24 december 2016, kerstnacht
Jesaja 9: 1-6; Lucas 2: 1-20
Gemeente van de Heer,
Het is toch heel bijzonder dat overal ter wereld in deze nacht zo veel mensen samen komen om te luisteren naar dat oeroude, bekende verhaal: En het geschiedde in die dagen dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus. Ik vind dat heel bijzonder. Want zeg nou zelf: zo’n bekend verhaal. Dat is toch niks nieuws? Trouwens, wát er gebeurde, in die éérste kerstnacht daar in Bethlehem, dat zal ook geen nieuws zijn geweest dat de kranten haalde. Wie verwacht er vanuit Bethlehem nou belangrijk nieuws? Ja, vanwege kerstfeest en soms helaas vanwege de spanningen tussen Israëli’s en Palestijnen is Bethlehem in het nieuws. Maar toen, tweeduizend jaar geleden?
Laten we eens gaan kijken in Bethlehem. Misschien kunnen we ons dat een beetje voorstellen. Het is een heel eenvoudig dorpje. De profeten van Israël hadden eeuwen eerder al gezegd: Bethlehem, Bethlehem, wat ben jij klein onder de steden van Juda. Je vindt er geen grote huizen, laat staan paleizen zoals in Jeruzalem. Er was geen plaats in de herberg, zegt het verhaal. Hoezo? Een herberg? Hadden ze een hotel in Bethlehem?? Hotel Het hart van Bethlehem. Nee, het is anders.
In een dorpje als Bethlehem wonen gewone mensen in heel eenvoudige huizen. Een enkel vertrek, dat is het hele huis. En in dat ene vertrek, natuurlijk begane grond, daar wonen de mensen en hun dieren samen. De mensen wonen op een verhoogd gedeelte want anders lopen de hele nacht de geiten over je heen. Je zou geen oog dicht doen. En de dieren slapen in het lagere gedeelte. En daar zijn in de muur, wanneer die dik genoeg is, of gewoon in de rotsige grond holtes uitgehakt waar het voer voor de beesten wordt uitgestort. E zijn maar een paar die het wat verder hebben geschopt. Die het zich kunnen permitteren om boven op hun huis een verdíeping te bouwen. Dan heb je een extra vertrek, het bovenvertrek. Later voor de kinderen misschien als ze gaan trouwen. Of om gasten te ontvangen. Kleine bijverdienste.
Nou, dat komt dan goed uit. Want het is wel drúk in Bethlehem. De keizer zorgt met zijn inschrijvingsgedoe voor een ontzettend hoop overlast en ellende in het leven van al die eenvoudige mensen. Voor zover er extra kamertjes zijn, zijn die natuurlijk al lang bezet. En dan komt daar dat jonge stel aan, Jozef en Maria, waarvan zij duidelijk hoogzwanger is. Naar het zich laat aanzien kan de geboorte elk ogenblik inzetten. Zo iemand laat je natuurlijk niet op straat lopen. Dan schikken we allemaal nog een eindje op. Kijk, die extra kamertjes zijn al lang bezet. Maar mijn lieve mens, dan kom je toch gewoon bij ons beneden. Ja, op ons verhoog is ook geen plek. Maar er is op de grond bij de beesten altijd wel een hoekje vrij te maken. We zetten vannacht wel een schaap buiten de deur. ’t Arme schaap. Maar voor een kind dat geboren wordt, daar ruimen we een plek voor in. En ze wikkelde hem in doeken, zoals moeders dat al eeuwenlang in alle zorg doen met hun pasgeboren kinderen. En ze legde hem in zo’n holte in de rotsbodem, veilig uitgespaard voor de dieren. Er wordt een kind geboren.
Maar het is géén nieuws. Was het verhaal hiermee afgelopen, we zouden er nooit iets van hebben gehoord. Het zou niet eens een verhaal gewórden zijn. Nee, wanneer we in het kerstverhaal iets uitzónderlijks willen horen, dan moeten we even verder lezen. Want in de nacht daarbuiten, daar zijn herders. De herders hebben ook kerstnacht-dienst. Ze houden de wacht in het donker. En wat mij betreft staan zij plaatsvervangend voor ál die mensen die ál de eeuwen door in het donker gewacht hebben op en uitgezien naar de komst van het licht. Want ooit is er geroepen: ER ZIJ LICHT! Maar de duisternis heerst. Hoe dónker hebben de mensen het in deze wereld gemaakt! Al die oorlogen, de beelden uit Aleppo, al die vluchtelingen die verhandeld worden en bij honderden verdrinken, tot en met een vrachtwagen die een kerstmarkt binnen rijdt in Berlijn. Nog steeds duurt die nacht. De nacht waarin een jongetje Tijn voor iedereen een lichtstraaltje is.
Welnu, het èchte nieuws is, dat in DIE nacht dit kind geboren wordt. Niet alleen in die nacht ooit in Bethlehem. Maar in de eeuwenlange nacht van de mensenwereld. De nacht waarvan de profeten hebben gezegd dat er hoop zou zijn op een wonderbaar licht. Vraagt me alsjeblieft niet hoe dat precies kan. Ik weet het niet. Ik próef alleen maar het verhaal van het licht. Zoals het was in den beginne toen God zei: ER ZIJ LICHT. En er was …. licht. Ik lees tastenderwijs de bekende woorden over mensen die in donkerheid wandelen. Dat zij zien: een groot licht.
Die verhalen lezen en herlezen, dat is het enige wat ik tegen het donker kan doen. Dat ik mijn ogen open voor het visioen van licht en vrede. Want ik wordt uitgenodigd om mee te gaan doen met die droom van het licht. Om te dromen van een aarde vol vrede en welbehagen. Deze wereld is geschapen van licht. In de holte van die nacht is het licht van God geboren.
Ik wil u daarom waarschuwen. U loopt vanavond een ernstig risico. Wist u dat? Vannacht loopt u de kans om besmet te raken met, om aangeraakt te worden door de droom van het licht. Zodat jij zelf je omkeert naar het licht. Want God zelf is naar ons toegekomen als een licht in onze duisternis. Weet dat u welkom bent bij die God, in zijn licht, in zijn vergeving, in zijn vrede. Amen.