Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

7 mei 2017

1 Petrus 2: 19-25
Johannes 10: 1-11

Voor de kinderen
Waar zien jullie de grootste ramen in deze kerk? Waarom zijn die ramen zo groot? (Waardoor komt meeste licht: klein of groot raam?) Welke kant van de kerk is dat: Noorden, Zuiden, Westen of Oosten? (Pak je kompas)

Waarom het Oosten? Omdat de mensen die deze kerk zo’n 600 jaar geleden bouwden, wilden laten zien dat het licht van de wereld uit het Oosten komt. In het Oosten gaat de zon op. Elke zondag als je hier vroeg in de kerk bent kun je dat zien: daar begint het licht!

Daar in het Oosten ligt ook Jeruzalem, waar de tempel stond, waar Jezus zo vaak is geweest, waar hij ook is gestorven aan het kruis en is opgestaan.
Als je dat eenmaal weet, van die grote ramen aan de Oostkant, dan vergeet je het nooit meer: daar in Jeruzalem begon het met Jezus! In de bijbel lezen we straks over wat Jezus vertelt over de Goede Herder, die voor zijn schapen uitgaat en ze de weg wijst.

Direct zingen we: hoe komen we op het goede spoor? Kom hier zegt Jezus, ga maar achter mij aan!

Gemeente van de Here Jezus Christus,

Ik wilde het voor de kinderen niet te moeilijk maken, maar laten we nog even op de oriëntatie van deze kerk doordenken. Zo zijn alle middeleeuwse kerken gebouwd: Muiden, Nigtevecht, Nederhorst den Berg, de Oude en Nieuwe Kerk in Amsterdam, en ga zo maar door.

In het koor van al die kerken stond vroeger het altaar: het ultieme teken van het levensoffer, de dood en verrijzenis van die jood Jezus, de Messias, onze Heer. Let ook eens op de grafstenen die hier nog liggen: allemaal op het Oosten gericht. Levenden en doden getuigden alleen door hun houding: daar ligt Jeruzalem! Wij, levenden en doden, vieren Zijn sterven en opstanding totdat Hij komt! Maranatha!

Die oriëntatie, dat stamt uit de Middeleeuwen. Heeft zo’n oud kerkgebouw dan nu nog wat te zeggen? Voor wie het wil zien wel! Dan kan zo’n kerkgebouw iets komisch hebben, iets van een nar. Want al zou hier nooit meer een eredienst worden gehouden, toch blijft dat gebouw onverstoorbaar verwijzen.
Al die oude kerken zeggen: denk nou niet dat jullie hier in het Westen de wijsheid, de kennis en macht in pacht hebben! Niet hier in West Europa, noch in dat nieuwe Westen, dat Verenigde Staten heet! Zijn jullie dan beter dan andere volken? Zijn jullie beter ook dan de Joden die zich eveneens op Jeruzalem oriënteren, die in plaats van een altaar aan de Oostwand van hun synagogen de ark plaatsen met de boeken van het verbond? Kijk maar hier verder op de Nieuwstad, maar ook in Amsterdam de Grote en de Portugese Synagoge. Denk verder aan de Nederlandse moskeeën, waar een nis in de muur op het Oosten is gericht: in die richting bidt een moslim: aanvankelijk richting Jeruzalem, maar later Mekka. Alle getuigen: het licht komt niet uit het Westen, maar uit het Oosten!

IK ben de goede herder. Je moet het maar durven zeggen in Jeruzalem. Waar priesters en schriftgeleerden heel goed teksten als Ezechiël 34 en 37 kennen. Schriftgedeelten waarin de profeet de slechte herders, de slechte leiders van Israël, in de naam van Israëls God de les leest.

De gelijkenis van de goede herder is nog scherper dan de herdersgelijkenissen in de evangeliën van Matteüs en Lucas. Dáár maakt Jezus duidelijk waarom hij zich zo bezighoudt met mensen aan de rand van de samenleving: ’tollenaren en zondaren’. Daarom vertelt hij over die herder die de 99 achterlaat om dat ene dwalende (Matteüs 18: 12-14), dan wel verloren schaap (Lucas 15: 1-7) te redden. Dat beeld heeft indruk gemaakt, zeker zoals het bij Lucas voorkomt: de herder die het gevonden schaap vol vreugde op zijn schouders legt.

Hier in het evangelie van Johannes is de blikrichting anders. Hier gaat het niet over een herder die op zoek gaat, maar over de vraag: welke herder volgen wij, de schapen? De goede, of schijnherders: dieven of zelfs rovers! We worden opgeroepen om te kiezen.
Als je nu ziet dat het Oude Testament het beeld van de herder gebruikt voor de koning, in het bijzonder voor de koning van Israël, dan worden dat beeld wel heel scherp. Want er liepen destijds en er lopen vandaag de dag nog genoeg figuren rond, die hun politieke of geestelijke macht gebruiken om er zelf beter van te worden, desnoods over lijken, in eigen land of elders.

Op wie oriënteren wij ons? IK BEN DE GOEDE HERDER. Met andere woorden: laat die andere herders vallen, laat je er niet door imponeren! Dat is Jezus’ stellige uitspraak, toen in Jeruzalem en nu.
De scherpte van die uitspraak hangt samen met wat voorafgaat. Een blinde die door Jezus is genezen en nu wat in Hem ziet, wordt door een aantal joodse leiders simpelweg buiten de synagoge gezet. Letterlijk: uit-/buitengeworpen (zo Staten-/Willibrordvertaling).

Bij de goede herder gaat dat anders: de schapen horen naar zijn stem en Hij roept ze bij name: er is een band tussen kudde en herder. Dat blijkt ook uit het volgende. Ja, hij werpt zijn schapen ook naar buiten – letterlijk hetzelfde woord! –, maar dan gaat Hij zelf voor hen uit. En de schapen volgen hem – zoals echte discipelen –, omdat ze zijn stem kennen.
Let op: de goede herder laat zijn schapen niet veilig binnen liggen, maar voert ze de wijde wereld in. Het goede zit daarin dat hij zelf voorop gaat en zelfs zijn leven overheeft voor de schapen. Dat is het enige vaste punt dat wij als christenen hebben: de levende Heer leidt ons en zal ons leiden, zelfs door de dood heen!

Vandaar dat plaatje van een herder aan het hoofd van een kudde. Christenen zijn kuddedieren. Allemaal verschillend, maar toch: één Herder, één geloof, één doop, één God en Vader (Efeziërs 4: 2).
En zij horen zijn stem. Na Pasen zie je dat gebeuren. Die stem: Maria! En ze draait zich om: Rabboeni! Meester! Diezelfde zondag nog worden ze de wereld ingestuurd: zoals de Vader mij gezonden heeft zend Ik u. De eerste die ze tegenkomen is Thomas en ze halen hem in de kring. De zondag daarop klinkt weer die stem, nu tot Thomas. En dan is tasten niet meer nodig; meteen volgt de belijdenis: mijn Heer en mijn God! Vervolgens Petrus, tot driemaal toe: houd je van me? Heer u weet toch dat ik van u houdt! Weidt mijn schapen!

Allemaal Joden die in Hem de Goede Herder ontdekken. Zij gingen voor en wij, heidenen, schapen uit die andere stal, mogen hen volgen. Terecht staat in het evangelie van Johannes (4: 22): de redding, het heil, komt van de Joden!

Wilt u meer van die kudde uit joden en heidenen horen? Lees dan de eerste brief van Petrus, waarin deze apostel de schapen van zijn Heer weidt, de weg wijst.

Petrus schrijft aan kersverse kleine gemeenten, als vreemde bijwoners verspreid over huidige Turkse gebieden. In het gedeelte dat we vanmorgen lazen, richt hij zich tot de kwetsbaarste leden onder hen: de slaven. Als christen stond je al buiten de samenleving, maar als slaaf helemaal. Je had goede meesters, maar ook slechte, die je onrechtvaardig konden behandelen.

Twee zinnen vallen op in wat Petrus schrijft. De eerste (eigen letterlijke vertaling): jullie dwaalden als schapen, maar nu hebben jullie je gekeerd tot de herder en behoeder van uw zielen, uw levens. Hij, de Goede Herder, is niet alleen degene die leidt, maar ook hij die over jullie zielen, jullie levens waakt (episkopos: bisschop). Zielen, levens: ieder afzonderlijk lid van die kwetsbare slavengroep mag weten: hij waakt over mij.
Maar dan schrijft Petrus tevens: Hij, die herder, heeft u, slaven, met zijn leven en dood een voorbeeld nagelaten, opdat u zijn voetstappen zou navolgen.
Als je over die laatste woorden gaat nadenken schrik je. Onverdiend lijden, omdat je de herder volgt. Dat is heftig! Dat moeten die middeleeuwse Weespers ook beseft hebben. Want waarom zouden ze anders hier boven op het kerkdak het beeld van de diaken-martelaar Laurentius als windvaan hebben geplaatst? En dan – dat zag ik nu voor het eerst van mijn leven – op een bijzondere plaats: niet op de grote of kleine toren, maar achterop, precies boven het altaar!

Een preek op de eerste zondag na 4 en 5 mei. Hoe vieren we onze vrijheid, nu 72 jaar na de bevrijding, waar velen hun leven voor gaven?
Na de lezingen van deze zondag zou ik dit antwoord willen geven. Wij vieren onze vrijheid door
– Door samen en persoonlijk, opnieuw of voor het eerst, te kiezen voor Hem die sprak: Ik ben de Goede Herder! Dan kijk je anders naar wat er nu, anno 2017, nationaal en internationaal, op maatschappelijk en politiek gebied gebeurt en wie zich daar als leiders opwerpen. Heer Jezus Christus wij vestigen onze hoop op U, u zult ons ieders leven behoeden! De toekomst behoort U!
– Door te beseffen: ik sta er niet alleen voor, maar ben deel van een grote kudde uit Joden en heidenen die door de eeuwen trekt totdat Hij komt. Een oecumenische dienst zoals vanmorgen is niet maar een leuk spel, maar een kwestie van samen volgen, samen zoeken naar de weg achter Hem.
– Zijn voorbeeld naschrijven in deze tijd. Het woord dat Petrus gebruikt, hypogramma, betekent oorspronkelijk ‘schrijfvoorbeeld’. Als wij joods-christelijke waarden en een dito cultuur (bekende leuzen in deze tijd) hoog willen houden, passen die dan op het voorbeeld dat Hij ons naliet? Want alleen dan zullen we waarlijk vrij zijn.

Bij het nadenken over die keuze en vragen kunnen wij ons laten inspireren door die ons voorgingen en voorgaan. Ik noem enkele mannen die mij persoonlijk bijzonder aanspreken. Pater Maximiliaan Kolbe, een Pools kloosteroverste die zich al vroeg tegen het nazibewind keerde. In 1941 stierf hij in Auschwitz, samen met negen anderen, in speciale SS-strafbarak de hongerdood, nadat hij vrijwillig de plaats had ingenomen van een vader met kinderen. Pater Frans van der Lugt, die bij zijn gemeente in Homs (Syrië) bleef en in 2014 werd vermoord. Een priester in Florida (VS), die onder drugsverslaafden en gevangenen werkte en in 2016 vermoord werd door iemand die hij eerder had geholpen. De man wist dat hij risico’s liep en daarom had hij al in 1995 testamentair laten vastleggen, dat iemand die hem vermoordde nooit de doodstraf zou mogen krijgen. Ik denk aan bisschop Mirkis van de Chaldeeuwsche Kerk in Kirkuk (Noord-Irak), die ondanks dat hij het geweld van fundamentalistische moslims van nabij ervaart en Westerlingen er voor waarschuwt, toch tot op de dag van vandaag met zijn kudde moslims helpt en het gesprek aangaat. Zij allen hoorden en horen nog de stem van de Goede Herder en vertrouwden Hem. Daarom leefden en leven ze vrij, ook al werden en worden ze verdrukt.