Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

20 augustus 2017

Gemeente,

Vertrouwen. Tijdens de kabinetsonderhandelingen was het een heikel onderwerp de afgelopen week. Want wie heeft dat document over het compromis rondom medisch-ethische kwesties gelekt en zo het onderling vertrouwen van de onderhandelende partijen beschaamd? Extra pikant was het uitlekken omdat dit document maar bij een zeer beperkte groep bekend was. Wie heeft er baat bij het zorgvuldig opgebouwde vertrouwen op die manier te torpederen?
We weten het niet, we zullen het misschien ook nooit weten. Vandaag doet het er niet zoveel toe. We weten alleen allemaal wel dat vertrouwen een kwetsbare kwestie is. Het kan lang duren voordat je iemand vertrouwt en soms kan een kleinigheidje er al voor zorgen dat het helemaal weer weg is. Niet voor niets luidt het gezegde dat vertrouwen te voet komt en te paard gaat.

In het evangelieverhaal van vandaag lijkt het tegenover gestelde het geval te zijn. Daarin lijkt de Kanaänitische vrouw juist een blind vertrouwen te hebben in Jezus. Terwijl Jezus er op zijn beurt alles aan lijkt te doen om dat vertrouwen de grond in te stampen.
Eerlijk gezegd is dit een van de weinige teksten waarin Jezus even van zijn voetstuk valt. Misschien was hij moe van al die mensen die voortduren achter hem aanliepen en hoge verwachtingen van hem hadden. Misschien was hij de strijd met de Farizeeën even zat. Kon hij het even niet meer opbrengen om voortdurend op zijn woorden te letten. Maar Jezus lijkt zichzelf niet in deze tekst. Hij is kortaf. Hij is knorrig. We krijgen last van plaatsvervangende schaamte bij de manier waarop hij de vrouw behandeld.

  • De eerste keer dat ze hem om hulp vraagt, keurt hij haar geen woord waardig. Hij negeert haar gewoon.
  • Vervolgens zijn de leerlingen van Jezus haar geschreeuw zat. Als ze vragen aan Jezus of hij haar weg wil sturen zegt Jezus: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk Israël’. Weer een klap in het gezicht van de vrouw. Ieder normaal mens zou de moed nu zover in de schoenen gezonken zijn dat ze teleurgesteld af zouden druipen. Maar niet deze vrouw. Ze geeft niet op, valt aan Jezus voeten neer en zegt opnieuw ‘Heer, help mij!’
  • Eindelijk spreek Jezus de vrouw rechtstreeks aan. En weet je wat hij dan doet? Hij beledigt haar door haar een hond te noemen. In die tijd een zeer gebruikelijk scheldwoord voor heidenen, niet-Joden. ‘Het is niet goed om het brood van de kinderen af te pakken en aan de hondjes te geven’.

Waar is Jezus mee bezig?

Maar misschien moeten we, om dit verhaal echt te begrijpen, wel een andere vraag stellen? Waar is de Kanaänitische vrouw mee bezig?
De hoofdrol in dit verhaal is niet weggelegd voor Jezus, maar voor de naamloze Kanaänitische vrouw. In de loop van de geschiedenis is zij bij de uitleg van het verhaal gemaakt tot een voorbeeld van de deugd van deemoed. Door haar onderdanige houding. Door het feit dat ze lijkt te zeggen dat Jezus gelijk heeft en ze een hond is. Net zoals de vrouw, wordt er dan gezegd, moet je erkennen dat je een zondig mens bent en volledig afhankelijk van Gods genade, van de kruimels die van de tafel vallen.

Maar als je het verhaal goed leest, dan is er van deemoed geen sprake. Deze vrouw krijgt voor elkaar wat een hele rij Farizeeën en Schrifgeleerden eerder in het evangelie niet voor elkaar krijgen. Ze weet Jezus te vangen op zijn woorden.
Het mooie is dat ze dat niet doet om Jezus ten val te brengen. Dat was natuurlijk waar de Farizeeën op uit waren en waarom het hen niet lukte. Het enige wat zij wil bereiken is dat Jezus haar ziet, haar noodkreet hoort en haar dochter helpt. Haar nood is zo hoog dat zij zich zelfs niet beledigd lijkt te voelen door Jezus’ gedrag. In alles proef je dat haar vertrouwen in Jezus en zijn vermogen om haar dochter te helpen overeind blijft.
Wat ze doet om haar doel te bereiken is dat ze het beeld dat Jezus gebruikt oppakt en het gebruikt om Jezus te weerspreken.
We hebben gehoord dat Jezus zegt: ‘het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren’. Iedereen begreep dat het eten voor de kinderen niet bedoeld was om de huisdieren mee te voeren. Een heel huiselijk beeld dat ook wij nog wel begrijpen.
Jezus gebruikt het beeld om daarmee te zeggen: Ik ben een Jood en jij bent een heiden. Je noemt mij Heer en zoon van David, waarmee je erkent dat ik de messias ben die aan het Joodse volk beloofd is. Het is mijn opdracht om de Joodse kinderen van geestelijk voedsel te voorzien.
De vrouw zegt: ja dat klopt misschien wel, als je het zo wilt stellen ben jij er voor de kinderen en sta ik als heiden daarbuiten. Maar er is nog meer te vertellen. Zoals de huisdieren na afloop van de maaltijd de kruimels opeten die van de tafel zijn gevallen, zo zijn er ook van het geestelijke voedsel dat u te bieden hebt vast kruimels waar van kan profiteren. Daarmee doe ik niemand iets te kort.
Het is geniaal hoe ze het beeld van Jezus oppakt en aanvult. Ze doet niets af aan Jezus missie, aan het verhaal dat hij te vertellen heeft. Ze vult het alleen op zo’n manier aan dat je merkt dat er opeens een hele andere kijk op de zaak ontstaat.
In haar vrijmoedigheid laat deze wanhopige moeder iets doorschemeren van het licht dat aan het einde volop zal gaan schijnen. Namelijk als Jezus na zijn lijden en opstandig zijn leerlingen er op uit zendt om de hele wereld tot zijn leerlingen te maken door hen te onderwijzen en te dopen. Het licht dat de goede boodschap van het evangelie niet bedoeld is om buiten te sluiten, maar om iedereen te bereiken. Dat licht zie je hier al even doorschemeren.

Wat mij betreft is deze Kanaänitische vrouw een van de power-vrouwen van de Bijbel. Zij durft het aan om de strijd aan te gaan met Jezus, en in Jezus eigenlijk met God zelf. De reformator Luther had ook grote bewondering voor deze vrouw. Meerdere keren heeft hij over haar gepreekt. Daarin heeft hij onder andere gezegd: ‘Er is veel geloof voor nodig om de strijd met God aan te gaan als Hij zich tegen ons lijkt te keren en we met Hem moeten vechten’.
Het is een zelfde strijd als die Jakob voert bij de rivier de Jabbok. Als hij ’s nachts worstelt met iemand en weigert de ander te laten gaan voordat hij gezegend is. Jakob komt aan het einde van de nacht tot de conclusie dat hij met God zelf geworsteld heeft. Het is een worsteling die hem veranderde.
Zowel Jakob als de Kanaänitische vrouw gaan de strijd aan met God. Het is verrassend met hoeveel respect daarover in de Bijbel geschreven wordt. Ze strijden niet om God uit te dagen, om Hem te val te brengen, maar omdat ze vast willen houden aan dat kleine beetje wat ze wel van God menen begrepen te hebben. Dat Hij mensen ziet en helpt, dat hij er voor ze ís. Zowel Jakob als de vrouw hebben er alle reden toe om er aan te twijfelen of dat klopt. Denk maar aan de afwijzende manier waarop Jezus de vrouw behandelt. Zo kunnen wij er in ons eigen leven alle reden toe kunnen hebben om te twijfelen aan Gods zorg en liefde. De wereld om ons heen geeft ook niet veel houvast om te hopen op een wereld van recht en vrede.
Toch houden de Kanaänitische vrouw en Jakob vast aan de hoop dat er een God is die het beste voor heeft met de wereld en haar inwoners. Dat is de basis voor hun vertrouwen zoals er in Psalm 125 over gezongen wordt: ‘Wie op de Heer vertrouwen, zijn als de berg Sion. Onwankelbaar vast staan ze.’
Hun moed wordt beloond. Jakob wordt gezegend en de dochter van de vrouw wordt genezen. Het is zelfs zo dat Jezus na haar vrijmoedige antwoord zegt: ‘Groot is je geloof’. Je kan ook zeggen ‘Groot is je vertrouwen’. Daarmee wordt deze buitenstaander tot een voorbeeld voor Petrus die Jezus kort daarvoor nog een kleingelovige wordt genoemd. Dat geloof, dat vertrouwen lijkt Jezus in het evangelie juist bij de buitenstaanders te vinden.

Het lijkt misschien Gods lasterlijk om te strijden met God. Maar is het niet ontzettend mooi dat het er voor God werkelijk toe doet wat wij bidden en tot Hem zeggen? Dat God het kan hebben dat wij hem bestormen met onze vragen en onze twijfels. Is het niet fijn om te weten dat hij ons serieus neemt en werkelijk naar ons luistert. Want wat heeft het voor zin om te strijden met iemand die toch nooit verandert? Voor God doet het er toe wat wij zeggen, denken en bidden.
Dat we die strijd aan durven gaan zegt iets over ons geloof en ons vertrouwen. Het geeft aan dat er ondanks alle vragen en twijfels toch iets is waar je koste wat kost aan vasthoudt. Als we niet meer strijden hebben we het opgegeven met God en misschien wel met onszelf en de wereld. Als we de strijd aan durven gaan geven we God de kans om ons te antwoorden. Om te laten zien dat er bij hem nieuw leven, nieuwe kansen en hoop voor de toekomst is.

‘Wie op God vertrouwen zijn als de berg Sion
Die onwankelbaar vast staat voor eeuwig.
Zoals de bergen Jeruzalem omringen
Zo zal God zijn rondom zijn gemeente
Van nu af en tot in eeuwigheid.

Amen