10 december 2017
Gemeente van Christus,
Wat kan Paulus een prachtige zinnen schrijven he? Maar het zijn vaak ook wel zinnen waar je even op moet kauwen voordat ze hun smaken los laten.
Neem nu die zin waar onze lezing uit de brief aan de gemeente in Rome mee begon: ‘Alles wat vroeger is geschreven, is geschreven om ons te onderwijzen, zodat wij door geduld te hebben, door vol te houden, en door troost te halen uit wat de Bijbel zegt, blijven hopen’
Paulus heeft het hier over:
• Onderwijs door wat geschreven is.
• Geduld of volharden door de Schrift
• Troost putten uit de Bijbel
Met als doel de hoop vasthouden
Dat woord hoop brengt ons midden in deze adventstijd We horen veel over hoop in deze tijd van het jaar. Over het licht dat gaat schijnen in het donker. Maar we weten ook hoe weerbarstig hoop is.
In de Tijd bijlage bij de Trouw van gisteren schrijft Elke Geurts hoe zij hoop naar de prullenbak heeft verwezen. Rond haar scheiding bleef ze hopen dat het goed zou komen, maar dat kwam het niet.
Weg met de hoop. Het doen met de feiten. Het is natuurlijk een gekleurd verhaal, maar ook wel een herkenbaar verhaal. Iedereen heeft zo zijn of haar momenten in het leven waarop we teleurgesteld worden in dat waar we op hopen. Is het dan niet beter om het woord hoop uit ons woordenboek te verbannen?
En toch, als ik mij een leven zonder hoop probeer voor te stellen, dan voel ik een leegte en kaalte. Dat meen ik ook te proeven in de woorden van Elke Geurts. Het leven lijkt wel platgeslagen, ingeperkt tot het hier en nu. Zonder hoop is het alsof de toekomst haar waarde/ haar perspectief heeft verloren.
Hoop is een kracht die iets wakker roept in mensen. Door de hoop dat het beter, dat het anders kan zijn vele mensen in actie gekomen. Ze legden zich niet neer bij de kale feiten, maar gingen gedreven door hun de hoop die in hen leefde, aan de slag voor een beter wereld. Ze kwamen in opstand tegen onrecht, ongelijkheid en racisme.
Hoop is een kracht die mensen in beweging kan zetten in hun leven. Of in beweging kan houden, in plaats van bij de pakken neer te gaan zitten. Maar dat kan alleen als het wordt gedragen door iets of door iemand die groter is dan jij zelf. Anders zal je uiteindelijk uitgeput raken en inderdaad gefrustreerd afhaken.
Dat brengt ons terug bij die brief van Paulus aan de gemeente in Rome. Bij die mooie volzin waar we mee begonnen. Die volgt namelijk op een discussie over de gemeente en hoe die er uit moet zien. De hoop die Paulus daar neerzet is net zo onrealistisch als de beroemde ‘I have a dream’ toespraak van Marin Luther King.
Paulus schrijft dat hij hoopt op een gemeente waar zwakke en sterke mensen met elkaar optrekken en rekening met elkaar houden. Hij ziet een kerk voor zich waar het verschil tussen joden en heidenen is weggevallen omdat Jezus iedereen accepteert ongeacht achtergrond. Dat schrijft hij in een tijd waar het verschil tussen rijk en arm nog groter is dan nu. In de gemeente waren er grote meningsverschillen tussen de joodse christenen en de heidense christenen. Dan de moed te hebben om te hopen op eenheid…..
Dan deelt hij met zijn lezers dus zijn bronnen. Hij begint bij de traditie. Bij datgene wat hen die ons voorgingen in het geloof hebben gezegd en geschreven. Alles wat eerder geschreven is, zo schrijft Paulus, heeft als doel ons dingen te leren. Zodat wij gesterkt door meer kennis over de wereld, over God en zijn beloften, steviger in onze schoenen komen te staan.
Paulus schrijft over geduld dat de Bijbel hem heeft willen leren. Dat waar je op hoopt is meestal niet iets dat van de ene op de andere dag gerealiseerd wordt. Het zijn processen van de lange adem. Vaak gaat het gepaard met tegenslagen, met momenten waarop alles verloren lijkt. Daarom schrijft Paulus ook over troost. Er moeten plekken of momenten zijn waar je even die hand op je schouder voelt. ‘kom op, geef niet op’.
Paulus’ bron van geduld en troost is de Bijbel. De vele verhalen van gelovigen die met hoop onderweg waren in hun leven. Hoe hebben zij dat vol gehouden? Wat droeg hen in het leven? Aan welke beloften hielden zij zich vast?
Door middel van diverse citaten uit het Oude Testament probeert Paulus aan te tonen dat zijn droom geen hersenspinsel van hemzelf is. ‘Kijk maar, de profeten uit het Oude Testament spreken er ook al over’, wil hij tegen de gemeente zeggen.
Net zo lezen wij in deze adventstijd oude woorden die gaan over vrede en een nieuwe koning die komt. We horen over de tijd die zal komen waarin er geen oorlog en geweld meer zal zijn. Door die woorden te lezen, herinneren wij onszelf er aan dat wij niet gek zijn, maar dat velen voor ons deze hoop met ons gedeeld hebben.
Net als Paulus grijpen we dan terug op de profeet Jesaja. De visioenen die Jesaja schetst hebben nooit hun zeggingskracht verloren. Bij dat beeld van wapens die tot nuttige werktuigen worden omgevormd kunnen we ons allemaal iets voorstellen. Wat als we alle grondstoffen die nu gebruikt worden voor rakketten, wapens en andere oorlogstuig, gebruiken voor zaken die ons helpen bij voedselproductie, het bestrijden van ziektes e.d.? Hoe anders zou de wereld er dan uitzien?
Mensen zullen de oorlog niet langer leren. Wat een wijsheid schuilt er in die zin. Het begint er mee dat een nieuwe generatie niet langer leert wat oorlog is. Er niet langer de noodzaak van inziet om tegen een ander te strijden.
Het klopt dat die tijd er nog niet is. Wat Jesaja schrijft over Jeruzalem als plaats van vrede lijkt deze week weer verder weg dan ooit. De situatie is daar zo gevoelig en gecompliceerd dat we ons kunnen afvragen hoe daar ooit een weg naar vrede en verzoening gevonden moet worden.
Maar toch, moeten we dan maar ophouden met te hopen op vrede? Is het maar beter om te stoppen met bidden om vrede voor Jeruzalem. Omdat het een droomwereld maakt die niets met de realiteit te maken heeft?
Of doen wij door te blijven bidden, door te blijven hopen op een tijd dat het recht zal zegenvieren, een beroep op die hoop die doorzettingsvermogen en troost vraagt? Stug door blijven gaan omdat wij ons er niet bij neer willen leggen dat dit het is. Dat de wereld en de mens nu eenmaal zo verrot en kapot is dat het niet beter kan worden.
Uiteindelijk is voor Paulus God zelf de bron van hoop. Dat zien we in de wens waarmee Paulus het gedeelte van zijn brief afsluit. Hij schrijft: ‘Ik hoop dat de God van de hoop, de bron van onze hoop, jullie meer dan genoeg vreugde en vrede zal geven in het geloof, zodat jullie over zullen lopen van hoop, door de kracht van de Heilige Geest.’
Hoop is uiteindelijk een geschenk dat God ons geeft. Door zijn dromen voor de wereld met ons te delen en te zeggen dat hij garant zal staan voor de realisatie van die dromen.
Dat geschenk wil God ook ons geven. God wil niets liever dan dat wij door de kracht van de Heilige Geest, overstromen van hoop, van vreugde en vrede in ons geloof. Zodat we gemotiveerd door die hoop in beweging komen. Ons niet bij de feiten neer leggen, maar soms tegen beter weten in, ons blijven werken aan die wereld zonder oorlog, geweld, haat en verdeeldheid.
Eens komt de dag
– zoveel is zeker –
dat wij ons keren
naar de Bron van ons bestaan,
de God van Leven.
In die leerschool van liefde
onderwijst God zijn logica
en geeft ons Zijn ogen.
‘ieder voor zich’
wordt ‘God voor ons allen’.
In een zwaard zien wij voortaan een ploeg.
In een speer herkennen wij een snoeimes.
Het zal gebeuren!
Maar iemand moet de eerste stap zetten…
(Mariska van Beusichem)
Amen