26 maart 2017
Gemeente van Jezus Christus,
En ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf broden.
Dat kan niet.
Vijf broodjes.
Hier. Dat is nog niet eens genoeg voor een ontbijt. Als ik dit s ochtends zou voorzetten dat gaat niet goed. Dan gaat er íemand zonder brood naar school.
Nee. Zo komen we er inderdaad niet.
De tekst van vandaag spreekt een andere taal dan het verstand.
Een waar het niet om tellen gaat. Of om uitrekenen.
Wonderteksten fluisteren de taal van het hart.
Ze staat bol van tekenen die ons iets willen vertellen.
Bij dit verhaal begint al in het begin met de vijf broden.
En de twee vissen.
Vijf en twee is zeven.
He, ik dacht dat het niet om tellen zou gaan.
Nee, het gaat niet om tellen, maar de getallen in dit verhaal
zijn symbolisch en fluisteren
hun eigen bedoeling, hun eigen betekenis.
En het getal zeven fluistert ons: overvloed.
Overvloed is lastig voor ons.
Hoezo? Dat is toch juist wat we verlangen.
Een overvloed aan liefde, een overvloed aan vrienden,
een overvloed aan tijd, een overvloed aan alles.
Ja. Dat is wat we willen.
Maar het is juist moeilijk voor ons,
omdat wij als mensen veel eerder denken in termen van schaarste.
Dat is niet gek. Dat zit in ons dna.
Het is onze overlevingsdrang.
Die samenkomt in de vraag: is er wel genoeg?
Is er wel genoeg voor mij?
Ons verlangen naar overvloed komt voort uit onze angst dat we niet genoeg hebben.
En wat doen mensen in angst. Tellen. Berekenen.
We kijken om ons heen.
We calculeren.
Mmm zoveel mensen. En dan eh.
Als zij aandacht krijgt dan is er niks voor mij.
Als hij succes heeft wat moet ik dan?
Als zij geld krijgen, wat krijg ik dan.
Als zij banen krijgen, blijft er dan nog iets over?
Als zij komen, kunnen wij dan wel blijven.
Je ziet het ook al wel bij kinderen. Als je bijvoorbeeld
op een verjaardag de taart aansnijdt. Hun ogen volgen
de lijn die het mes maakt. Zijn de stukken wel eerlijk
verdeeld?
En wie krijgt de grootste?
Jezus lijkt daar geen last van te hebben.
Hij kijkt om zich heen. Ziet die menigte mensen en stelt voor:
zo, zullen we brood gaan kopen?
Er komen mensen naar hem toe, fillipus, andreas,
die hebben geteld en alles uitgerekend en tot de slotsom zijn gekomen:
dit gaat niet goed komen.
Ziet jezus dan niet dat dat helemaal niet kan?
Of kijkt jezus anders?
Dat is allemaal leuk dominee,
met die twaalf manden,
maar er staat een hongersnood te dreigen voor 20 miljoen
mensen in de hoorn van afrika.
Wat moeten die dan?
Ik begrijp het. Maar misschien kunnen we allereerst ophouden
met het spreken in termen van die mensen en wij. Van daar en hier.
Alles hangt met alles samen.
Het is déze wereld die wij samen delen.
En zou het misschien zo kunnen zijn dat deze hongersnood
juist een gevolg is van het menselijk denken in termen van schaarste.
Van het denken in termen van angst?
Waardoor er een scheefgroei is?
Dat het een gevolg is
van een onvermogen en een moeite vanuit die angst tot delen?
De taal die de tekst fluistert is de taal van het hart.
Het is de taal van het koninkrijk.
Jezus kent deze taal.
Hij weet iets anders dan de mensen die naar hem toe komen snellen
om te zeggen dat dit nooit gaat lukken.
Hij weet dat als je deelt, dat het niet minder wordt. Maar meer.
Alles wat je deelt wordt meer.
Niet in termen van het verstand, maar in de taal van het hart,
de taal van het koninkrijk.
Deze taal spreekt niet een schandalig scanderend minder minder minder.
Maar juist een meer meer meer.
Dat aanzwelt en in de harten komt.
De taal van het koninkrijk is een taal van overvloed.
Het is moeilijk voor ons.
We tellen en rekenen uit, maar komen er niet bij.
Het vraagt wat anders dan ons verstand.
Het vraagt om vertrouwen,
en om open handen, om klaar staan om te ontvangen.
Dat is moeilijk, we willen het graag zelf regelen. Zeker weten
dat we straks niet…. Als er maar niet….
En dat er maar genoeg is….
De taal van het koninkrijk spreekt tot ons hart,
er is genoeg. Meer dan genoeg. En er zal altijd genoeg zijn.
Als je je hart en je handen opent.
Deze taal van het koninkrijk,
de taal die Jezus spreekt en de tekenen die hij daarin laat zien,
proberen wij ook te spreken, te volgen en door te geven
als we het avondmaal delen met elkaar.
We komen naar voren om brood en wijn te ontvangen.
Om los te laten wat we niet kunnen uitrekenen.
Om te vertrouwen op wat boven ons verstand uitgaat.
Om ons hart te openen, naar elkaar.
Wanneer we onze handen openen, mogen we ontvangen.
We mogen ontvangen altijd,
zodat we daarna kunnen uitdelen.
Dat is een voorrecht. Een cadeau. Genade, in bijbelse termen.
Maar het is ergens ook een plicht.
Nee dat zeg ik niet goed.
Misschien is het iets wat daar bijna als vanzelf uit voortvloeit.
Dat je ook anderen wil laten delen in wat jij
hebt ontvangen, in wat jij voelt.
In dat wat is gaan groeien in jouw hart.
Om in de wereld ook de taal van het koninkrijk te gaan spreken.
Die taal van de overvloed in plaats van de schaarste.
En dit ook te laten zien.
Het zal een plicht zijn die vanzelf gaat, maar het zal niet altijd even makkelijk zijn
om het vast te houden.
We zijn ook maar mensen.
Met angsten. Met overlevingsdrang. En dat is oke. Het is ook wie wij zijn.
Blijf jezelf voeden, met de taal van het hart, met de taal van het koninkrijk, om steeds opnieuw te kunnen delen.
Kom, om aan het avondmaal te gaan, omdat je zelf ook mag aanschuiven en ontvangen.
Neem en eet.
Drink en ontvang deze genade.
Die om niet is. Gratis. Zomaar. Omdat als je deelt, de liefde groeit.
Om dat ook weer uit te kunnen delen, zonder eind,
tot in de eeuwigheid.