29 januari 2017
Lezingen:
Psalm 16
Lucas 24,13-35
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Het is Pasen geweest. Onze Heer Jezus Christus is triomfantelijk uit de dood opgestaan. Trompetten klonken, er juichte een toon, aan God is de victorie, en de wereld zal nooit meer hetzelfde zijn. De wereld is licht, het is Pasen, vogels zingen en de zon schijnt. Eigenlijk is alles goed. De dood is overwonnen en jaagt ons geen angst meer aan.
En dan zijn er twee mannen, die zomaar dit schitterende visioen uitlopen. Ze lopen weg van Jeruzalem met hun hart vol twijfel. Ze hebben allerlei dingen gehoord en hun vrienden hebben dingen gezien, maar zelf weten ze het niet. Hoe kan dat? Het is toch Pasen geweest? Hebben ze met hun ogen dicht gezeten?
Twijfel, verwarring. Als ik om me heen kijk, in dit jaar 2017, dan begrijp ik die verwarring van die twee mannen wel, dan voel ik dat met hen mee. Tijdens de Adventsdagen hebben we de grote visioenen van Jesaja gelezen, het ging over hoop houden en durven dromen, en de moed durven vasthouden omdat dat onze roeping als gemeente van Christus is.
Maar ik herken me in die twee mannen die Jeruzalem uitlopen. Want ik zie het ook niet. Ik hoor wel van alles, ik hoor over Pasen en de overwinning op de dood en de toekomst van God, maar er is ook zoveel grijsheid en verwarring. Wat moet je geloven? Waar durf ik nog in te geloven?
En dan is er die man. Het is Jezus, de opgestane Heer zelf. Blijkbaar heeft de opgestane Christus volgens Lukas niets beters te doen dan samen met deze twee mensen mee te lopen. Hij neemt tijd. Hij neemt tijd en loopt mee, want dit is blijkbaar de plek waar hij wil zijn: luisterend en vragend, bij zijn volgelingen, zijn twijfelende en beduusde volgelingen.
Jezus loopt met hen mee en stelt twee vragen. Eerst: waar praten jullie over? en dan een vervolgvraag: wat is er dan gebeurd?
Jezus springt er niet meteen vol in om in geuren en kleuren te vertellen hoe ‘het’ zit. Nee, hij vraagt. Open. Wat houdt jullie bezig? Waar praat je over?
Daarop storten de twee mannen hun hart uit. Want dat gebeurt er vaak als je gewoon een oprechte vraag stelt: hé, wat houdt jou bezig, ik zie dat er wat is? Zulke vragen geven de mogelijkheid om alles te vertellen wat je bezighoudt, om op een rijtje te zetten wat er gaande is. En de twee mannen vertellen over de hoop die ze hadden, die verwachting die teleurgesteld is, ze vertellen over hun vertwijfeling over wat anderen hebben meegemaakt maar waarvan ze zelf niet kunnen geloven dat het waar is.
En als ze dan dat alles voor hem neer hebben gelegd, zegt Jezus niet: o, maar ik vind dit… nee, Jezus haalt de Bijbel erbij. De Schriften, Mozes en de profeten. Hij zegt: Alles wat jullie hebben meegemaakt kun je ook in een ander licht bekijken. Je kunt het ook zien in het licht van de Schriften. Kijk maar… en hij vertelt. Hij vertelt over al die onmogelijke dingen, over de overwinning van het licht en de liefde, die dingen die helemaal niet kunnen en die je niet durft of kunt geloven, maar die toch gebeuren.
Dat beeld, van Jezus die oploopt met de twee mannen naar Emmaüs, is een prachtig beeld voor wat het betekent om als gemeente aan onderling pastoraat te doen. Jullie als gemeente hier zijn bezig met nadenken over het vormgeven van pastoraat.
Dit is pastoraat, wat Jezus hier doet. Het is open vragen stellen, een tijdje mee oplopen en luisteren naar wat de ander bezighoudt. Naar de vragen, de verwarring, de verwachting.
Het kan zijn dat het daarbij blijft. Dat je iemand ontmoet en met iemand spreekt en dat je gewoon luistert.
Het kan ook gebeuren dat de Bijbel open gaat. Dat je zegt: jij vertelt dit nu allemaal, maar misschien mag ik er ook iets over zeggen? Misschien mag ik er een ander licht over laten schijnen?
Pastoraat is niet: lukraak je eigen ideeën en gedachten op de ander afvuren. O, jij hebt dit meegemaakt? Ik weet ook nog wel zo’n verhaal, of ik heb daar ook zo wel mijn gedachten over.
Pastoraat is oplopen en luisteren en dan pas iets inbrengen.
En als dan het gesprek zo loopt en ze thuis aankomen, dan nodigen de mannen Jezus uit. Het wordt al avond, het wordt misschien al donker. In het donker zijn angst en duistere gevoelens sterker dan overdag. En ja, Jezus blijft, ook als het donker wordt. Jezus neemt die uitnodiging aan en bij hen aan tafel breekt hij het brood. Vanaf het laatste Avondmaal met zijn leerlingen is breken van brood nooit meer een nietszeggend gebeuren in de gemeente van Christus. Als we samen het brood breken, dan is Christus zelf daar aanwezig en geeft hij zichzelf aan ons. Dat gebeurt als we het Avondmaal vieren in de gemeente, in de liturgie. Dat we in het brood Gods aanwezigheid ervaren.
Maar het kan ook op andere momenten gebeuren. Alledaagse momenten. Je praat samen en de ander zegt: wil je nog een kopje koffie? en lust je daar een stukje cake bij? Je kijkt samen naar buiten naar de zonsondergang, je bewondert de foto’s van de kleinkinderen. En opeens is God heel dichtbij. God is er, in de ogen van de ander, in de handen van de ander, in het kopje koffie dat je krijgt. Opeens worden de ogen geopend en herkenden ze hem.
Hou je ogen open. Het kan zomaar gebeuren dat Jezus naast je loopt en dat hij je de Schriften uitlegt. Hou je ogen open als je bezoeken brengt. Hou je ogen open als je als gemeente met elkaar in gesprek gaat. Het kan zomaar gebeuren dat jou de ogen geopend worden en dat je Hem zelf herkent.
Het kan zijn, dat jij als bezoeker bij de ander iets van Christus laat zien. Maar het kan net zo goed andersom, dat jij denkt een pastoraal bezoek te brengen en dat die ander jou iets van Christus laat zien. Als we elkaar ontmoeten binnen de christelijke gemeente, dan is dat altijd een ontmoeting waar God zelf bij kan komen. Let wel, kán komen. Wij zijn niet zomaar Jezus zelf, wij hoeven onszelf geen messiascomplex aan te praten, wij hoeven de wereld en onze mede-gemeenteleden niet te redden. We leren van Jezus ja. En hij kan zomaar bij ons komen lopen. Maar wij zijn hem niet.
Wie zijn wij dan wel? Wij zijn mensen die twijfelen en in verwarring zijn en die het grote visioen van God simpelweg uitlopen omdat we het niet zien, niet kunnen geloven. Maar Lukas zegt ons dit: ook als we weglopen, dan komt God bij ons. Ook als wij het niet zien, dan blijft dat licht van de Schriften schijnen. Ook als het donker wordt, dan blijft Christus bij ons en breekt het brood. En als de één het niet ziet, dan kan de ander het vertellen.
Dat mogen wij verkondigen. Ja, verkondigen. Want ons pastoraat is niet zomaar praten met elkaar. Als wij bezig zijn met pastoraat, dan mogen we bezig zijn in het licht van onze God. Dan mogen we erop vertrouwen dat God zelf met ons mee komt lopen en dat hijzelf zich laat zien. Niet in de sterke, niet in de leider, niet in degene die alle touwtjes in handen heeft. God laat zich zien in het gebrokene, in degene die het niet meer weet, in de zieke, in het moment dat de dag verandert in de nacht.
Als volgelingen van Christus zijn er twee dingen we kunnen doen in navolging van dit verhaal van de Emmaüsgangers. De Schriften openen en het brood breken. Dat zijn twee daden van Opstanding, twee opstandige daden, twee daden van verzet, verzet tegen het verhaal van deze wereld.
We openen de Schriften, we zien een nieuw perspectief dat inbreekt in deze wereld, een nieuw perspectief van waaruit wij steeds weer leren leven, een nieuw perspectief van hoop en geweldloosheid en overwinnende liefde dat wij vrijuit en met lef mogen verkondigen. Het is een verhaal met een tegenperspectief. Een verhaal tegen de hopeloosheid, tegen de desillusie, tegen de eenzaamheid, tegen de treurnis, tegen despoten en dictators, tegen leugens en misleidingen, tegen passiviteit en wegkruipen in je eigen hokje, tegen het recht van de sterkste, tegen het kleineren van de minderheid.
En we breken het brood en vieren de maaltijd met Christus als gastheer. We leven van het voedsel van de opgestane Heer, die zichzelf aan ons geeft, die ons voedt met zijn eigen lichaam. Wij worden daarmee zelf het lichaam van Christus en vieren de maaltijd als een nieuwe gemeenschap, een nieuwe familie. Aan die tafel is iedereen welkom. Gedesillusioneerde mannen, treurende vrouwen, alle huidskleuren, alle overtuigingen, alle volken, alle geaardheden, alle leeftijden, alle opleidingen. Geen grenzen zijn er aan de liefde van Christus.
Laten we zo leven. Laten we zo met elkaar leven. Dan zijn wij het lichaam van Christus in deze wereld. Dan verspreiden wij het licht. Dan verschijnt de opgestane Heer in ons midden.
Amen.