Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

24 december 2010, Kerstnachtdienst

Epistellezing: 2 Korinthe 8:9

Evangelielezingen: Lukas 2:1-20

Wat een armoede! Wat een doffe ellende! Wat een verschoppelingen!

Eerst wordt er stevig geroddeld over je dikke buik (‘ze is niet eens getrouwd’) en nu een bevalling die in een armoedig onderkomen nog gevaarlijker is dan een thuisbevalling.

Die andere verschoppelingen, de herders, zijn vooral blij als zij het kindje zien, dat er meer mensen zijn zoals zij. Zij proeven rond dit kind solidariteit met arme drommels zoals zij. Eindelijk herkenning! Eindelijk waardering in plaats van alleen maar neerbuigend te worden behandeld. Eindelijk een medemens, een mens zoals jij.

Zullen Maria en Jozef of de herders op dat moment hebben stilgestaan bij hun eigen kwetsbaarheid? Ach, als je al zo lang een moeizaam leven leidt, dan heb je geen tijd om na te denken over je trieste situatie. Ze hebben wel wat anders aan hun hoofd. Je bent veel te druk met hoe dan ook overleven om na te denken over wat er met je gebeurt.

Dat een leven kwetsbaar is, hebben zij pas beseft toen zij dat tere wezentje in het stro zagen liggen. Zo kwetsbaar is een mens nu, vanaf het prille begin.

Voor dit kind is er geen plaats in de samenleving.Vanaf het begin hoort Hij er niet bij. Een leven lang, steeds weer afgewezen. Zijn leven lang is Jezus zijn leven niet zeker, steeds weer bedreigd met de dood. Intriest!

Dat wilde God nu bereiken via dit kind: dat arme mensen zich herkend, zich aanvaard zouden weten. Die erkenning, wie of wat je ook bent, is er alleen rond de goede Herder; nergens anders. Niet rond Herodes, niet bij de roddelende vrouwen op de markt, niet bij het tempelpersoneel dat het steeds weer oneens met je is, niet bij de baas. Ook niet bij Allah, want die houdt je ook klein en onderdanig. Erkenning is er alleen bij DE grote baas. Jij mag er zijn, van Mij, dankzij Mij, de God van Israël, de barmhartige. Je mag er zijn, in al je kwetsbaarheid, met heel je armetierige gedoetje. Ik accepteer je zoals je bent, want Ik sta niet boven je, maar naast je. Via DIT Kind, DE mensenzoon, ben Ik naast je komen staan, zijn we vrienden, ben Ik je tot steun.

Ik ben net zo’n kind als jij; net zo arm en kwetsbaar als andere mensen. Net als jij, naakt geboren om naakt de wereld weer te verlaten. Niks geen valse opsmuk; die regelen JULLIE wel met Kerst. Dat doen jullie vast om de armoede, zoals hier in Bethlehem, te verbloemen. De armoede van dit Kind, dat het net zo beroerd heeft als die 311.000 andere arme kinderen in het zogenaamde welvarende Nederland, waar steeds meer mensen van kind af aan arm zijn. Geen Nikes, geen McGregor, maar een kaal, koud huis en morgen geen kalkoen. Heeft U, net als die moeders van deze 311.000 kwetsbare kinderen, vandaag voor tien euro boodschappen gedaan?

Wanneer staan WIJ eindelijk stil bij onze kwetsbaarheid? Dat is pas wanneer de dokter ons bezorgd aankijkt: ‘ik kan niets meer voor u doen’. Pas dan stort je wereld in. Dan word je helemaal op jezelf teruggeworpen. Pas dan word je heel klein; eerder niet. Eerder ben je de grote bink. Maar wat is dat allemaal waard, al die uiterlijke schijn, als het er op aan komt in het leven?

Here God.

Als je kwetsbaar bent besef je, meer dan ooit, hoezeer je dit Kind nodig hebt. Hoezeer je van dit Kind afhankelijk bent. Dat dit Kind niet voor zichzelf ter wereld gekomen is, maar om het leven van anderen te verrijken, door mede mens te zijn. Deze armoedzaaier, die zijn leven lang in de marge van de samenleving leeft, verrijkt ons leven door naast ons te komen staan als wij Zijn steun broodnodig hebben. Jij kwetsbaar, Ik kwetsbaar, o zo kwetsbaar, om te delen in jouw kwetsbaarheid, om je te laten voelen dat je er niet alleen voor staat als je het moeilijk hebt, maar dat Ik je dan bij de hand neem, dat je bij Mij veilig bent, ook dan, als je doodziek bent. Ik heb je bij je naam geroepen. Je bent van Mij.

Geborgenheid ervaren we bij Hem die nooit geborgenheid in Zijn leven heeft gekend. Of had Hij dat gevoel van geborgenheid juist daarom niet nodig, omdat Hij zich VOORTDUREND geborgen wist, bij Zijn hemelse Vader? Maar één keer in zijn leven voelt Hij zich verlaten. Verder, ondanks alles, beschermd, door God.

Ook jij kunt die kwetsbaarheid aan, ook jij bent beschermd. omdat je je uiteindelijk geborgen mag weten bij God. Dan voel je je niet langer bedreigd, door Herodes, door tegenstand of tegenslag, omdat je weet hebt van die ene vaste burcht, die sterker is dan mensen of machten.

DIE zekerheid wil God met ons meegeven, via dit kwetsbare Kind. Die zekerheid ervaren de herders rond DIT Kind. Daarom loven zij God, want God had hen niet rijker kunnen belonen, niet meer kunnen geven.

Al je kaarten zetten op DIT Kind, net als Maria, net als de herders. Je moet maar durven. Of heb je geen andere keus als het er op aankomt in het leven? Ben je net als de herders en de wijzen volledig aangewezen, dus totaal afhankelijk van DIT Kind, van DEZE medemens of heb je een andere zekerheid? Welke dan? Toch niet de bank mag ik hopen.

IK ben met je, alle dagen van je leven. Amen, daar vertrouw ik op.