Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

26 juni 2016

Gemeente van Weesp, geliefden van onze Heer,

‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’

Misschien herinner ik me het niet helemaal goed meer, maar volgens mij hebben we aan de Vecht en aan het Gein meer veeteelt dan echte akkerbouw, en toch zal dat laatste zinnetje van het Evangelie velen hier wel tot de verbeelding spreken.

Jezus gebruikt een korte gelijkenis om aan te geven dat geloven en hem navolgen altijd een vooruit-geloven en een vooruit-gaan is.
Wie zo ploegt, dat ‘ie alleen maar achteren kijkt, die is niet geschikt. Niet inzetbaar, zo wordt ook wel vertaald.

En dan komen we in voor mij weer wat meer herkenbare Defensie-taal. Geschikt/ongeschikt, je kent de spotjes vast nog wel. En inzetbaar-zijn is ook zoiets. Op menig sociaal-medisch overleg waar ik als geestelijk verzorger bij zit, is dat vaak het breekijzer: Is iemand nog inzetbaar of niet? Als het de organisatie niet uitkomt, kan er ineens heel functioneel over mensen gesproken worden.

Het gedeelte uit het Evangelie is verder echt zo’n Lucas-voorbeeld van Jezus’ reis. Jezus is alsmaar onderweg. Ik geloof dat in dit stukje het werkwoord ‘optrekken’ al wel 5x voorkomt. Het gaat over Jezus volgen, en wat dat dan betekent.

Na omtrekkingen in Galilea, na de verschillende genezingen en na de veldrede, is nu het doel toch echt Jeruzalem. En straks in dat andere boek van Lucas, is het op naar Rome, de wijde wereld in. En de eerste volgelingen worden daarin niet voor niets ‘mensen van de weg’ genoemd.

De vossen hebben holen, de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon en al wie met hem mee gaat vul ik daar maar even aan, die hebben niet eens een plek om het hoofd neer te leggen.

‘Jezus volgen’ betekent dus je thuis achterlaten, en zelfs afzien van dingen die normaal gesproken absoluut voorrang moeten krijgen; je overleden vader begraven, en afscheid nemen van wie je lief zijn.

En dat is niet alleen Jezus’ weg, dat is blijkbaar ookal de weg die beschreven wordt in het Eerste Testament, de profetische weg van Elia en Elisa. Elia haalt Elisa immers ook direct achter de ploeg vandaan, hoorden we net, en het kan haast niet anders of Jezus dacht precies aan dit verhaal.

Als je geroepen wordt, dan is er even geen mensenstem, of regel of gewoonte – van ‘zo hoort het’ – die daar tegenin kan gaan. Alsof God het zelf is die tegen je spreekt, of jou in beweging zet. Ik maak dat soort momenten zelf trouwens niet echt vaak mee hoor, ik weet niet hoe dat bij jullie zit?

Mensen onderweg en mensen vooruit.
Ik kom vanzelf bij beelden en ervaringen bij Defensie. Militairen zijn veel onderweg of op zee. Of gaan vooruit op plekken waar wij ze heen sturen, en waar wij zelf uitdrukkelijk niet gaan. Of ze ontmoeten mensen zonder huis of thuis, op de vlucht, en met niets om hun hoofd op te leggen.

Ik wil er twee delen met jullie.
Het is begin februari 2014. Ik was aan boord van Zr. Ms. Zeeland, en na een stormachtige oversteek over de Atlantische oceaan zijn we in warmer water terecht gekomen, ergens tussen Florida en de Bahamas in.

En net na het middageten, in de middagrust, zoals we op zee dat kennen, varen we dan ineens, ver uit de kust, tegen dit omgeslagen bootje met daarop 7 drenkelingen. Uitgeput en naar eigen zeggen na een dagje visje nu al 5 dagen op zee. Sommigen hadden al zeewier en zeewater genomen in hun wanhoop. En als het bootje uit het water getakeld wordt blijken er meerdere lichamen onder te liggen. Al snel wordt duidelijk; deze mensen, waaronder een aantal Aziaten, waren niet een dagje aan het vissen.

In de ziekenboeg heb ik een prachtige ontmoeting met John, een echte rastafari uit Haïti, die als hij hoort dat ik dominee ben, helemaal uitzinnig wordt. In gebroken Frans praat en bid ik met hem, maar het is vooral de dankbaarheid voor het gered zijn dat alles overstijgt.

En ’s avonds als we aankomen bij de kust van Miami, geven we de mensen – en ook de geborgen lichamen – over aan de Amerikaanse kustwacht. Dat wordt na een eerste opvang een enkeltje terug naar hun eigen land, zo horen we. Tegen de neon skyline van die stad die ik alleen maar kende van Miami Vice, inclusief de cruiseschepen om ons heen, vind ik het maar een rare wereld. Het bepaalt je ook zo bij je eigen veilige thuishaven, wij wel, zij niet.

Nog een voorbeeld, van nog maar net, vorige week. Misschien hebben jullie het ook opgepikt.
Aan boord van het Nederlandse marineschip Zr. Ms. Van Amstel is is namelijk vorige week een meisje geboren. Ze kwam op het schip ter wereld omdat haar moeder samen met 243 andere migranten van een zinkende boot waren gered, ergens in de Middellandse zee.

Het meisje kreeg de naam Gelila, wat volgens haar Eritrese moeder betekent ‘From the ocean’. Het kindje was zwak, maar moeder en kind maken het naar omstandigheden goed. Samen met de 197 andere migranten die al eerder opgepikt waren die week, werden ze allemaal in een haven in Italië afgezet.

En zo werd een oorlogsschip niet alleen een reddingsboot, maar ook een kraamkamer.

Ook al zijn er helaas legio van dit soort voorbeelden, het blijft waarschijnlijk toch wat op een afstand voor ons. Niet heel veel mensen hier, en gelukkig maar!, weten wat het is om huis en haard achter te moeten laten.

En ook als gelovigen is het misschien maar heel lastig om ons iets voor te stellen bij onderweg zijn, en alles achter laten. De kerk is toch het schip dat de oceaan van de wereld bevaart. Alhoewel, een tijdje geleden heb ik al eens gezegd dat het schip van de kerk, waar we hier zo zitten samen, met dat houten dak zo boven ons hoofd, misschien wel eerder lijkt op een omgeslagen bootje. Misschien worden wij, de kerk, wel hoe langer hoe meer drenkelingen in deze wereld. Maar da’s weer een andere gedachte…

Ik zag laatst een poster in een bushokje – ik weet niet eens meer waar het een advertentie van was – van een oudere man met daarbij de uitspraak, ‘Ik ben verliefd op de toekomst’. Vinden we lastig in de kerk. Toch? Of er is zoveel wat ons vasthoudt. Misschien willen we wel, maar de zorgen om wat was en is, trekken zo vaak nog sterker aan je.

Wat is het dan om zo Jezus te volgen?
Zo in het leven te staan?
Kan dat? En hoe dan?

Ik heb daar natuurlijk ook geen passend antwoord op.
Misschien juist wel niet, want te passende antwoorden zijn altijd een beetje eng vind ik. Kijk maar naar die leerlingen van zojuist: Als de Samaritanen in dat dorp hen niet willen ontvangen, dan vragen ze Jezus of ze met vuur uit de hemel bestraft kunnen worden. Zo’n verhaal hebben de leerlingen namelijk ook al eens eerder gehoord, ook bij Elia trouwens.

Heel menselijk, die reactie. Ook bij Defensie, en geweld roept geweld op. Of juist het niets mogen of kunnen doen, wat vaak in uitzendingen als in Irak of Afghanistan het geval is, is oorzaak van klachten en agressie, of zelfs PTSS.

Bovendien, moet je niet zeggen: Waar religie is, is vuur?!
Ik geloof toch dat het zo in de verkeerde zin is.

En de roep om goddelijke sancties, vuur uit de hemel, wordt dan ook door Jezus zelf bestraft. Dat is wat vlakjes vertaalt met ‘Jezus wees hen, Jakobus en Johannes, strengt terecht’, maar er staat eigenlijk hetzelfde werkwoord als waarmee hij de demon bestraffend uit de zieke man gooit. Wat bezielt jullie?

En was het ook niet bij Elia dat God juist niet in het vuur was? Niet in het geweld, niet in de storm?

Die 3 korte ontmoetingen en gesprekjes met Jezus en verder naamloze mensen, ‘iemand’, ‘een ander’, en ‘weer een ander’, laten vooral zien dat het volgen van Jezus nu eenmaal niet zomaar gaat. En dat het vooral te maken lijkt te hebben met loslaten van je denkbeelden en je eigenwijsheden en aardigheden. Lastig hoor.
Maar als er al dus iets in vuur en vlam moet, dan dus blijkbaar verteren dat alles wat je vasthoudt, en al helemaal de denkbeelden over anderen, en over wat hoort.

Jezus is in het Evangelie dat Lucas verder vertelt, vaak gast en gastheer. Het doel is dan wel Jeruzalem, of niet eens die stad zelf, maar vooral wat daar moet gaan gebeuren. En onderweg ontmoet Jezus dan vooral veel mensen. Mensen aan de rand.

We mogen geloven dat ook straks hier aan tafel Jezus gastheer is, en dat hij gast is temidden van ons, en in alles wat wij zijn, en in wat wij hebben en doen.

Als er iets is waarmee wij aan tafel mogen gaan, dan is het door open te zijn, open te staan voor wat komt, en voor wat jij, u en ik op ons pad door het leven tegenkomen. Dat klinkt wat vaag allemaal misschien, maar draai het maar eens om:
Kom in beweging als je jezelf betrapt op stilstand. Op al te vastomlijnde ideeën. Over de Samaritanen van onze tijd, over hoe het nou zit met deze wereld, met de EU.
Ook naar andere mensen toe; kun je je laten verrassen, door vreemden, door vijanden?

Makkelijk is anders. Want zelfs de beesten zijn beter af horen. De vossen hebben holen, de vogels nesten, zwaluw en mus, allemaal. Bomen hebben wortels, maar wij, wij leven van die wind. Die adem van God. Volgen door los te laten, door te gaan. Ook een soort ‘exit’, maar dan eentje die nooit ophoudt.

Gelukkig, denk ik dan maar, gaat nog vooraf aan het volgen, dit teken van brood en wijn. Er staat een mooie uitspraak in de kerkenwerkagenda ergens dit jaar: We vieren Avondmaal, want voordat je leert lopen en praten, moet je toch echt eerst leren eten en drinken.

En misschien is het nog wel sterker: Het is niet bedoeld om je een volle maag te geven, maar om er juist nog meer honger en dorst van te krijgen.
Honger en dorst, in de week die komt, naar de mensen die je tegenkomt, in het werk dat voor je ligt. In je zorg voor anderen, in het verzorgd worden. In al je denken over en kijken naar deze wereld. Honger en dorst naar dat Koninkrijk van God, hoe dan ook en waar dan ook.

En dan gaan wij, net als in het Evangelie maar door met gesprekken onderweg. Daar zullen we het toch echt mee moeten doen voorlopig. En wie weet, wie weet, wandelt er eentje zomaar af en toe met ons mee. Opletten geblazen dus.

In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.