Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

24 juli 2016

Gemeente
De eerste regel van psalm 36 luidt: De zonde spreekt tot de goddeloze, diep in het hart. Bij het uit mijn hoofd leren vraag ik me dan af: waar ligt de klemtoon, of wel: wat is de betekenis?
De zonde spreekt tot de goddeloze, diep in het hart. Dan gaat het vooral over de zonde.
De zonde spreekt tot de goddeloze, diep in het hart. Nadruk op spreken, het communicatieve van de zonde.
De zonde spreekt tot de goddeloze, diep in het hart. Nadruk op de goddeloze mens, die schade toebrengt aan verbond en goede schepping.
De zonde spreekt tot de goddeloze, diep in het hart. Diep, dus wezenlijk, hardnekkig en onwillekeurig.
De zonde spreekt tot de goddeloze, diep in het hart. Niet in het hoofd of verstand, of in het lijf, nee, in het hart, het gevoel, daar waar het leven klopt, het centrum. Nu, bij het uitspreken moet dat allemaal tegelijk.
Wanneer je een psalm, op deze manier zin voor zin proeft dan wordt elke versregel als het ware een plaatje, je ziet het voor je en dan gaat het leven. Als mensen een verhaal, of een preek, mooi vinden en je vraagt ‘Wat maakte dat jet het zo mooi vond?’, dan krijg je vaak als antwoord: ‘je zag het voor je’. Dat is de kracht van goed vertellen: dat de mensen het gaan zien. Zo is begrijpen iets meer van de ogen, dan van alleen verstandelijk begrip. Als mensen iets niet begrijpen, kunnen ze zeggen: ik zie het niet. Iets wel begrijpen is voor je zien, schouwen. In de Oosterse kerken spelen iconen daarom zo´n belangrijke rol, want geloven heeft meer met schouwen, aanschouwen te maken, dan met het kennen van begrippen een theorieën. Een icoon geeft een doorkijkje op een werkelijkheid achter de werkelijkheid, zoals we om iets van God te begrijpen het oog gericht moeten houden op Jezus, hem voor ons zien, de Zoon zien is de Vader zien.
Kijk, zo staat in vers 2 ‘geen ontzag voor God voor ogen’. De NBV vertaalt ‘ontzag voor God kennen ze niet’. Met ‘kennen ze niet’ blijkt hoe dicht voor je zien en kennen bij elkaar liggen. Zo staat ook in psalm 86 vers 14 ‘Zij (dat zijn de goddelozen) houden U niet voor ogen’. Kortom, wie geen beeld van God voor ogen heeft, wordt een goddeloze.
En nu luistert het wel nauw, want wij mensen hebben uit ons zelf geen beeld van God, Hij is de Onzienlijke, de voor mensenverstand On-be-grijp-bare. Dat beeld wordt ons aangereikt, op een voor ons begrijpbare manier, dus in mensentaal en in mensengestalte. Zo krijgen we van God een beeld, een levend beeld wel te verstaan. Zonder zo’n beeld tasten we in den blinde rond, niet in staat te zien wat God wil, hoe dat er uit ziet, namelijk het goede, het rechtvaardige, barmhartige, eerlijke, dienstbare, onbaatzuchtige, kortom alles wat zich laat samenvatten in dat ene woord ‘ liefde’. Daarom is het zo belangrijk dat we als samenleving die beelden blijven doorgeven, dat er in deze samenleving plekken zijn waar ze die beelden in standhouden, als heilige beelden en die blijven aanbidden, al moet het tegen de stroom in.
Gemeente, laten we nog wat verder inzoomen op psalm 36. Die toont namelijk een aantal fundamentele tegenstellingen. In het eerste gedeelte wordt de wereld van de goddelozen, het goddeloze afgeschilderd. Daar heersen het kwaad en de zonde. In het tweede gedeelte gaat het over de wereld van God, een wereld zoals God die wil en liefheeft. De wereld van de goddeloze kenmerkt zich door bedrog en onrecht. Daar wandelen ze op wegen die niet wijs en goed zijn en wat kwaad is verwerpen ze niet. Daar doen zich angst voor, uitbuiting, bedreiging en onderdrukking.
In de wereld van God gaat het over liefde, goedertierenheid en barmhartigheid, daar kan men veilig komen schuilen onder de schaduw van Gods vleugelen.
Laten we wat verder kijken. De tegenstelling van benauwdheid en ruimte.
Benauwdheid staat tegenover ruimte. De wereld van de boze, de goddeloze is benauwd, zit opgesloten, binnen, in de engte, besloten als op bed. In de wereld van God is een onmetelijke ruimte: Here, hoog als de hemel is Uw liefde, Uw trouw reikt tot de wolken, Uw gerechtigheid is als een machtige bergketen en Uw rechtvaardigheid zo wijd als de oceaan.
Ruimte. Ruimte is een Bijbels kernbegrip. Psalm 118 zingt: Uit de benauwdheid heb ik tot de Heer geroepen. De Heer heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld. Of psalm 23: Al moet ik door een dal van diepe duisternis, een enge kloof, uw stok en uw staf geleiden mij…daar uit.. naar het huis, naar huis, de tempel, dat open, grote tempelplein.
Zelf kennen we dat, denk ik, maar al te goed: wanneer het moeilijk met ons gaat, we het slecht hebben, dan voelen we ons benauwd en ingeklemd, fysiek en ook psychisch. Angst, pijn, somberheid, depressies, worden door mensen die daar onder te lijden hebben ervaren als benauwdheid en opgeslotenheid. Blijdschap, vreugde, welbevinden, verliefdheid daarentegen worden als een ruimte, innerlijke ruimte, beleefd. Maar bovenal de liefde. Liefde is ruimte, ruimtebeleving in de wereld waarin we leven als ook in de innerlijke wereld. Heer, hoog als de hemel is uw Liefde, tot aan de wolken reikt uw trouw.
Vervolgens is er de tegenstelling van donker en licht. De goddeloze opereert in het donker, het duister, de nacht, de slaap. In de donkere hoekjes van mijn ziel, zeggen we. Misdaad en nacht horen bij elkaar. God en leven in de naam van God is licht, kan het daglicht verdragen, moet zelfs aan het licht komen. Met alleen maar donker gaat de natuur, het leven, dood; leven leeft van het licht. En alleen in het licht kunnen we zien, de hemel, de wolken, de machtige bergen, de onmetelijke oceaan. En dan staat er die wonderlijke mysterieuze regel, die alle eeuwen door heeft gefascineerd naar wat die betekent, hoe je die moet verstaan: door Uw licht zien wij licht. Is dat net als met die iconen een verwijzing naar een werkelijkheid achter de werkelijkheid of een werkelijkheid in de werkelijkheid; het aardse licht dat verwijst naar het hemelse of eeuwige licht, het eeuwige licht dat zich toont in het aardse licht? In psalm 139 hoorden we dat Gods licht altijd licht is, ook in het duister. Óns licht, ons begrip van licht is gebonden aan het contrast met het duister, in God is louter licht.
Volgende tegenstelling: bedreiging, levensbedreiging tegenover welbevinden. Honger, dorst onveilige wegen, brandende zon, het vijandige en kwaadaardige, allemaal levensbedreigende zaken en daar tegenover de weldadige schaduw van Gods vleugelen en ‘U laaft ons aan de overvloed van Uw huis, U lest de dorst met een stroom van vreugden. Levensbedreiging tegenover levensgenieting en vreugdebeleving.
En daarmee komen we bij de ultieme tegenstelling van leven en dood. God is leven, God is de Levende. Je zou kunnen zeggen: God wil leven, kortom God wil niet de dood. De dood is het Rijk van de Boze, het kwaad. Het leven is goed, het goede, dat wat het leven bevordert en mogelijk maakt. En daar horen het rechtvaardige, het eerlijke, het trouwe, het onbaatzuchtige, hartelijke en dienstbare toe. Dat zijn allemaal woorden, waarden, begrippen, waarin leven woont, ruimte en licht. Allemaal aspecten van dat ene, de liefde. Kinderen groeien en gedijen in liefde, bij gebrek aan liefde, verwaarlozing en boosaardigheid verkommeren ze en vallen gemakkelijk ten prooi aan de greep van het kwaad. Daarom richt Gods toorn zich tegen de boze, die de dood begeert en alles wat het goede leven kapot kan maken, zoals haat, wreedheid, hebzucht, onrecht, leugen en bedrog. Dat allemaal staat leven in de weg, maakt het leven onmogelijk. Maar God is de bron van het leven en het leven overwint de dood. De dood, het verderfelijke, zal vallen, omver gestoten en zal niet meer opstaan. Dat is de goede boodschap.
Maar u weet, gemeente, we moeten de Boze, het kwade, niet alleen en eenzijdig buiten ons lokaliseren. Natuurlijk is het daar: er gebeurt veel in de wereld om beducht voor te zijn, wat ons met huiver vervuld, en in onze eiegen samenleving hebben we dagelijks te maken, met onrecht en wangedrag, en in ons privé-leven doen zich ook schandaligheden en rampzaligheden voor. Maar ten diepste moet dat niet losgekoppeld worden van wie wij als mensen, allemaal zijn. De samenhang tussen een buitenwereld en een binnenwereld moet niet verbroken worden. Ook onze eigen moeilijke eigenschappen zijn in het geding, onze angsten, tekortkomingen en verwerpelijkheden, donkere kanten, zonden. Zo lezen we de laatste verzen van psalm 36. Laat de voet van de hoogmoedigheid mij niet vertrappen, de hand van de goddeloosheid mij niet verjagen. En we worden opgeroepen dat, in ons zelf te overwinnen. Daar ligt wat verderf zaaide – gevallen, neergestoten, zonder kracht om op te staan. Zó leven we als Gods kinderen in deze wereld en kunnen ook wij iets tonen van die alledaagse daadwerkelijkheid van de liefde.
Wat zal ons daarbij helpen?
Psalm 36 brengt ons naar de tempel, de tempel zoals we die kennen in onze verbeelding, beschreven in de Bijbel, gezien op schilderijen, tekeningen en foto’s. Misschien waren sommigen van ons zelf in Jeruzalem. De tempel met dat ruime plein, ware grote scharen mensen bijeen komen om offerfeesten te vieren, God te loven en te aanbidden.
En bij uitzondering mogen we nu, in onze verbeelding, de marmeren trappen op en het prachtige gebouw met de hoge zuilen binnengaan, het heilige en zelfs nog verder, het heilige der heilige betreden. Daar, achter het zware voorhangsel, waar het daglicht niet meer binnen kan komen, branden altijd kaarsen in de zevenarmige kandelaar, lichten in de duisternis, daar staat de gouden ark, de heiige schrijn, met daarin de twee stenen tafelen, het verbond tussen God en de mensen, de staf van Aäron en wat van het manna,nog uit de woestijn, en op de ark ligt het gouden verzoendeksel van het verbond en op het verzoendeksel staan de twee goudgesmede engelen, met vleugels, die ons toezeggen dat we mogen schuilen in de schaduw van die vleugels, waar ook ter wereld,zo veilig als onder de hoede van mama en papa, toen we nog klein waren. Na de gebeden gesproken te hebben, keren we weer terug, naar buiten, op de voorhof, dat ruime tempelplein. Daar zijn talloze mensen bij elkaar, voor het feest, het offerfeest, eten en drinken, de overvloed van Gods huis beleven. Zij laven zich aan de overvloed van uw huis. U lest onze dorst met een stroom van vreugden. Op dat tempelplein is namelijk een rijk stromende bron, om je in te reinigen en van te drinken. Bij U is de bron van het leven, letterlijk. In dit huis van de Heer, bij de bron en overvloed aan voedsel, daar heerst sjaloom, vrede, daar zijn de mensen vreedzaam bij elkaar, om de gemeenschap te beleven door gezamenlijk te bidden, te loven en de liederen, de psalmen te zingen, weldadig, gelukkig en zich te laten inspireren voor het leven thuis, waar je dan weer kunt terugdenken aan hoe het was, daar in die de tempel. En op dat prachtige tempelplein weerkaatst het zonlicht tegen de witmarmeren wanden van de gebouwen, de hoge muren rondom en de plavuizen op de grond en verspreidt een licht van welhaast bovenaardse schoonheid. En dan weten we: door uw licht zien wij licht, daar in Uw huis. Daar komt onze hulp vandaan. Onze hulp is van de Heer.
Dit nu is precies de plaats waar Jezus tot de mensen en de schriftgeleerden spreekt. In dat licht, vlakbij de schatkamer, om de verborgen schatten van Gods heerlijkheid te openbaren en uit te leggen. Het verschil tussen levend woord en dode letter.
“Jij hebt het niet over God”, onderbreken ze hem, “je spreekt alleen maar over jezelf!” Jezus schudt het hoofd “Nee, het gaat niet om mij, voor mezelf ben ik nergens op uit, het gaat om wie mij gezonden heeft, mijn vader”. “Waar is die dan?”, schreeuwen ze door, bij de schatkamer. Ze zien het niet, ondanks al dat licht en licht in het licht. “Ik ben het. Ik ben het licht der wereld. Wie mij kent, kent de vader. Wie mij volgt zal nimmer in duisternis wandelen, maar het licht van het leven hebben”. Dat zegt hij, die dood zal gaan door het Boze en voor eeuwig leeft in God.
Waar is onze hulp tegen het goddeloze in en buiten ons?
Zijn beeld voor ogen. Dat mentale beeld toont de ijkpunten voor een leven in het licht, een leven van barmhartigheid, gerechtigheid, dienstbaarheid, onbaatzuchtigheid, trouw, standvastigheid, kortom liefde. Want onze liefde brengt leven voort en die andere dingen zullen niet meer opstaan. Daar zijn
We altijd mee bezig
Gemeente, dit was inleiding om nog eens naar psalm 36 te luisteren, nee, te kijken.