9 oktober 2016
Gemeente van Jezus Christus,
Ik vind Jacob zo fascinerend.
Hij is zo ontzettend herkenbaar menselijk.
Geniepig en manipulerend.
Jaloers.
Slecht in loslaten, ook.
Een controle-freak die de zaken naar zijn hand wil zetten.
Zo ontfutselde hij eigenhandig het eerstgeboorterecht
van zijn broer Esau,
en sloeg daarna op de vlucht.
Zo hoorden we twee weken geleden.
En vandaag maken we hem mee op de vooravond
van het weerzien
met diezelfde broer.
Jaren zijn voorbijgaan, Jacob heeft ondertussen
heel wat meegemaakt.
Maar, wat we niet in de tekst van vandaag hebben gelezen,
maar ik zal het u hier vertellen:
ook nu dekt hij zich op een slimme manier in.
Tweehonderd geiten, twintig bokken, tweehonderd ooien, dertig kamelen,
nou ja, ik kan nog een tijdje doorgaan, maar die staan allemaal klaar
om de volgende ochtend alvast als geschenk voorop te gaan,
om zijn broer gunstig te stemmen.
Jacob is nog precies dezelfde,
gewiekst.
En tegelijk ook kwetsbaar, want komen niet
al deze dingen voort uit een
o zo herkenbare en menselijke onzekerheid en angst?
En dan ineens, op die vooravond van die ontmoeting
stuurt hij iedereen alvast de rivier de Jabbok over,
bij een doorwaadbare plaats van die zijtak
van de Jordaan gaan ze alvast naar de overkant,
zijn vrouwen, kinderen, en vee,
en Jacob blijft alleen achter.
Waarom hij dat doet, dat weten we niet. Dat staat
er niet met zo veel woorden.
Misschien was Jacob er klaar voor om
zoals ze dat wel eens zeggen: “zijn demonen
in de ogen te kijken”.
Misschien wilde hij gewoon even alleen zijn.
Maar de nacht verloopt inderdaad in een worsteling,
‘met iemand’ staat er.
Totdat de dag aanbreekt.
En dan raakt ‘die ander’, de heup van Jacob,
zodat de heup raakt ontwricht.
Een aantal jaar geleden was ik
net predikant en ik sprak met een aantal
collega’s tijdens de nascholing
over persoonlijke groei.
“Veranderen doet toch ook altijd een beetje pijn,
vinden jullie ook niet?” vroeg ik.
Een aantal collega’s keken me aan, knikten een
beetje. Eén collega zei: “nou, dat is helemaal niet
mijn ervaring. Verandering is toch fijn?”
“Tja, zei ik, ik weet het niet. Verandering kan ook moeilijk zijn,
omdat je iets ouds moet achterlaten, voordat je iets nieuws wordt.”
Ik heb nog nooit iemand zo glazig zien kijken.
Ik moest aan dit gesprek denken
bij dat fysieke en symbolische aandenken dat Jacob
mee krijgt
van zijn worsteling die nacht,
waar hij alleen en in het donker vecht
alsof zijn leven er van afhangt.
Zoals wij misschien ook nachten kennen
waarop we vechten, worstelen, vertwijfeld
raken, en verder worstelen.
En dat we soms niet weten met wie
of met wat we worstelen.
Maar alleen maar
dat de strijd zwaar is
En dat de ochtend zo ver weg lijkt.
Iemand reikte me de afgelopen week
een beeld aan van dat gevoel van dat je aan het einde
van jezelf komt.
(plaatje)
In een moment begrijp je waarom boksers
die elkaar zo wanhopig graag pijn willen doen
hun hoofden op de schouders van de tegenstanders laten rusten
tegen elkaar aan kunnen leunen als vermoeide minnaars
omdat ze zo dankbaar zijn voor één moment van vrede.
(plaatje weg)
Het wordt langzaam dag en ‘de ander’ zegt: laat me gaan.
En dan zegt Jacob: ‘ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent’.
Nog steeds heeft ‘de ander’ waarmee Jacob heeft geworsteld geen naam.
‘Zeg me toch hoe u heet’, vraagt Jacob.
Maar de ander antwoordt: ‘waarom vraag je naar mijn naam?’
Jacob krijgt geen direct antwoord.
Eerst vraagt die ander: ‘Wat is jouw naam’.
En jacob geeft zijn naam.
De ander zegt: voortaan heet je geen Jacob meer,
maar Israel. Want je hebt met God en mensen
gestreden en je hebt gewonnen.’
En ontvangt Jacob de zegen.
Eigenlijk ontvangt Jacob hier voor een tweede keer in zijn leven een
zegen.
De eerste keer door zijn vader,
was een zegen onder valse voorwendselen,
vermomt als zijn broer.
Deze tweede keer krijgt Jacob de zegen
zo oog in oog met zichzelf
dat hij
zijn oude identiteit als Jacob achter zich
mag laten en als Israel door het leven mag gaan.
Israel. Strijder met God betekent dat.
Een strijder, een worstelaar, een bokser, met God die
daarin de zegen ontvangt.
Wonderlijk, of niet?
In pastoraat krijg ik wel eens de vraag:
mag ik boos zijn op God?
Mag ik overhoop liggen met God?
Het wordt vaak heel voorzichtig gevraagd.
Met veel schaamte over de eigen
worsteling.
Ik weet niet of ik de autoriteit heb om te zeggen:
ja natuurlijk.
Ik kijk naar de bijbel, en naar dit verhaal.
En dan denk ik: ja, het lijkt me normaal.
Het lijkt me normaal dat er nachten zijn,
waarop er van alles in elkaar overloopt.
Je eigen fouten en karakter,
je worsteling daarmee.
Je worsteling met God.
Wanneer je het oude achter je wilt laten,
kun je niet om God heen.
God zit ín die vernieuwing.
Hij/zij is die andere vermoeide bokser,
die jou omarmd in het gevecht.
Net zo hard aan het vechten.
Totdat jij er klaar voor bent om je over te geven,
om je uit de ring te laten tillen.
Door het leven kom je niet zonder kleerscheuren.
Wij allemaal hebben littekens van bijzondere gevechten,
die we doorgekomen zijn,
al worstelend.
Met de vragen van de nacht.
Met de dingen van het verleden.
Dan komt de ochtend.
Als een vermoeide bokser mogen we uitrusten.
We mogen als nieuw beginnen aan de dag.
We zijn vergeven en worden gezegend.
Amen