Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

23 april 2017

Gemeente van Jezus Christus,
Zojuist lazen wij uit de Bijbel teksten uit Johannes 20 en 1 Petrus 1. In deze teksten zijn belangrijke thema’s te vinden. Bij 1 Petrus denk ik vooral aan de passage waarin staat dat Jezus Christus ons opnieuw heeft geboren doen worden door zijn opstanding en waardoor wij leven in hoop. Bij Johannes 20 komt vooral naar voren het optreden van de apostel Tomas die de bijnaam ‘ongelovige Tomas’ heeft gekregen en die voor altijd verbonden is aan het spreekwoord: “Eerst zien en dan pas geloven.” De kern van Johannes 20 is gelegen in de groet van Jezus dat hij met vrede komt en dat Hij zich presenteert als de opgestane Heer.
Bij het voorbereiden van mijn preek moest ik vaak denken aan het lied dat op Eerste Paasdag bij veel PKN gemeenten werd gezongen, ook hier in Weesp, namelijk het lied ‘U zij de glorie’ (À toi la gloire). Dit lied is lied 634 in ons Liedboek waarbij het tweede vers op een vrije manier uit het Frans vertaald is. In het tweede vers van dit lied zie ik een soort van overkoepelend idee over waar het om gaat in de zojuist voorgelezen Bijbelteksten.
Licht moge stralen in de duisternis,
nieuwe vrede dalen waar geen hoop meer is.
Geef ons dan te leven in het nieuwe licht,
wil het woord ons geven dat hier vrede sticht:
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, U zij alle eer!
Bij de binnenkomst in het vergrendelde huis, zoals tweemaal gebeurt, spreekt Jezus de woorden: ‘Ik wens jullie vrede’. Het huis was vergrendeld en de leerlingen voelden zich belaagd en hadden angst. Dat Jezus door de vergrendelde deuren heen kwam is niet alleen het bewijs van zijn goddelijkheid, maar geeft ook dat Jezus zich openbaart wanneer hij dat wil. Een gedachte die voor ons moeilijk te bevatten is. Met de woorden ‘Ik wens jullie vrede’ zorgt Jezus ervoor dat de angst weggaat bij de discipelen bij zijn eerste verschijning. Bij zijn tweede verschijning waar Jezus en Tomas elkaar ontmoeten, spreekt Jezus wederom de woorden uit ‘Ik wens jullie vrede’. Nu klinken deze woorden toch anders als bij de eerste verschijning van Jezus. Nu sluit het meer aan bij de afscheidsgesprekken die Jezus had met zijn apostelen waarin hij hen persoonlijke vrede beloofde (Joh. 14:27 en 16:33). Met zijn uitgesproken woorden, sticht Jezus nu vrede met zijn apostelen en met eenieder die Jezus volgt. Dit sluit aan bij het tweede vers van U zij de glorie: het woord (van Jezus) dat ons is gegeven dat hier vrede sticht.
In het evangelie naar Johannes verschijnt Jezus driemaal aan zijn discipelen na zijn opstanding, twee keer in een afgesloten huis en één keer bij het Meer van Tiberias. Alleen in dit evangelie is er sprake van een hoofdrol voor discipel Tomas. Tomas is er de eerste keer niet bij en zegt alleen te geloven in de opstanding van Jezus als hij zijn wonden kan zien en zelfs kan aanraken. Wie was Tomas? Tomas was niet zo prominent aanwezig als Petrus en Johannes. In het evangelie naar Johannes komt hij twee keer eerder voor en beide keren laten een bijzondere kant van hem zien. In Johannes 11 (vers 16) zegt Tomas trouw te zijn aan Jezus en toont hij met grote emotionele betrokkenheid te hechten aan zijn geloof door op weg naar Lazarus in Betanië uit te roepen: ‘Laten we ook maar gaan, om met hem te sterven.’ Met deze uitspraak gaf Tomas aan trouw te zijn aan Jezus en zelfs daarvoor te willen sterven. Tomas, die één van een tweeling was en daarom de bijnaam Didymus had, toont ook aan dat er aan hem twee kanten zitten. Zo laat hij in Johannes 14 zijn kritische kant zien. Als Jezus daar heeft gezegd dat zijn op Hem en de Vader moest vertrouwen en dat in er in het huis van zijn Vader plaats gereed gemaakt wordt voor de discipelen, dan vraagt Tomas als enige door (vers 5) met de woorden: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden wij dan de weg daarheen kunnen weten?” Het antwoord van Jezus Christus op zijn vraag is ons allen zeer bekend: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij.’
Voor mijzelf is Tomas is goed herkenbaar in zijn beide kanten. Ik neem ook niet alles voor zoete koek aan! U soms wel? Ik wil graag als een realist en als rationeel denkend mens worden gezien. U ook? Als mij iets niet duidelijk is, dan vraag ik door! Iets wat velen onder ons ook doen als we informeren bij een bank of als we bij de gemeente een vergunning willen aanvragen. Net zoals het zoeken naar de waarheid, een belangrijk thema is in het evangelie naar Johannes. Zo zegt Jezus in Johannes 18 (:37) tegen Pilatus dat Hij naar de wereld is gekomen om van de waarheid te getuigen. Maar wat is de waarheid vandaag de dag? List en bedrog zijn er altijd al geweest, maar is door de komst van het internet aanzienlijk versterkt geworden. Hoeveel overheidscampagnes zijn er wel niet om ons daarvoor te waarschuwen? Is het toeval dat juist Tomas niet aanwezig was bij de eerste verschijning van Jezus? Ik denk van niet, omdat het verhaal van Tomas en ook de tekst uit 1 Petrus ons probeert duidelijk te maken dat er maar een heel kleine groep mensen geweest is die daadwerkelijk getuige was van Jezus’ leven, dood en opstanding.
Genoeg gezegd over de rationele kant van Tomas. Tomas had, net zoals u en ik, ook een heel gepassioneerde kant. Zijn uitspraak op weg naar Lazarus geeft aan dat hij veel passie had voor zijn geloof en voor Jezus. De passie die we in deze gemeente ervaren voor ons geloof en die zich uit in vele activiteiten, niet alleen de eredienst, en zorg voor elkaar hier in Weesp. Je kan zeggen dat op weg naar Lazarus Tomas ervoor ging! En ook die kant voel ik als in Johannes 20 lees hoe hij reageert als hij Jezus Christus te zien krijgt als de opgestane Heer!
Nu keer ik terug naar Johannes 20 en kijk ik vooral naar de tweede keer dat Jezus verschijnt aan zijn discipelen en in het bijzonder naar de dialoog tussen Jezus en Tomas. Tomas had geen hoop meer, want hij zag na de kruisiging van Jezus geen perspectief meer. Zijn leermeester was aan het kruis gestorven. Jezus nodigt Tomas uit om zijn wonden aan te raken. En nu komt het. De ontmoeting tussen Tomas en Jezus is één van de meeste favoriete thema’s de in schilderkunst. In heel veel schilderijen, zoals de grote meester van de Italiaanse barok Caravaggio van begin 17e eew die nu op de beamer wordt vertoond, raakt Tomas ook daadwerkelijk de wonden van Jezus aan. Als Tomas in dit schilderij de wond aan de zijde van Jezus aanraakt, valt zijn mond open van verbazing. Een prachtig tafereel geschilderd door de Italiaanse evenknie van Rembrandt. Maar hier blijkt dat de schilder verder gaat in zijn inspiratie voortgekomen uit deze Bijbeltekst, want in Johannes 20 raakt Tomas Jezus helemaal niet aan! In Gezang 207 dat we net hebben gezongen, staat dan ook terecht dat Tomas alleen de wonden van Jezus zag. Heeft de evangelist Johannes de aanraking soms niet vermeld? Of is de aanraking van Thomas aan het lichaam van Jezus nooit gebeurt? Ook in het evangelie naar Lucas (24:39) wordt Jezus bij zijn verschijning na de opstanding door geen van de discipelen aangeraakt. De fysieke kant aan dit verhaal, nl. de vraag van Jezus aan Tomas om zijn wonden aan te raken, doet mij altijd sterk denken aan het voorwoord van het evangelie naar Johannes: ‘Het Woord is mens geworden’ (Joh. 1:14).
Wat belangrijk is bij deze verschijning is hoe Tomas reageert bij het zien van Jezus. Hij reageert met zijn uitroep: ‘Mijn Heer, mijn God’. En met deze woorden bevestigt juist de meest kritische, rationele en twijfelende apostel dat Jezus de zoon van God is en dat Vader en Zoon één zijn. Door het aanspreken door Tomas richting Jezus met ‘Mijn Heer’, geeft Tomas aan dat Jezus de zoon van God is en dat Vader en Zoon één zijn. De uitspraak van Tomas ‘Mijn Heer, mijn God’ is de eerste christelijke geloofsbelijdenis waarin de ultieme betekenis van de opstanding wordt aangegeven, namelijk wie Jezus daadwerkelijk is: Zoon van God en samen met de Vader één. Tomas erkent dat we in Jezus met God te maken hebben. Met deze uitspraak laat Tomas zien dat hij weer veel passie heeft voor zijn opgestane Heer en zijn geloof. Dit alles wordt samengevat in die ene regel uit het tweede vers van À toi la gloire:
U zij de glorie, opgestane Heer!
En wat die kennismaking met de opgestane Heer met Tomas zelf doet, nl. gepassioneerd zijn geloof belijden, valt dat goed samen te vatten met de eerste twee zinnen van vers twee van dit lied:
Licht moge stralen in de duisternis,
nieuwe vrede dalen waar geen hoop meer is.

Op de geloofsbelijdenis van Tomas reageert Jezus met de uitspraak: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ Vaak wordt deze uitspraak gezien als een terechtwijzing van Tomas door Jezus. Maar is dat wel zo? Ik denk van niet. Het is eerder een bemoediging voor de nieuwe generatie christenen. De boodschap van Jezus gaat niet over degenen zoals Tomas die Jezus wél hebben gezien, maar juist over degenen die Jezus nooit hebben gezien. De uitspraak van Jezus is in dit geval een zaligspreking: een verklaring van geluk door Jezus voor de tallozen die geloven in de opstanding, maar daar nooit getuigen van zijn geweest. En deze uitspraak van Jezus past precies in de bedoeling die Johannes had met zijn evangelie: hij wil het geloof versterken van de Vroege Kerk, van de eerste christengemeenschappen, door die gemeenschappen erop te wijzen dat Jezus Christus niet alleen de Heer is van de kruisiging, maar ook van de wederopstanding! De zaligspreking van Jezus, gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven, wordt in iets andere bewoordingen herhaald door Petrus. Dat doet Petrus heel bewust. Zijn brief is gericht aan de eerste christen gemeenten in Klein Azië. Dit waren niet Joodse gemeenten. Deze 2e generatie christenen vormden de vroeg christelijke gemeenschappen waar Petrus zijn brief aan stuurde. Nu zijn wij zelf vele generaties verder. Petrus wilde deze vroege christenen bemoedigen door hen erop te wijzen dat ondanks verdriet en tegenslag het evangelie ons perspectief biedt. De bemoediging van Petrus slaat anno 2017 ook op onze gemeente in Weesp. Petrus biedt niet alleen perspectief aan de vroege christenen, maar ook aan de hedendaagse christenen. De christenen uit de Vroege Kerk hadden niet alleen te maken met een vijandig Romeins Rijk, maar ook met een meerderheid aan stadsgenoten die er andere geloven op na hielden en niet positief dachten over hun christelijke manier van samenleven. De bemoediging valt al meteen te vinden in vers 3 van 1 Petrus 1: we leven nu door de opstanding in hoop. Net zoals de geadresseerden van Petrus brief, hebben wij ook Jezus nooit gezien. In ons eigen land zijn christenen inmiddels een minderheid geworden. Ook de gemeente in Weesp ervaart beproevingen en verdriet, maar we kunnen hier ons geloof in vrijheid beleven. Dat kan helaas niet gezegd worden voor de Koptische christenen in Egypte, andere groepen christenen in het Midden Oosten en elders in de wereld. Maar voor alle christenen is er het perspectief dat door het leven, lijden en opstaan van Jezus ons, zoals Petrus omschreef ‘een onvergankelijke en ongerepte erfenis’ wacht. Jezus Christus is – net zoals wij – mens, maar hij is ook de Zoon van God is. Jezus vertegenwoordigt ons als het ware bij God. Daarmee heeft Jezus Christus ons gered en verlost. In de Heidelbergse Catechismus, één van de door PKN onderschreven geloofsbelijdenissen, wordt het krachtig omschreven nl. dat wij door Christus door ook tot een nieuw leven worden opgewekt. Zoals Petrus het mooi omschreef (1 Petrus 1:3): wij worden opnieuw geboren. De Heidelbergse Catechismus noemt (in antwoord 45) de opstanding van Christus zelfs “een onderpand van onze eigen opstanding in heerlijkheid”. In Johannes 3 (vers 16) wordt dit in heel andere bewoordingen eigenlijk ook al gezegd: wie in Jezus gelooft gaat niet verloren, maar heeft eeuwig leven. En dat betekent de overwinning van Jezus op de dood ook een overwinning, een victorie is, ook voor onszelf! Ook voor ons mensen! En die betekenis van de opstanding is begonnen met de erkenning van Tomas dat Jezus daadwerkelijk de Zoon van God is en samen met de Vader één is.
Tot slot sluit ik af met het tweede vers van U zij de glorie, een vers dat nog steeds gezien kan worden als een actuele boodschap aan onszelf en aan toekomstige generaties:
Licht moge stralen in de duisternis,
nieuwe vrede dalen waar geen hoop meer is.
Geef ons dan te leven in het nieuwe licht,
wil het woord ons geven dat hier vrede sticht:
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, U zij alle eer!
Amen!
Tussen regels 83-116 werd er op de beamer het schilderij Ongelovige Thomas van de Italiaanse schilder Caravaggio getoond.
Zie: http://www.statenvertaling.net/kunst/grootbeeld/10.html