Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

8 augustus 2010

Evangelielezingen: Lukas 11:5-13 en Lukas 22:14-20

 

Iemand wegsturen die niets heeft om te eten, dat doe je toch niet? Dan geef je zo iemand toch wat mee of nodig je zo iemand toch uit om mee te eten, als gast aan tafel?

Blijkbaar gebeurt dat nogal eens NIET, want anders zou Jezus dit probleem niet hebben aangesneden. Blijkbaar zijn er mensen die onvoldoende te eten hebben, want anders zou de voedselbank niet broodnodig zijn. Mensen die een lege maag hebben. En NIEMAND die dat weet, niemand die je helpt. Hoe eenzaam ben je dan, hoe Godverlaten?

Het voedselprobleem is blijkbaar ingewikkelder dan wij vaak denken. Veraf en dichtbij is de nood vaak hoger dan wij weten. Wat doe je dan, als je dat weet? Wel bidden, maar iemand die om genadebrood smeekt met lege handen wegsturen, dat gaat toch niet samen?

Bidden is God iets mededelen, iets delen met elkaar, omdat je daar behoefte aan hebt. Bidden loopt, net als geloven, uit op doen, op spontaan helpen. Zo werkt genade: hele praktische hulp. Geen gesloten deur, maar een open hart. Gods goedheid kent geen grenzen. Niemand wordt met lege handen weggestuurd. Iedereen is bij God welkom aan tafel en krijgt net zoveel als je nodig hebt. Over spontaniteit, over medeleven, over delen gesproken.

Rond de tafel ontstaat verbondenheid, gemeenschap der heiligen. Rond de tafel leggen mensen contact met elkaar, spreken mensen intensief met elkaar, hebben mensen net even wat meer aandacht voor elkaar. Alleen al daarom is een tafel onmisbaar, een basisproduct voor levenskunst.

Als Jezus ergens aan tafel zit gebeuren er wonderlijke dingen, komen mensen opeens op een wonderlijke wijze tot hun recht, blijken mensen opeens in tel te zijn. Jezus acht mensen belangrijker dan hun omgeving. Jezus wil met Zacheüs en mensen waar anderen op neer kijken aan tafel gaan. Door die uitnodiging, door die hartelijkheid veranderen mensen, hartgrondig. Was er geen gesprek rond de tafel, was er geen maaltijd geweest, dan zou dat nooit zijn gebeurd.

Niet toevallig wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken met een maaltijd. Je mag bij God gast aan tafel zijn om te delen in Gods goedheid, om te delen in Gods overvloed. Geen lege tafel, geen armoede, geen onderscheid, maar gulheid, het goede voor iedereen, ongeacht je verleden, ondanks het feit dat je vuile handen hebt gemaakt. Dat dat zomaar kan. Ongelooflijk mooi!

Natuurlijk, er zijn altijd wel de nodige bezwaren te bedenken om niet zover te gaan als God in zijn goedheid. Het is nota bene nacht. Je had toch zelf kunnen bedenken dat je koelkast niet leeg moet zijn, voor het geval dat. We hebben zelf ook de nodige bekkies te voeren. We liggen hutje mutje op de grond te slapen en hebben het dus ook niet breed. Allemaal waar, maar toch.

Zonder een open hart geen barmhartige Samaritaan. Zonder een vriendelijk gebaar geen medemens. Zonder een gastvrije tafel missen mensen zoveel.

Een omweg, een uitvlucht, een goede smoes is zo bedacht. Een menselijk gebaar is soms minder eenvoudig te bedenken. Maar toch.

Het ‘maar toch’ van het Evangelie. Het ‘maar toch’ van God. Het gebeurt dan toch maar, dat onverwachte.

En dat wil maar liefst drie broden! Dat is niet niks. Jezus schenkt vijf broden en twee vissen, opdat zij hebben in overvloed. God is niet zuinig. Genadig is niet karig. Zou dat toeval zijn of zou God ons daarmee iets willen leren? Dat er altijd genoeg is, ook als je denkt dat je tekort komt. Dat er altijd genoeg is waar volgens Gods geboden wordt geleefd, dus samen wordt gedeeld.

Dat gaat niet van een leien dakje, want Israël is slechts voor een enkeling het land van melk en honing. En toch durven mensen dat avontuur met God aan, doen zij het Hem na. In Israël, in Weesp, in Roemenië, in Afrika. Uit respect voor een medemens, uit eerbied voor een gast nodig je die ander uit aan tafel. Wie weet heb je de Messias dan aan tafel zitten of Elia. Wie weet. Je weet het maar nooit met God. Met God val je van de ene verrassing in de andere, van de ene verbazing in de andere. Altijd weer gebeurt er iets onverwachts rond Jezus. Hij haalt altijd meer uit je dan je zelf dacht dat er in zat. Zo hoog schat Hij ons, als mens, als medewerkers van God.

Wie een keer brood en wijn heeft ontvangen uit Gods hand kijkt anders tegen het leven aan, gaat mensen anders zien. Wie met Gods ogen naar de alledaagse werkelijkheid heeft leren kijken ziet zoveel meer. Die doet wat God van je vraagt, dus net een beetje meer dan wat men gewoon vindt. Dat meer dan het gewone begint rond de avondmaaltafel. Vanouds heeft men vanaf de avondmaaltafel brood uitgedeeld onder de armen, van de avondmaaltafel een voedselbank gemaakt, omdat Jezus rond vijf broden en twee vissen een voedselbank maakte en ons rond het avondmaal zijn diepste geheim onthult: dat Hij zich geeft voor mensen. Geven en delen is het geheim van het ‘net een beetje meer’. Dat geheim van het goede leven wil Jezus met ons delen. Vandaar deze gelijkenis. Vandaar Gods maaltijd: Gods goedheid uitgebeeld, in beeldende taal vol symboliek. Comenius, die Tsjechische theoloog in Naarden, wist het al: kinderen leren aan de hand van plaatjes, dus Gods kinderen ook. Dat wist Jezus al. Daarom doet Hij het ons voor. En Gods kinderen doen het Hem na. Amen.