Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

16 oktober 2016

Jezus vertelt een gelijkenis. Een voorbeeld-verhaal. Zwart-wit, hard tegen hard, ongenuanceerd, scherp. De bedoeling wordt vooraf gezegd: Jezus wil zijn leerlingen duidelijk maken, dat ze moeten blijven bidden, en niet verslappen.
In het voorbeeld staan twee mensen tegenover elkaar: een rechter tegenover een weduwe.
Van de rechter wordt gezegd: Hij heeft geen respect voor God en houdt geen rekening met mensen. Twee keer mis. Het wordt ook in een adem gezegd, alsof het bij elkaar hoort: God niet respecteren, niet hoog houden, betekent ook mensen laag maken.
Die combinatie is al zo oud als de geschiedenis van Israël. Kijk naar de Faro’s in Egypte. Als je een mens maakt tot God, en God zo aan de kant zet, kan dat gemakkelijk resulteren in ontmenselijking van mensen. Israël wil juist eer voor God, wat resulteert in aandacht voor je medemens. Omdat de God van de Bijbel altijd vraagt – de eerste vraag van God aan Adam: ‘Adam waar ben je?’ Letterlijk: ‘mens waar ben je?’ En daarna aan Kain nadat hij Abel vermoordt heeft: ‘Waar is je broer?’
De weduwe staat alleen. Vroeger had ze haar man. Deden ze dingen samen. Nu is hij er niet meer.
Weduwe worden in de tijd van Jezus betekent dat je aangewezen bent op de solidariteit van familie en gemeenschap. Daar had je ook recht op. Vandaar in de Bijbel vele malen de oproep om voor wees en weduwe in te staan als gemeenschap.
Is er veel veranderd? Ja, regels en er recht zijn belangrijk als je er alleen voor komt te staan.
En naast de financiële kant is er de mentale kant: er alleen voor staan is zo anders.
Vaak zie je dat als een van de partners komt weg te vallen de andere die achterblijft het in de eerste jaren erg moeilijk kan hebben. Veel ziekenhuis-opnames in ons land zijn van mensen van wie de partner onlangs overleed.
De weduwe stelt niet zomaar een vraag, ze zeurt niet een beetje, nee ze vraagt maar één ding aan de rechter: verschaf mij recht! Zorg dat ik krijg waar ik recht op heb! Ze wordt over het hoofd gezien, haar wordt onrecht aangedaan.
In eerste instantie negeert de rechter de vrouw. Dan bedenkt hij zich, niet omdat hij bang is voor God, niet omdat ik me om haar bekommert, maar omdat ik last van haar heb, daarom zal ik haar toch recht doen.
Ze zeurt maar door, straks slaat ze me nog. Daar zit de rechter niet op te wachten.
Lijkt deze rechter op God? God als uiteindelijke rechter die zal zorgen dat de wereld niet in chaos ten onder gaat. Maar waar blijft God met zijn ingrijpen? Zit God zo maar werkeloos toe te zien hoe de dingen scheef gaan? Hoe kan hij al die vragen om hulp negeren? Al die gebeden?
Is de clou van dit verhaal dat we nog harder moeten bidden? Of moeten we misschien anders bidden?
Wie moet veranderen? God of wij?
Bidden is niet een verlanglijstje bij God neerleggen. Als Jezus bidt, is het eerder dat hij God opzoekt. Om in stilte te delen wat hij meemaakt. Om weer nieuwe kracht te ontvangen, om richting gewezen te krijgen. Om te kunnen voldoen aan zijn roeping: mens te zijn naar Gods hart, zijn kind te zijn …
Biddend is persoonlijk. Mensen bidden verschillend. In andere situaties bidt je anders. Verleden week sprak ik met een Syrische vluchteling over zijn vlucht, hoe het was in de gammele rubberboot op de volle Middellandse zee, dobberend, de benzine was op. Hoe de mensen aan boord hadden gebeden. Vooral hoe verschillend. Tot God, tot Jezus, Tot Allah, tot Maria, tot de profeten, Christenen, moslims, hindoes, mannen, vrouwen en kinderen allemaal door elkaar. En hoe groot de vreugde was toen hun gebed verhoord werd en de helikopter hen zag en later een marineschip kwam. Ik hoefde hem niet te vragen of bidden zin had.
Wat is bidden? Bidden is Gods nabijheid zoeken. In vragen en verdriet, in huilen en lachen, in boosheid in stilte. In hoop en wanhoop. Soms zonder woorden. Met gevouwen of open handen. Soms met gebalde vuisten. Het gaat er steeds om: dat je God betrekt bij wat je meemaakt. Want… Hij wil betrokken zijn.
In deze tekst van vandaag worden we opgeroepen de moed niet te verliezen. En dan hoeven we niet beleefd te blijven, dat zie je aan de weduwe. Zij blijft vechten en is ‘opstandig’. Gericht op opstanding, op leven! En uiteindelijk krijt zij haar gelijk, haar recht.
Dat kan en mag, omdat wij elke zondag mogen horen, God houdt van ons, laat ons niet los.
De vraag is dan bij al dit vragen: hoe kunnen wij tot ons recht komen?
Recht, daar gaat het om. Opvallend is dat Jezus aan het eind van deze tekst niet tegen zijn leerlingen zegt: ‘Hou vol, met bidden, dan zal God je zin doen’. Nee: Jezus zegt: Hoor, wat de onrechtvaardige rechter zegt. Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem schreeuwen, en laat Hij hen wachten (is hij geduldig/lankmoedig / hetzelfde woord als 1 Cor 13 over liefde, lankmoedig en goedertieren)? Ik zeg u, zegt Jezus, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen.
Hij zal het rechtzetten. God is niet neutraal, hij is partijdig, hij kiest voor de weduwe. Tot slot, nog even terug naar de Engel en Jacob. Ook een gevecht. Met twee kanten: in het gevecht zit worsteling en knokken, maar óok zegen. De engel is groot, heeft met God te maken, heeft uiteindelijk de overmacht.
Ook Jacob moet volhouden. Veel langer dan hij dacht. Maar niet langer dan de nieuwe morgen. Zie de gele haan.
In boom links zie de vage contouren van een kruis. Het kruis als levensboom. Maar ook via het kruis het leven. Door de pijn en strijd en de mankheid  het leven.
Dat mogen we vandaag vieren. Samen. Dat bloed wordt wijn van de toekomst. Gebroken brood wordt leven. Ons bidden en vragen wordt gehoord en gezien. Recht bestaat. De pijn zal genezen. Een nieuw begin van leven wacht waar wij gezegend worden met de kracht die wij nodig hebben. Dat wij zo mogen uitzien naar onze toekomst. Amen.