Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

7 november 2010

Dienst 7.11.2010:

 

Wij lezen uit de Thora: Deuteronomium 24:19

 

Wij lezen uit het Psalter: Psalm 67

 

Evangelielezingen: Lukas 9:10b-17 en Lukas 12:16-21

 

Veel gevoelens, dus ook veel godsdienstige gevoelens zijn te herleiden tot angst. Angst voor machtige mensen, angst voor goden, angst voor de altijd weer onzekere toekomst. Als enige uitzondering op die angstwekkende regel bevrijdt de God van Israël ons van angst en zorgen. Vrij zijn angst, geen zorgen meer kennen, dat is het meest radikale en daarmee het beste wat een mens kan overkomen. De draagwijdte van die heilzame bevrijding, die alleen de God van Israël in tegenstelling tot Allah ons schenkt, beseffen wij echter vaak niet. Onbegrijpelijk… Jammer.

Alleen van de God van Israël leren wij een andere houding aannemen dan de altijd weer kwellende bezorgdheid. Alleen in Israël leert men dankbaar te zijn voor het goede in het leven. Alleen dankbaarheid vormt de basis voor een goed leven. Angst en zorgen werken daarentegen vernietigend op ons bestaan in.

Dankbaarheid geeft een goed gevoel. Is er iets wat een mens meer goed doet dan dankbaarheid? Daarom is dankbaarheid een deugd en zijn angst en bezorgdheid on-deugden, stemmingen die niet deugen, ondeugdelijke hulpmiddelen. Omdat dankbaarheid vreugde teweegbrengt, staat het binnenhalen van de oogst elk jaar weer in het teken van een deugd die in een consumptiemaatschappij helaas een schaars artikel is geworden: de deugd van de dankbaarheid. Met dat wij zelf de oogst niet meer onder het zingen van een lied binnenhalen, met dat men van de natuur vervreemd is geraakt, is dankbaarheid ons vreemd geworden.

Gek eigenlijk hè, dat wij niet tevreden, maar juist on-tevreden zijn geworden met dat de welvaart toenam. Merkwaardig dat de dankbaarheid NIET is toegenomen terwijl de welvaart steeg.

Ontevredenheid is geen goede basis voor een goed leven. Alleen waar de dankbaarheid overheerst wordt het leven intens beleefd, beleefd als goed. Wat wil een mens nog meer? En toch, toch gaan wij maar zelden met die dankbaarheid in zee. Ontevredenheid, bezorgdheid en angst hebben meer vat op ons. Dat we zo onszelf tekort doen, schijnen we niet door te hebben.

We hebben van alles; en toch zijn we niet tevreden. Het gif van de consumptiemaatschappij leert ons immers dat we nog meer moeten hebben. Die vergiftigende invloed van een ongebreidelde hebzucht dringt overal door. Kopen, consumeren bepaalt heel ons bestaan. Almaar meer consumeren heeft andere mensen van ons gemaakt. Hebben ontevredenheid en hebzucht ons ook gelukkiger gemaakt? Heeft de consumptiemaatschappij betere mensen van ons gemaakt?

Alleen dankbare mensen zijn gelukkige mensen. Daarom schenkt God ons de dankbaarheid, als een gave; een bijzondere gave als tegengif tegen bezorgdheid en angst; een bijzondere gave als tegengif tegen negatieve gevoelens, onlustgevoelens.

Wie bezorgd is, dus bang is voor de toekomst (de angst voor een toekomst met minder pensioen wordt op dit moment alom gezaaid), wie bang is wordt verteerd door de vraag waar je al je spullen moet opslaan, hoeveel opslagruimte je er bij moet bouwen, hoeveel je NOG meer moet hebben om optimaal te kunnen genieten van het leven en van je bezit. Dankbare mensen kennen die zorgen niet, omdat zij onbezorgd leven vanuit het vertrouwen dat God voor ons zal zorgen, wat de toekomst ook brengen zal. Onbezorgde mensen zijn gelukkige mensen, dankbare mensen. Wie dankbaar is, wie op God vertrouwt, kan daarom delen. Die maait niet alles even nauwkeurig af, die zamelt niet angstvallig van alles en nog wat in met het oog op de toekomst, maar laat het nodige liggen voor wie dat broodnodig hebben.

Wie bang is leeft eenzaam, alleen, alleen voor zichzelf. Wie dankbaar is leeft samen met anderen. Dankbare mensen leven in en voor hun omgeving, voor de samenleving. Dankbare mensen zijn niet geobsedeerd door angst voor de toekomst, maar leven hier en nu, heel bewust onbezorgd in het heden, zo vrij als een vogeltje in de lucht.

Wie in Gods goedheid heeft mogen delen, deelt Gods goedheid met anderen. Dan deel je in Gods zegen. Dan ben je een gezegend mens. Wie in het licht van God en de Thora leeft en daarom anderen dat licht gunt, Gods goedheid deelt met anderen, leidt een gezegend bestaan.

Dat is andere koek dan het zelfvoldane ‘may God continue to bless America’. Gods zegen kan je niet claimen. Gods zegen kan je alleen maar uit GENADE ontvangen, door met arme mensen te delen wat zij nodig hebben. Dat is meer dan uit medelijden iets geven. Alleen dan word je rijk in God, niet door rijk te worden, zoals men in Amerika (en niet alleen daar) denkt.

Dankbare mensen vragen zich af hoe je wat je bezit het beste met anderen kunt delen. Jezus is steeds met DIE vraag bezig. Terwijl de discipelen nog in onzekerheid verkeren, omdat zij zich zorgen maken, bang zijn dat zij niet genoeg hebben, is Jezus met heel andere dingen bezig, dus al een stap verder. Jezus zamelt niet angstvallig in. Jezus maakt zich geen zorgen. Jezus deelt uit, van niets, want wat is nou vijf broden en twee visjes? Veel te weinig! Of misschien toch genoeg.

Jezus leeft niet gedreven door angst, maar gedreven door Godsvertrouwen, gedreven door de Geest. Dankbaar zegent hij dat schamele beetje voedsel. Dat kleine beetje is anderen tot zegen. Wat ogenschijnlijk te weinig is, blijkt genoeg te zijn. Men houdt zelfs over. Waar in vertrouwen op God geleefd wordt is ALTIJD genoeg. Waar men God vertrouwt is altijd genoeg om te delen met wie niet genoeg hebben. Dankbaarheid doet wonderen. Amen.