5 februari 2017
Lieve gemeente
In de krant van gisteren staat een stuk dat mij inspireert. Het heet: twintig lessen uit de 20e eeuw. Het stuk is een pleidooi voor ruimte in je denken, ruimte in je taal en ruimte in je vriendschappen. Een van de lessen is: leer van mensen in andere landen. Koester de vrienden die je in het buitenland hebt of maak vrienden in het buitenland en leer zo de waarde van samen mens-zijn. Ontdek wat jouw strijd en inzet waard is. Het hele stuk zegt eigenlijk: kijk verder dan je neus lang is. Laat je niet bang maken. Denk na over wat eerlijk is en waar, wat mensen verder helpt en wat je zelf kunt doen.
Misschien is de Amerikaan, die het schreef, Timothy Snyder wel een profeet. Hij waarschuwt. Hij wijst nieuwe wegen, in een moeilijke tijd. Een weg van weer mens worden. Daar hebben we profeten voor nodig, cabaretiers, journalisten maar ook gewone mensen zoals u en ik kunnen profetisch geraakt worden.
Hoe is dat met Ezechiël? En in welke zin ontmoeten wij in hem iets van God? Met deze twee vragen luisteren wij naar de bijbel vandaag. Ezechiël is een profeet in ballingschap. Hij woont en werkt in Babel, in het huidige Irak, ver weg van huis, ver weg van de geborgenheid van de tempel, de plek waar je je kunt neerbuigen voor God, waar je met Hem kunt omgaan. Daar wordt hij geroepen: mensenkind, sta op, dan zal ik met je spreken en jij moet mijn woorden overbrengen naar het volk. Het is een complete verrassing. God heeft het volk zo ver weg toch niet opgegeven, niet losgelaten, niet gedacht: laat maar zitten, een hopeloze onderneming, ze luisteren toch niet.
Ezechiël is op zijn gezicht gevallen toen hij een geheimzinnig visioen kreeg, en nu komt er een macht over hem die hem doet opstaan. Dan hoort hij God spreken. Ik stuur jou, wees niet bang, of ze nu luisteren of niet, jij zult mijn woorden doorgeven.
De boodschap die Ezechiël moet doorgeven, is lastig en niet positief: jullie zijn een weerspannig volk. Eigenwijs en koppig, opstandig. Wat is er aan de hand? Het volk is niet trouw aan de tora en niet meer blij met God. Ze zijn niet meer geboeid, geraakt, door de fluistering: leef anders, trek een ander spoor in de wereld, er is een andere bestemming dan van talkshow naar talentenjacht te kijken. Leef in mijn voetspoor, leef in waarheid en mensenliefde, dat is je roeping en bestemming. Neem dat serieus! Duik erin. Maar jullie doen dat niet, jullie verzaken.
Is Ezechiël namens God alleen maar boos? Ja eigenlijk wel, veertig of dertig hoofdstukken van dit hele boek is hij boos, woedend, verbeten, aanvallend, venijnig. Maar dat is niet zomaar. Het is hem ergens om begonnen – om het beloofde land waar de Heer van de slaven, God van de vrijheid ons brengen zal. Daar is het hem om begonnen.
Ik hoorde deze week iemand bidden voor onzichtbare mensen, zij die uit het zicht verdwijnen, mensen die niet kunnen meedoen, mensen die je niet zo snel mist, die je snel over het hoofd ziet. Ze zijn er inderdaad: mensen die achter de voordeur zitten met hun verdriet, met schulden soms en een wirwar aan rekeningen en vragen waar anderen niet in meedenken. Onzichtbaren, waarvan de tora ons zegt: laat niemand bij jou verarmen maar zie naar elkaar om; geef ieder mens deel van leven.
Wij leven in een tijd met veel onbehagen. Flexcontracten, inkomens die niet meer zoals vroeger eindeloos groeien en groter worden. Dat onbehagen vraagt niet om boosheid, om boze oplossingen, maar om wijsheid. Om mensen die de boel niet uit elkaar spelen. Om profeten en zieners die midden tussen het volk staan. En niet de ene helft uitschelden ten koste van de anderen.
Ik denk dat een profeet van nu het niet redden zou met alleen maar boosheid. Zij zullen ook willen zeggen: laten we lichter leven. Ook in de kerk. Laten we niet alle problemen tot de onze maken. Laten we ook zeggen waar we ons over verheugen, de mooie dingen die we zien gebeuren, bloeiende initiatieven. Laten we God zoeken niet alleen in boosheid maar ook in vreugde, in zachtheid, in het kleine. In dat wat lukt en wat inspireert.
Ezechiël wordt geroepen en geraakt – en hij merkt dat het geheim van Gods kracht gaande blijft. Het sprankelende woord komt opnieuw, buiten hem om, het komt van buiten op hem af. En de opdracht voor de profeet is: dat wat ik je zeg, neem dat serieus en vertel dat door. Maar eerst is er nog een andere opdracht. Dat wat ik je zeg, wat op deze boekrol staat, eet het op! Laat het in je binnenste komen. Hou het niet ver weg van je, maar breng het naar binnen, integreer het in je bestaan. Het is een oproep om van binnenuit de verbondenheid met God te bewaren, te koesteren en te voeden. Ook voor ons, al eten wij geen boekrollen op (is mijn advies). Het geloof zit van binnen, voeden wij het met gebed, met het verlangen van binnenuit God te kennen en voor Hem open te gaan. Levend op het ritme van zijn stem. De een richt zich daarbij op de Geest om met die geest mee te bidden en bewogen te zijn. Een ander richt zich op Christus, op een ikoon. Weer een ander richt zich op de rijkdom van God en zijn woord.
Grootvader, waarom zou ik vasthouden aan de God van Abraham en Sara, van Izaak en Rebekka, vroeg de kleinzoon van de rabbbijn. Dat hoeft niet, mjin jonge, zei de rabbijen. Maar beloof me één ding. Geef het geloof alleen op voor een grotere waarheid……als die er is.
Vandaag vieren wij de maaltijd. Daarmee ontvangen wij het brood van de hoop en de wijn van het koninkrijk. We vieren ons commitment – dat we willen gaan met de profeten mee, die ons wakker schudden, en met Jezus mee, die ons leven verheldert als geen ander. In zijn voetspoor worden wij gevoed en voelen wij ons rijk, door de gemeenschap met Hem en met elkaar. Amen.