Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

16 juli 2017

Gemeente van Jezus Christus,

We waren met de bus op weg naar een werkweek.
Ik was een jaar of 16 en om de tijd te doden deden
we in de bus een spelletje,
een variatie op de vraag: als jij een … (noem maar wat)…
zou zijn, wat zou je dan zijn. Bijv: als jij een dier zou zijn
wat zou je dan zijn. Als jij een auto zou zijn, wat voor soort
auto zou je dan zijn.
Als jij een bloem zou zijn, wat zou je dan zijn?
En toen iedereen was geweest, zag ik het meisje naast me
haar schouders laten hangen en ze mompelde snel. Kweet niet.
Mos of zo.

En terwijl er verschillende vriendinnen toesnelden:
nee hoor, een mooie roos. Of een zonnebloem. Een zonnebloem ben je.
Dacht ik: mos.
Prachtig. Dik wollen groen om heerlijk op te liggen,
en een aaneenschakeling van zo veel structuren
tot aan het sterrenmos, lief en teder bodemmos,
in de vorm van duizenden sterren.
Dat is wat ik allemaal dacht, maar ik keek
naar het meisje en zo had ze het niet bedoeld en
in mijn 16 jarige zelf wist ik verder niets te zeggen,
het kwam er niet goed uit, en in plaats daarvan nam ik maar
haar hand en kneep er kort in.

Ik heb altijd met lede ogen toegekeken
hoe de tekst van vandaag,
die van de gelijkenis van de zaaier,
zo werd uitgelegd dat de tekst altijd heel hard aankwam
bij wie zich net zoals het meisje in de bus
voelen, als mos.

Die uitleg begint met de verschillende type grond
die we in de gelijkenis tegenkomen,
de stoffige weg, de rotsachtige grond, de distels en de
uiteindelijk de goede grond.
De boodschap is dan altijd: Wees als goede grond.
En in die variant van uitleg wordt die goede grond dan
als een onberispelijk perkje voorgesteld.
Een schoon straatje,
een ideaal stukje land.
Een goede bodem, om maar even een
controversiele term te gebruiken.

Alsof wij mensen ooit een onberispelijk perkje zijn.
Op die manier goede grond?
Nee.
Oh, want dat ben ik niet, denken we dan,
en als ik geen goede grond ben, denken we,
komt er dan ooit iets goed van mij terecht,
hoe kan ik dan vruchten dragen, rijkelijk,
zoals we gelezen hebben in de tekst.

Nee. Die tekst op die manier te lezen,
en een paar mensen aan te wijzen, of misschien nog wel erger
alleen de kerk aan te wijzen
als plek van goede grond, zou hetzelfde zijn
als je de farizeer wanen die zichzelf op de borst klopte
in vergelijking met de bescheiden tollenaar die zijn gebed
in een hoekje prevelt. Om er maar even een
ander bijbels verhaal bij te brengen.

Nee. Deze tekst gaat er over hoe dat wat
gezaaid is vorm kan krijgen.
Het zaad is hier het Woord van God.
Maar het woord van God, wat is dat?
Ja, het woord van God was in de tijd van Jezus
de thora. De bijbel van de joden.
En dat woord van God hebben we in de kerk leren kennen
hoe dat door Jezus is uitgelegd
en overgeleverd in de boeken die we nu kennen als het nieuwe testament.
En, zoals in dat lied dat we wel eens zingen,
het woord van God is een woord dat gáát,
een tocht door de woestijn, een weg ten leven,
een spoor van licht dat als een handschrift staat
tegen de zwartste hemel aan geschreven.
Door de eeuwen heen, zo geloof ik ook,
kan dat Woord ook woordenloos spreken in de handen en ogen van mensen
van nu.

Wat doe je met dat wat je is gegeven.
Wat je is aangereikt.
Daar gaat de tekst over.
De vruchten waar de tekst over spreekt kunnen gaan groeien
als dat wat je wordt aangereikt hoort, en ook
begrijpt sunieis, van het griekse werkwoord:
sunièmi. Het wordt hier als begrijpen vertaald,
maar het betekent eigenlijk veel breder:
er notie van nemen,
het opslaan,
wat mij doet denken aan een tekst over maria,
die bij de geboorte van jezus
de woorden die de herders vol van de engelen
die zij hebben gezien komen brengen bij de kribbe,
die zij
opslaat in haar hart.

Woorden als zaden die in het hart kunnen worden opgeslagen.
Is het hart misschien die grond waarin van alles gebeurt?
Waarin sommige dingen die we aangereikt krijgen,
kunnen landen, ook al doen we daar een hele tijd niets mee,
Zoals het ook bij onze overvliegers Anne-linde en Evelien zal zijn
dat zij, wat ze meekrijgen van hier,
van hun ouders, eerst voor een lange tijd
in hun hart zullen opslaan en bewaren.
Is het hart misschien die grond, waarin we oude woorden opnieuw
ontdekken.
Is het hart misschien die grond,
waarin we ineens herkennen
wat er werd bedoeld:
met liefde.
Met hoop.
Met geloof.
Met de woorden die jezus spreekt.

Heel toevallig vond ik deze week
een gedicht van tjitske jansen, een dichteres,
die in haar jeugd vele pleeggezinnen doorliep,
en zij dichtte:
Er was mos.
Het levende bewijs dat je kunt groeien zonder wortels.

De tekst van vanochtend is geen tekst die mag worden gebruik om
goede grond gelijk te stellen aan onberispelijkheid.
Of een gespreid bedje.
Immers, de meeste van ons hebben in onze levens
wel iets meegemaakt
waardoor we begrijpen dat het leven niet altijd over rozen gaat.

Deze tekst is een uitnodiging om
te groeien en te bloeien door
ons hart te openen, ontvankelijk te worden
voor God, en dat woord dat gaat,
door de woorden van jezus,
door de eeuwen heen in de mensen die hebben geprobeerd
daar handen en voeten aan te geven.

Dat ons hart
de grond kan
zíjn voor dat wat ook nog hier en nu aangereikt wordt.

Dat we het mogen opslaan, en weer
mogen vinden wanneer we dat nodig hebben en herkennen.

Dat we mogen groeien daardoor,
en uiteindelijk ook zelf
vrucht mogen dragen door wie wij zijn
om zo mee mogen doen in die stroom van dat woord
dat gaat.

Amen