1 augustus 2010
Gemeente van Jezus Christus,
Wat zou je doen als je een miljoen zou winnen?
Die vraag is u vast wel eens gesteld.
Of misschien heeft u die vraag wel eens aan u zelf gesteld.
Wat als ik….
Nou, wat áls u een miljoen zou winnen…
Wat zou u dan doen?
Je kunt zoveel dingen doen ineens! Zoveel!
Een nieuw huis kopen.
Of een tweede huis kopen, in Frankrijk.
Of, nee beter nog: een wereldreis maken.
Dat is wat dat geld kan doen, het doet je dromen.
Dromen van wat er allemaal mogelijk is!
En dat is natuurlijk mooi,
met geld kun je veel goede dingen doen.
Maar geld heeft ook een andere kant.
Het is beetje een lastig ding.
Omdat het zo dubbel is.
Geld kan bijvoorbeeld ook een sfeer totaal verpesten.
Het kan je je nachtrust kosten, gepieker over geld.
Ernstige geldzorgen kunnen soms een huwelijk opbreken.
Het kan zelfs een hele familie uiteenrukken.
Als bijvoorbeeld een verdeling van de erfenis
stuit op verzet, of verdriet.
Iemand uit de menigte rondom Jezus
stelt vandaag ook een vraag die om een erfenis gaat.
Maar die vraag lijkt een soort opstapje,
een soort opmaat naar een ander verhaal.
Een gelijkenis, die jezus vertelt, over een rijke boer.
Het landgoed van die rijke boer
heeft veel, heel veel oogst opgebracht
en hij laat alles opslaan in zijn eigen schuren.
Vergelijk die boer maar met iemand die
echt een miljoen heeft gewonnen,
maar alles op de bank zet.
Alles voor zichzelf.
Dat is zíjn droom, de droom van boer:
zoveel hebben dat je je nooit meer zorgen hoeft te maken!
Maar de boer verliest hier iets mee.
Dwaas, zegt God, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd.
Psyche, staat er eigenlijk in het Grieks, als woordje voor ‘leven’.
Psyche, en dat betekent ‘ziel’.
Je zult je ziel verliezen, staat er dus eigenlijk.
Zo, besluit Jezus zijn verhaal, vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.
Maar wat heeft je psyche, je ziel, te maken met dat rijk zijn bij God?
En wat is die rijkdom waar Jezus het over heeft?
Daarvoor moeten we kijken naar dat andere verhaal.
Het verhaal over Jacob.
Zeg, die Jacob,
had die niet ook met een erfenis-kwestie te maken?
Jahaa. Jazeker.
Jaren geleden, had Jacob op listige wijze het eerstgeboorterecht,
dat eigenlijk voor zijn broer Esau bedoeld was,
van zijn vader afgetroggeld.
Dat eerstgeboorterecht.
Dat was Jacob’s droom.
Dat gaf recht op een groter deel van de erfenis,
op meer vee, op meer land, op meer aanzien.
Het was hem gelukt,
hij had voor zichzelf deze schat, dit recht, in de wacht gesleept,
maar het was verraad geweest van de bovenste plank,
en Jacob had moeten vluchten.
Voor zijn broer Esau, die woedend was geweest!
Bange, ronddolende Jacob.
Hij durft al tientallen jaren niet meer naar huis.
Maar vandaag komt zijn broer Esau hem tegemoet.
Met vierhonderd man.
Bij Jacob breekt het angstzweet uit.
Zou het Jacob trouwens echt om die erfenis zijn gegaan?
Al dat land, dat bezit…, ik vraag het me af.
Zou het niet eerder zijn gegaan om
een ander verlangen?
Om waardering bijvoorbeeld?
Om de waardering van zijn vader?
Waardering die Esau wel altijd kreeg.
O ja, zijn vader, was zo dol op Esau.
Want Esau hield van jagen, ja, dat was een echte vent.
En hij, Jakob…tja, wat kon hij goed?
Hij was maar een schriel mannetje.
Zou het daar niet eerder om zijn gegaan?
Om een ander verlangen dus, een verlangen van de ziel?
Dat is vaak het gekke, he?
Het lijkt soms om iets te gaan,
en dan gaat het daar helemaal niet om.
Bij een erfenis bijvoorbeeld,
gaat het vaak helemaal niet om dat geld.
Geld is maar geld.
Het gaat vaak om veel meer.
Om familieverhoudingen. Om oud zeer,
om oude verlangens naar waardering, erkenning.
Net zoals bij Jacob eigenlijk.
En nu, na al die jaren, en met allerlei nieuwe bezittingen
die hij heeft verzameld,
loopt Jacob nog steeds rond met een gat in zijn ziel.
Een gat dat over is gebleven uit het verleden.
Een gat dat zich met schaamte heeft gevuld,
met schuld.
En met angst.
Iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zegt jezus.
En het is waar.
Soms kun je alles hebben, alle spullen van de wereld,
en je mist toch iets.
Als je dat gat in je ziel hebt,
dan kun je proberen om het te vullen met allerlei dingen.
Maar hoeveel je ook hebt, het vult niet je ziel.
Misschien is het dus zo dat je dingen kunt doen waarmee
je je ziel, of iets van je ziel, verliest?
Zoals die rijke boer, die
als het ware een miljoen voor zichzelf hield,
of zoals Jacob,
die er met de erfenis van door ging.
Dingen waarmee je dacht dat je kreeg wat je wilde.
Maar het bracht geen winst, eerder verlies.
En verwijdering,
verwijdering van wie je lief was.
Zou het dan ook niet zo kunnen zijn dat je dingen kunt doen,
waarmee je je ziel weer hervindt?
Jacob vindt het stukje van zijn ziel weer terug in de armen van Esau.
Samen laten ze hun tranen de vrije loop.
Zo oog in oog met Esau, voelt Jacob alsof hij
oog in oog staat met God.
En in dat ogenblik voelt Jacob alles,
de schaamte van het verraad,
maar ook de opluchting van de omhelzing.
Waarschijnlijk weet Jacob niet zo goed wat hij met dit moment aanmoet.
En hij dringt er bij Esau op aan dan toch
op zijn minst de geschenken aan te nemen die hij hem
heeft gestuurd!
Maar Esau wil geen geschenk.
Voor hem is dit meer dan genoeg.
Na jaren is zijn broer er weer.
Terug in zijn leven!
De lichtheid van het moment is bijna voelbaar.
Jacob’s ziel is weer heel.
Hoe meer er tussen mensen in komt te staan,
of het nu geld is, het verleden, of andere dingen,
hoe groter dat gat in je ziel wordt,
een gat dat niet te dichten is,
tot het moment dat je elkaar weer hervindt.
Tot het moment dat je niet meer rond hoeft te dolen,
zoals Jacob.
Tot het moment dat je zo groots kunt zijn om te vergeven,
zoals Esau.
In de ogen van Esau schijnt God door tot Jacob.
En zo kan het zijn.
Dat God daar opeens is in de ogen van de ander,
Dat God daar is daar waar mensen elkaar weer vinden.
Dat God daar is, waar
mensen zichzélf schenken aan elkaar
En na jaren, na alles wat is gebeurd,
dat stukje van hun ziel weer hervinden.
Wat een schat is dát!
En wat een rijkdom.
Daar is God.
Amen.