Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

5 september 2010, Startzondag

Startzondag 2010 – Vol van hoop: geven & ontvangen

Lezing uit het Oude Testament: Genesis 9: 12-17
Lezing van het Evangelie: Matteüs 25:14-30

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vol van hoop – dat is het thema van deze dienst op startzondag. We sluiten hiermee aan bij het landelijke thema. Alleen al te weten dat er vele gemeenten binnen de Protestantse Kerk in Nederland zijn die vandaag, vorige week, of op een andere zondag in september ook met dit thema bezig zijn, vind ik iets hoopvols. Het schept een band, ook al ken je elkaar niet.

We hebben er een Weesper touch aan toe gevoegd. ‘Vol van hoop: geven en ontvangen.’ Zoals ik in de inleiding al schreef, deze twee woorden zullen op de een of andere wijze in het komende seizoen terug komen. Waar denken we aan bij dit thema: vol van hoop: geven en ontvangen. Waardoor raken we vervuld van hoop? En zijn we in staat, om van die hoop te geven en te ontvangen? In mijn overweging wil ik dat op het spoor zien te komen. Vol van hoop: geven en ontvangen heeft alles te maken met het er ook maar op wagen, onze gaven in te zetten. Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet alleen omdat het kans van slagen heeft.

Bij ‘vol van hoop’ komt de regenboog in beeld. Bij de regenboog hoort Noach. Noach en de zijnen hebben weer droge grond onder de voeten. Ze hebben een catastrofe meegemaakt, ze zijn getekend voor het leven door deze ramp. Een totale vernietiging van alles wat er op aarde leeft en groeit en bloeit. Noach, mevrouw Noach en de drie zonen en hun vrouwen, en van alle dieren een mannetje en een vrouwtje, ze hebben het gered!  Beter nog: zij zijn gered.

Noachs terugkeer op aarde is een schepping opnieuw met een hernieuwde opdracht: wees vruchtbaar, wordt talrijk, bevolk de hele aarde. Noach en de zijnen moeten het doen met de belofte van God, een teken aan de hemel, van het verbond tussen God en mens. God verbindt zich met de toekomst van de mens en in hem met al wat leeft – daar past geen zondvloed in.

De regenboog is een teken voor altijd, de generaties door en omvat de ganse ruimte. De hemel is er voor de aarde, de woonplaats van de mens. Als de mens zich bedreigd voelt als hij weer wolken ziet, moet hij omhoog kijken, in de hoop dit teken van de regenboog te zien, want ook God kan naar dit teken kijken en zijn verbond gedenken.

Hoop is anders dan verwachting, hoop is minder duidelijk ingekaderd, en daardoor ook spannend! Je weet niet wat je te wachten staat. Je kunt hopen tegen beter weten in – en dan is het de hoop die je gaande houdt, toekomst gericht, kome wat komt. Er is nog iets aan de hand met hoop: hoop zet je in beweging en maakt dat je vooruit kunt.

Hoop heeft, zeker in de bijbel, altijd te maken met iets goeds, een belofte. Hoop zit vast op God en zijn beloften, vandaag hoorden we concreet van het verbond tussen God en Noach en daarmee met de mens. Daarmee kun je voort, en is er weer toekomst. In deze toekomst is God de hoofdrolspeler. Wie zijn hoop op God vestigt, treedt dan ook zijn medemens anders tegemoet. Hoop op eigen rijkdom, eer en aanzien, eigen capaciteiten valt daarbij in het niets. Wie zijn hoop op God vestigt, krijgt deze hoop in alle veelkleurigheid terug. Hoop inspireert tot een schepping opnieuw, een beter leven, een betere wereld.

Een betere wereld wordt in de bijbel verbonden met het Koninkrijk van God, en daarover vertelt Jezus vele gelijkenissen. Vandaag hoorden we de gelijkenis over drie dienaren die elk een bij hen passend aantal talenten krijgt: 5, 2 en 1.

In deze gelijkenis is een wonderlijk heen- en weer gaan van geven en ontvangen. De drie dienaren hebben talenten ontvangen, en er wordt een bepaalde inzet verwacht. Op hun eigen manier hebben zij iets te geven, van wat zij ontvangen hebben. We onthouden vaak het harde einde van deze gelijkenis. Het is een gelijkenis vol van hoop, ook als alle grond onder je voeten is weggevallen.

Wat precies de inhoud van de talenten is, wordt in het midden gelaten. Het gaat om de manier waarop een toevertrouwde taak wordt volbracht. Dienaar 1 en 2 gaan ‘terstond’ aan de slag en hebben resultaat: een verdubbeling van de oorspronkelijke hoeveelheid talenten die zij van hun heer ontvangen hebben.

De derde begraaft zijn ene talent. Volgens de rabbijnen is dit een correcte handeling. Consciëntieus handelen is begraven. De schat is zo veilig voor dieven. De heer des huizes komt na lange tijd terug en houdt een afrekening. De eerste dienaar laat zijn resultaten zien en mag ingaan tot het feest. Het feest, een bruiloft, een beeld voor het Koninkrijk van God. Van de tweede knecht valt een soortgelijk verhaal te vertellen. het gaat niet om de hoeveelheid ‘winst’ die hij gemaakt heeft, maar om de mate waarin een mens betrouwbaar de hem geschonken taak vervult. De tweede dienaar is verantwoordelijk met de hem toevertrouwde talenten omgegaan.

De derde dienaar krijgt de meeste aandacht – zo gaat het vaker met de derde figuur in het verhaal. Hij verexcuseert zich tegenover zijn heer met een beroep op één van diens karaktereigenschappen: u bent hard en streng. Met dit beeld voor ogen is de derde knecht bang geworden. Bang om iets verkeerds te doen. Hij heeft gekozen voor de veiligste weg en het talent, het geld, in de grond begraven. ‘Hier heeft u het weer, er is niets mee gebeurd.’  Dat is nu precies waarover de heer boos is. Er is niets meer gebeurd: het is onaangetast gebleven èn er is niets mee gedaan. In deze dubbele betekenis is er niets mee gebeurd. De heer heeft geen goed woord over voor de houding van de derde dienaar. Hij noemt hem slecht, onbruikbaar en lui. Hij heeft geen enkele poging ondernomen om ook maar iets te doen met het hem geschonken talent.

De eerste dienaar, die van de vijf talenten er tien heeft gemaakt, krijgt het ene talent. Het gaat om inzet, bereidheid, activiteit, toewijding en zorg. De aandacht die een mens heeft gegeven. Wie niet bereid is het hem toevertrouwde talent te gebruiken, wie bang is iets te doen en het daarom maar begraaft….. De derde dienaar verdwijnt naar de buitenste duisternis, een typisch bijbelse uitdrukking voor het aangeven van zijn eigen schuld.

Het wordt niet duidelijk wat nu precies die talenten zijn. De derde slaaf heeft er ‘geld’ van gemaakt, maar het staat er niet. Het komt aan op onze persoonlijke verantwoordelijkheid, die ieder mens moet nemen in zijn leven met de hem of haar door God geschonken gaven. Gaven gegeven en ontvangen om ervan door te geven.

Stel dat er nog een vierde dienaar was. Dienaar 1 en 2 hadden succes, in verschillende mate, maar zij hebben resultaat geboekt. De derde dienaar had niets. Uit angst voor zijn heer, uit angst om iets verkeerds te doen, deed hij helemaal niets. Het evangelie zwijgt over de 4e dienaar. Wat hij heeft gekregen, is niet slechts één, twee of vijf talenten. Zijn heer heeft hem onnoemelijk veel méér toevertrouwd. Hij gaat heen en handelt naar zijn beste inzichten, neemt grote risico’s, doet investeringen waar anderen voor terugdeinzen, maar alles wat hij onderneemt, breekt onder zijn handen af. De drie dienaren zijn bij hun heer geweest. Dan wordt het stil in het huis van de heer. Daar treedt de vierde dienaar binnen, neemt zijn pet af en staat daar wat te schutteren. Iedereen houdt zijn adem in. Als de derde dienaar van dat ene talent al in de buitenste duisternis zit te knarsetanden, wat zal dan wel het verschrikkelijk lot zijn van hem, die alles wat hem gegeven is, verloren heeft. Hij fluistert: “Heer, veel heeft u mij toevertrouwd, alles heb ik verspeeld.” Toen sprak de Heer: “Jij, goede en getrouwe dienaar, je kent de hitte van de dag en de koude van de nacht, je bent moedig geweest en radeloos, je hebt gewaagd en gewanhoopt. Veel heb je verprutst, over meer zal ik je stellen. Ga in tot het feest!”

Amen