuwe gewoonte geboren, om net iets vaker een fysieke kaart te sturen.
Ten eerste omdat de ontvanger het eigenlijk altijd waardeert.
Ten tweede omdat je kaartjes kan bewaren en nog eens terug kan lezen.
Stel je voor dat de apostelen, zij die de eerste kerken gesticht hebben, in deze tijd geleefd hadden.
Stel je voor dat ze alleen maar appjes en mailtjes verstuurd hadden.
Wat zou er dan bewaard zijn?
Wat zouden we dan nog weten van de vreugden, maar ook van de problemen in die eerste kerken?
We weten daarvan door de brieven die bewaard zijn gebleven en die een belangrijk deel vormen van de boeken van het Nieuwe Testament.
Via die brieven leren we de gemeentes kennen.
We kunnen veel ontdekken over de mensen die deze brieven geschreven hebben.
Wie waren ze? Wat geloofden ze en hoopten ze?
Vandaag wil ik u voorstellen aan de grootste brievenschrijver in het Nieuwe Testament: Paulus. Althans Paulus zoals hij door Rembrandt is geschilderd. Een geleerde man aan een schrijftafel. Een open geslagen boek en daar bovenop een brief die geschreven wordt. Schrijfveer in de hand, kijkt hij ons recht aan.
Paulus staat soms bekend als de dogmaticus. Degene die ingewikkelde brieven heeft geschreven. Die met zijn uiteenzettingen de leer van de kerk beïnvloedt en gevormd heeft. Niet iedere gelovige vindt Paulus even sympathiek.
De Nieuw Testamenticus Tom Wright belicht in zijn biografie over Paulus ook andere kanten van de beroemde apostel. Paulus die soms onzeker is of helemaal aan de grond zit omdat hij bang is dat zijn werk voor niets is geweest.
In de brief aan de gemeente in Tessalonica is niet de dogmaticus aan het woord, maar een pastor en herder die een deel van zijn hart bij die gemeente heeft achtergelaten. Zoals Rembrandt een Paulus schilderde die ons recht aankijkt, zo lijkt Paulus ons, door zijn hartelijke en verlangende woorden in zijn brief, ons op eenzelfde manier recht aan te kijken. We kunnen hem in zijn ogen, in zijn hart kijken.
Even een klein uitstapje: Tessalonica ligt in het noorden van Griekenland. In de tijd van Paulus was het een belangrijke plaats. De belangrijke weg van west naar oost in het Romeinse Rijk liep langs Tessalonica en het had een grote, beschutte haven. Paulus komt in Tessalonica op zijn tweede zendingsreis. Hij is eerst in Filippi geweest waar hij samen Met Silas gevangen heeft gezeten. Als hij uit Filippi weet weg te komen, gaat hij dus naar Tessalonica. Een grote stad met een mengelmoes aan culturen.
We weten dat hij daar niet heel lang is geweest voordat daar ook gedoe ontstaat. Toch zijn die paar weken voldoende geweest om een sterke en liefdevolle band met de mensen van deze jonge gemeente op te bouwen.
Dat ademt de hele brief, maar vooral het gedeelte dat wij gelezen hebben. Het begint met de woorden: broeders en zusters, nu wij voor korte tijd van u zijn verweesd. Paulus vergelijkt zich met een ouder die van zijn kinderen gescheiden is. Het liefste zou hij bij hen zijn, maar door de omstandigheden gaat dat niet.
Hij beschrijft hoe hij meerdere keren geprobeerd heeft opnieuw de gemeente in Tessalonica te bezoeken. Hij wil weten hoe het met hun is. Hij maakt zich zorgen. Hij is maar kort bij ze geweest. De eerste signalen leken positief, maar lukt het hen om vast te houden aan het evangelie? Hoe diep is het goede nieuws in hen geworteld?
Paulus houdt het niet meer uit. Als het hem niet zelf lukt om de gemeente te bezoeken, dan maar een van zijn medewerkers. Paulus stuurt Timoteüs naar Tessalonica om te horen hoe het met ze gaat.
Ik zie hem zitten aan zijn bureau terwijl hij dit schrijft. In gedachten zal hij de gezichten voor zich hebben gezien van de gelovigen die zó geraakt waren door zijn boodschap.
Uit het oog, maar niet uit het hart
Van beide kanten zo blijkt. Timoteüs komt terug met heel goed nieuws. De kleine, jonge gemeente laat zich niet uit het veld slaan. Timoteüs verteld over hun geloof en de liefde in de gemeente.
Paulus laat zich recht in zijn hart kijken als hij schrijft hoe hard hij dat nieuws nodig had. In plaats van hun geloof op te bouwen, veert Paulus op van dit nieuws. De wanhoop en moedeloosheid die hij voelde door alle tegenslagen is overwonnen.
De apostel ontdekt opnieuw hoe krachtig het goede nieuws is dat hij te brengen heeft. Zelfs in korte tijd kan het mensenlevens veranderen. Gods Geest gaat verder met waar hij gebleven is.
Zo zorgt de gemeente in Tessalonica op haar beurt voor de apostel met wie ze zo’n hechte band hebben opgebouwd.
Hier ontmoeten we niet een dogmaticus, maar een mens van vlees en bloed.
Paulus wanhoopt,
maakt zich zorgen,
voelt pijn omdat hij gescheiden is van de mensen bij wie hij zo graag wil zijn
maar is ook oprecht blij, ondanks dat hij nog steeds niet zelf naar Tessalonica toe kan.
Misschien is het de menselijkheid die uit dit stuk spreekt, waardoor ik me aangesproken voelde. Meer dan ooit tevoren herkende ik wat Paulus schrijft over het gescheiden van elkaar zijn. Over het verlangen elkaar te zien en de onmacht als dat niet kan of niet mag. We hebben bijzondere maanden achter de rug en deze dienst voelt een beetje als een drempel. De laatste dienst waarin we alleen via de camera verbonden zijn. Terugkijkend heb ik ook ervaren wat Paulus schrijft
Uit het oog, maar niet uit het hart.
Zo heeft het de afgelopen maanden voor mij gevoeld. Tijdens de diensten, telefoontjes, door de kaartjes of tijdens de ontmoetingen op straat. Al konden we elkaar niet ontmoeten, de band die er was bleek niet zomaar verdwenen te zijn.
Die gemeenschap die wij als kerk met elkaar vormen blijkt sterk te zijn. Natuurlijk is zij gebaat met persoonlijke ontmoetingen. Tegelijk is dat niet het enige. Zelfs op afstand zijn wij met elkaar verbonden. Daar heeft Gods Geest alles mee van doen. Die Geest verbindt ons aan elkaar en aan al die mensen die geraakt zijn door de goede boodschap.
Uit het oog, maar niet uit het hart. Dat mogen wij met elkaar ervaren en vieren. Tijdens diensten als deze, in de maaltijd van Christus die wij zo met elkaar zullen vieren. Wat er ook nog gaat komen, dit is een basis waar wij op mogen vertrouwen voor nu en voor de toekomst.
Amen