Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

12 september 2010

Gemeente van Jezus Christus,

Als je gaat trouwen,
dan onderteken je een huwelijksakte.
Een mooi moment,
met handtekeningen en al.
Ook wel een beetje
een spannend:
want nu ga je echt met elkaar in zee!

Met zo’n huwelijksakte is het dus officieel.
Een echte ‘verbintenis’,
om even een wat plechtig woord te gebruiken.

Bij zo’n soort moment zijn we vandaag precies aangekomen.
God wil officieel iets met de mensen die
met Mozes zijn meegereisd.
Hij wil er voor altijd voor hun zijn.
Je zou bijna kunnen zeggen dat hij samen met Mozes
de afgelopen dagen aan een soort huwelijksakte heeft
geschreven.
Het zijn twee stenen platen geworden,
met daarop een tekst. Een verbondstekst.
En God heeft er al zijn handtekening onder gezet.
Nu de mensen nog.

Maar ja, het duurde wel lang allemaal,
daar op die berg.
Het leek wel een kabinetsformatie!
De gemeente die beneden aan de berg staat te wachten,
wordt onrustig.
Ja. Logisch.
Ik bedoel.
Daar sta je dan. Midden in de woestijn.
Meegetroond door een stotterende man
die het de hele tijd maar heeft over een onzichtbare God,
met de naam ‘ik zal er zijn’.

En nu die man, Mozes, al zo lang weg is,
weten de mensen het opeens niet meer zo goed.
‘Ik zal er zijn’… dat is toch eigenlijk geen normale naam!
Het is niet eens een naam!
Was het allemaal wel waar,
wat Mozes heeft gezegd?

Is er überhaupt wel een God, die meereist?
Van die vraag raakt het volk ineens
een beetje in paniek.
Aan Mozes hadden ze een goeie,
die had zo’n rotsvast vertrouwen.
Daar konden ze allemaal blind op varen!
Maar nu Mozes weg was, moesten ze het zelf gaan doen.
Zelf geloven. Zelf vertrouwen.
En dat viel nog niet mee.

Dat is toch ook zo?
Het is toch hartstikke moeilijk om te geloven in iets
dat je niet ziet?
Dat is toch gruwelijk lastig?
En als er verder niemand is, die een weg in dat geloof kan
wijzen,
dan kun je je toch godverlaten voelen?

Die leegte wordt het volk te veel.
En in hun wanhoop maken ze een nieuwe God.
Ze verzamelen goud.
Want, goud is natuurlijk van blijvende waarde.
Het is een waardevol materiaal.
En Aaron giet er een beeld van. Een stierkalf.
Nu hebben ze een zichtbare en waardevolle God.
En ze dansen de hele avond om het beeld heen.

Als God dat ziet, verliest Hij zich
als een jaloerse verloofde
in een woedetirade.
Nog voor de huwelijksakte getekend is,
gaat zijn volk vreemd!
Die mensen, met wie Hij verder wilde,
van wie Hij al was gaan houden,
die Hij nog beter wilde leren kennen,
ze staan te dansen alsof Hij er niet bestond!
Alsof ze niet al een geschiedenis samen hebben!

En in een vlaag van,
ik zou bijna zeggen, verstandsverbijstering
dreigt God het hele zooitje op te doeken.
Wat een passie!
Wat een commotie allemaal voor dat kleine volk.
Die kleine mensen, dat luttele aantal.

Het lijkt wel alsof Mozes
nog eerder dan God
doorheeft dat zo’n tirade
eerder voorkomt uit liefde
dan uit haat.
En hij probeert God voorzichtig wat milder te stemmen.
In de Naardense bijbelvertaling,
die wat dichter bij het oorspronkelijke hebreeuws blijft,
staat daar:
Mozes zoekt de zachtheid van God.
Mooie woorden vind ik dat.

Misschien dat door dit zoeken van Mozes
God zelf plotseling weer
wordt herinnerd aan dat wat hij
was begonnen, aan zijn verbintenis met mensen,
en aan zijn naam: Ik zal er zijn.

Weet U nog, God, zegt Mozes,
van Abraham, Isaak en Jacob?
Het lijkt alsof God door Mozes’ woorden
zijn eigen zachtheid hervindt.
Hij ontdooit,
en ziet van zijn wraak af.
Eigenlijk staat er aan het eind: God heeft berouw.
Hij heeft spijt.
Spijt zoals je die wel eens voelt na een fikse ruzie.
En met dat gevoel van spijt komt ook de opluchting:
het verhaal gaat door.

God kan dus van mening veranderen?
Ja, goddank! God kan omkeren. Veranderen.
Maar nooit zomaar.
Altijd in reactie op mensen.
Daarmee is de God van Mozes
geen grillige God, die zomaar hapsnap doet wat Hij wil.

Hij verandert, ja.
Maar omdat hij een bewogen God is!
Een God met compassie.
Met deze God valt te praten.

Het volk danst om een waardevol beeld.
Ze hebben hun best gedaan om de leegte te vullen.
En wat is er nou meer waard dan goud?
Als je trouwt doe je elkaar toch ook
een gouden ring om?
Ja, maar je spreekt ook een belofte uit.
En zonder die belofte betekent die ring niets.

God ís een belofte.
De grootste die je kunt maken:
Ik zal er zijn.
Zijn naam is een betrekking tussen mens en God.
De belofte van een relatie.
Een naam die je in hart kunt meedragen,
die je kunt doorgeven,
aan anderen als troost,
een naam die je kunt fluisteren in de nacht,
in een gebed zonder woorden.
Juist wanneer het geloof,
het geloof in dat wat je niet kunt zien,
moeilijk is.

Misschien ziet God na Mozes’ woorden
plotseling ook in
wat zijn volk heeft bewogen om
zo’n gouden stierkalf heeft gemaakt.
Het lijkt wel alsof hij opeens hun pijn ziet,
hun verlatenheid.
Niet lang daarna laat Hij Mozes laten gaan.
Met de stenen tafels,
met daarop de tekst van het verbond,
de huwelijksakte tussen God en zijn mensen.
Misschien is dat wel de meest duidelijk lijn
die door de hele bijbel loopt.
God maakt telkens weer een nieuw begin.
Amen.

 

Klik hier voor de orde van dienst