Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

31 juli 2016

Lezingen: Prediker 2:1-11
Lucas 12:13-21

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Twee Britten, Erin en Simon, reizen al zes jaar de wereld rond met alleen handbagage. Al hun andere bezittingen hebben ze in 2010 verkocht. Twee jaar voor dit nogal radicale besluit maakten ze een reis van een jaar waarin ze verschillende werelddelen hebben bezocht. Ze hebben in dat jaar veel beleefd. Het was spannend, inspirerend, mooi en ook wel eens frustrerend en beangstigend. Toen ze terugkwamen, beleefden ze een cultuurschok in eigen land. Ze zaten weer midden in het alledaagse leven met alle verplichtingen van dien: rekeningen op de mat, de hypotheek die betaald moest worden en lange werkdagen. Erin en Simon ergerden zich niet alleen aan die sleur, maar ook aan de spullen die ze in de loop van de tijd thuis hadden verzameld. Op reis hadden ze beiden ervaren dat ze al die spullen niet nodig hadden, ze hadden niets gemist. In plaats daarvan hadden ze, zoals ze het zelf zeggen, ‘de weidsheid van de wereld en alle mogelijkheden die je daarin tegenkomt’ leren kennen. In 2010 gaan ze opnieuw op reis, met ieder een rugzak van respectievelijk 30 en 40 liter die ze in het vliegtuig altijd als handbagage mee kunnen nemen. De meeste ruimte in hun bagage neemt hun technische apparatuur in om hun website te beheren.

Niet iedereen zal het deze Britten nadoen: leven uit je rugzak. Dat hoeft ook niet, maar het geeft wel de relativiteit van het hebben van spullen weer.

Al weer even geleden hoorde ik van het begrip ‘ontspullen’: het wegdoen van spullen die je niet (meer) nodig hebt. Dat kun je heel rigoureus doen: op dag 1 gooi je 1 item weg, op dag 2, 2 voorwerpen, enzovoort. Er circuleert een basislijst van 100 items waarmee je toekunt. Je kunt het proberen…. want toegegeven: iets bewaren voor ‘je weet maar nooit’ werkt niet altijd goed. Want als je op het moment dat je het ècht nodig hebt, niet meer weet dat je het had en je alsnog naar de bouwmarkt moet….

Spullen, goederen, kunnen veel zijn als je het huis van je ouders moet leeghalen. Veel qua hoeveelheid, veel qua emoties. Wat bewaar je? Waarom? Wat doe je met de foto’s? Wat gaat naar de kringloop? Wat kan in de container? Dan ontdek je dat je moeder een voorraad koffie had waar je ‘u’ tegen zegt, en alle spaarpunten waren er al afgeknipt. Het ‘je weet maar nooit, als er weer oorlog uitbreekt’ kom ik een enkele keer nog tegen.

In de lezingen gaat het ook over spullen, over rijkdom: een erfenis, Prediker met zijn royale leven en vooral over je levenshouding.

De evangelist Lucas heeft als de enige deze gelijkenis. Wat is er nu eigenlijk fout aan de dwaze rijke, of zo u wilt de rijke dwaas? Als je een goede oogst hebt, dan zorg je voor een adequate opslag, zodat je een tijdje vooruit kunt. Jozef deed het in Egypte toch ook al? Dat is toch logisch en goed management, dat doet toch ieder verstandig mens? Dan kun je toch niet automatisch en direct gelabeld worden als ‘hebzuchtig’? In het slotvers wordt duidelijk waarom het woord ‘hebzuchtig’ wèl terecht is: hij heeft voor zichzelf verzameld. De aanleiding voor deze gelijkenis is een vraag aan Jezus over een erfenis. Een broer vraagt Jezus of hij wil bemiddelen, opdat de andere broer de erfenis deelt. Jezus weigert tussenbeide te komen en waarschuwt voor hebzucht. Hebzucht is meer hebben, meer willen hebben. Veel bezit garandeert nog geen leven.
Dat is mooi gezegd: veel bezit garandeert het leven nog niet. Er wordt soms ook gerotzooid met erfenissen. Het gaat niet altijd zo eerlijk en netjes als je wel zou willen. Zelfs de tussenkomst van een notaris kan dat niet altijd verhinderen. Moet je dat dan maar laten gebeuren onder het motto ‘hoedt u voor hebzucht?’ Je staat op de een of andere manier toch ook in je recht? Daarover gaat het niet vandaag.

Een erfenis of erfdeel geeft God aan mensen als een kostbaar geschenk. Het wordt je in de schoot geworpen, je mag het met open handen ontvangen, zomaar, onverdiend- noem het maar genade. Er hoort een opdracht bij: bewerken en bewaren. Erven heeft in het Nieuwe Testament en zeker bij Lucas te maken met het be-erven van het koninkrijk van God, het eeuwige leven. Over dit erfdeel maak je geen ruzie!

Jezus geeft een gelijkenis als antwoord. De rijke man uit de gelijkenis is alleen en praat in zichzelf. Hij overlegt met zichzelf. Hij heeft geen anderen om mee te praten. Hij hoeft geen anderen te raadplegen, hij kan het allemaal alleen af. Iets raars is er wel als hij tegen zichzelf, zijn ‘ziel’, spreekt: ‘je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je! (Lucas 12:19)

Je ziel, dat is je leven, maar deze rijke man treedt op als een a-religieus mens. Hij denkt over zijn eigen leven, over zijn eigen ziel te kunnen beschikken. Hij vergeet gemakshalve dat we het leven van dag tot dag krijgen, dat het een continue gave is en geen bezit. Rijk is wie veel te geven heeft, en deze rijke man heeft niemand om aan te geven.

Als je je leven als gave ziet, sta je met open handen, klaar om te ontvangen, klaar voor de toekomst, dan weet je ook dat het niet ‘af’ is, dat je leven dagelijks groeit. Als mens leef je dag voor dag. Zoals we ook in het Onze Vader bidden om het dagelijks brood, het brood dat we vandaag nodig hebben.

Het is zijn mentaliteit die de rijke dwaas maakt. Lucas stelt hem en ons de vraag of we de kunst om te leven verstaan? Veel bezit en de zorgen die daarbij horen garanderen nog geen leven.

Jezus schetste twee levenswijzen: een leven van dwaasheid: alles goed voor elkaar willen hebben, leven met het oog op de toekomst die vast en zeker is, niet in het hier en nu, en niet leven van Gods vrijgevigheid. Deze manier van leven sluit schuren en harten.

Dit zit dicht aan tegen leven in angst. Met belangstelling luisterde ik naar een radiogesprek met de persvoorlichter van de Protestantse Kerk over mogelijk te nemen maatregelen in Nederlandse kerken ná de moord op de Franse priester Jacques Hamel tijdens een kerkdienst afgelopen week. Zij hechtte er aan de deuren open te houden en gastvrijheid te blijven betonen. Zo is het. In de afgelopen week zijn hier geen poortjes geplaatst, en ook geen camera’s. De kerkenraadsleden fouilleren u niet bij binnenkomst, maar wat als….. Tegen een terrorist met een bomgordel beginnen we niets, laten we daar maar eerlijk over zijn. Ik ben geen held tegenover iemand met een mes. Wat als…. als we de deuren sluiten en op slot doen? De eerste apostelen deden dat aanvankelijk wel, maar na Pinksteren gaan de tongen los, de deuren open en het dak eraf.

Wat zegt dat ons? Ik denk dit: verzet tegen de dichte deuren. De kerk is en blijf een plaats van gebed en de lofzang en gastvrijheid. Verzet ook tegen het aanwijzen van de moslims in onze samenleving als zondebok . Verzet om ons leven te laten bepalen door terroristen. Dat is een moeilijke keuze, daar weet ik uit eigen ervaring van, toen we in Zambia, nabij de grens met Mozambique met de Renamo terroristen ook met aanvallen te maken hadden. Weggaan of blijven, dat was de vraag, angstig blijft het.

Het vraagt nu van ons een leidende rol in onze samenleving, waar we leven met elkaar, in wederzijdse steun, verwelkoming en liefde. De herkenning dat we aan dezelfde kant staan,
dat God en geloof een hoge prioriteit in onze samenleving heeft, dat we allen ons welkom willen weten en gewaardeerd om wie we zijn.

Jezus heeft ook over een alternatief: een leven in wijsheid: leven in de gelegenheid die God nu geeft, van de oogst, van genade, dit opent het land, onze handen en harten en doet gerechtigheid.

Prediker onderzoekt op zijn eigen manier hoe je als mens het beste kunt leven. Zijn hoofdgedachte is dat veel mensen menen de wijsheid in pacht te hebben. Wie de bijbel leest en daarnaar leeft, weet dat de ware wijsheid eruit bestaat God te erkennen in je leven, in je doen en laten, elke dag en ieder uur: je moet voortdurend je plaats weten tegenover God. Je zekerheid in je leven is niet gegrond in spullen, maar op de relatie tot God en tot mensen.

Wanneer je zo leeft, kun je ook als mens het positieve daaruit ervaren. Dan ben je namelijk in staat te genieten van eten en drinken en van het samenzijn. Wanneer je daarentegen je plaats tegenover God ontkent, en denkt zelf je leven te kunnen bepalen, dan zal je dat niet lukken en bovendien krijg je dan geen kans het positieve van het leven te ervaren, die kans ontneem je jezelf.

Het boek Prediker wordt gelezen tijdens het Loofhuttenfeest. Het Loofhuttenfeest is een oogstfeest waarop je mag genieten van de vruchten die de aarde heeft voortgebracht. Het is ook een feest met een verwijzing naar het verblijf van het volk Israel in de woestijn. Op dit feest bouwen mensen hutten en wonen daarin gedurende de week dat dit feest duurt. Men brengt zich in herinnering dat je je niet moet verliezen in aardse rijkdom, omdat je daardoor het contact met God kunt kwijtraken.

Het contact met God kwijtraken, is dat het ergste wat een mens in zijn leven overkomen kan? Het geloof als iets dat groeien kan, blijft iets beweeglijks. Het geloof is geen vastgelegde en afgesloten hoeveelheid, alsof je een brok geloof kunt vasthouden zoals je een steen in handen kunt hebben.

Geloof in God in stand houden, relatie met God houden, daar moet je dag aan dag, aan werken. Meer nog: dat mag je ontvangen als erfenis van genade met losse en open handen. Dan ben je rijk, dan versta je de kunst om te leven, voor het aangezicht van God en mensen.

Amen