Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

25 september 2016

Gemeente van Jezus Christus,

De zondag waarop we afscheid nemen
en nieuwe ambtsdragers verwelkomen
vind ik altijd bijzonder.
Met het afscheid kijken we terug op de afgelopen
jaren, met de herinneringen die daarbij horen.
En met de bevestiging van nieuwe mensen
kijken we vooruit, met de hoop voor de toekomst
die daarbij hoort.
Zo staan we vandaag tussen verleden en toekomst in.

Het verhaal over Jacob dat we vandaag hoorden
past daar eigenlijk wel bij.
Ook daar gaat het over verleden en toekomst.

Jacob is op de vlucht.
Hij vlucht vanuit Berseba, de plek
van zijn ouders,
de plaats van het verraad,
naar Charan.
(kaartje!)

Charan, een plek zo’n kleine 1000 kilometer
verderop, was hem door zijn moeder Rebecca aangeraden.
En niet voor niets,
uit Charan kwam Abraham,
zijn grootvader.
Die lang geleden de opdracht kreeg van God om daar weg te trekken,
op weg naar het beloofde land.

Het lijkt wel alsof zijn moeder Jacob terug naar af stuurt,
om vandaar uit opnieuw te beginnen.

Relaxed is de reis niet.
Jacobs toekomst, ergens ver in een land waar ooit zijn familie
woonde, lijkt ongrijpbaar. Leeg.
En het verleden zit hem, Jacob, de pootjeslichter zo betekent zijn naam,
op de hielen. Hij vlucht voor zijn leven.

Herkenbaar en menselijk.
Wij mensen, altijd maar tussen verleden en toekomst in.
Wat er allemaal achter ons ligt,
de verhalen die zijn geweest.
De mooie herinneringen die we meedragen,
de fouten die we hebben gemaakt.
En de toekomst die nog voor ons ligt,
met hoop en angsten en dromen,
en zonder weten hoe veel toekomst nog.

Misschien herkenbaar ook wel
dat we soms willen vluchten voor onszelf,
of de dingen willen achterlaten waar we niet uitkomen,
de problemen die onoplosbaar lijken.
Herkenbaar misschien ook,
de zucht naar de toekomst, het nieuwe,
de schijnbaar schone lei,
dat wat het verleden zou moeten doen vergeten.

Jacobs vlucht is natuurlijk niet alleen maar fysiek.
Jacob rent ook om zijn onrust,
zijn falen, zijn schaamte, zijn verraad, zijn gewetensnood
kwijt te raken.

Maar op de vlucht zijn is ook vermoeiend
en hier, vandaag, nu
is Jacob op een punt gekomen, tussen Berseba
en Charan,
een tussenplaats,
een niet meer en nog niet,
om zich klaar te maken voor de nacht.
De zon al is ondergegaan, Jacob moet zich overgeven aan het donker.
Hij pakt een van de stenen die daar ligt, plaats hem
onder zijn hoofd en valt in slaap.

En daar,
tussen verleden en toekomst,
in het terrein van de dromen,
in het nu,
ver voorbij verstand, beslissingen, schrap zetten,
tussen het rennen van hier naar daar,
breekt God in of door, of hoe je het ook wilt zeggen.

De hemel breekt open. Een ladder verschijnt. En engelen
gaan op en neer, als een niet aflatende stroom
van boodschappers tussen hemel en aarde.
Daar, op die donkere tussenplek,
heeft Jacob
een moment heeft met God.
Of beter gezegd, hij vindt God
in een droom.

De droom gaat over thuiskomen.
Een belofte dat er een einde zal komen
aan het heen en weer, aan het vluchten.
Dat er een plek zal zijn, dit land,
waar Jacob tot rust zal mogen komen,
thuis zal kunnen komen,
zijn kinderen zal krijgen, en hun nakomelingen zullen
kunnen leven.

Wanneer Jacob ’s ochtends wakker wordt,
voelt alles ineens anders.
In de tekst staat: “het is zeker, op deze plek was God aanwezig.
Ik besefte het niet”.
En Jacob pakt de steen waar hij op lag en zet hem rechtop,
als een monument voor Gods aanwezigheid.
Deze steen, zegt Jacob, zal een huis voor God worden.

Misschien was het wonder voor Jacob niet eens dat God
inbreekt in levens.
Maar dat het híer was, in het donker, op een plek tussen
niet meer en nog niet,
hij zelf, gewond, gevlucht, dader, slachtoffer,
ook eigenlijk een niet meer en nog niet.

Tussen verleden en toekomst, breekt een ladder in
in het nu. Engelen gaan op en neer tussen hemel en aarde.
Er klinkt een belofte.

Vandaag nemen we afscheid en we gaan verder.
Een moment tussen verleden en toekomst.
In de gesprekken die ik had met mensen die afscheid nemen
en met de mensen die beginnen kwam van alles voorbij.
De enorme veelheid aan mooie dingen die er zijn geweest,
de teleurstellingen over wat niet is gelukt,
de dromen voor de toekomst,
wat we allemaal nog gaan doen, de beroepingscommissie
die nu aan het werk is, de kliederkerk-ideeen, het onderlinge pastoraat,
maar ook de angsten voor de toekomst,
hoe zal de kerk er over een aantal jaar uitzien?

Laten we hier vandaag leren van de tekst die
we hebben gelezen.
Laten we voor een moment rusten op onze reis.
Laten we een steen pakken en dromen.
Laten we tussen verleden en toekomst in
zijn in het nu,
in het donker van onze eigen nacht,
in het donker van onze eigen twijfel,
in het donker van onze eigen moeheid.
dáár zal God zijn, terwijl we het niet beseften.
En daarna pakken we de steen
waarop we hebben gerust,
we zetten hem rechtop en bouwen verder
aan het huis van God.

Amen