11 juli 2010
Lezing uit de Thora: Exodus 14:21 en 22
Epistellezing: 1 Petrus 3:18-22
Evangeliekezing: Lukas 10:25-37
Zij zijn het nooit meer vergeten, wat er toen is gebeurd in hun leven. Hun leven was vol huizenhoge problemen, de golven dreigden over hen heen te slaan, geen lichtpuntje te bekennen. Vastgelopen in de loop van het leven. Al die mooie plannen die je had, al die verwachtingen van de goede jaren die nog zouden komen, het was er opeens allemaal niet meer; zomaar weg, opeens, totaal onverwacht. Je voelt je een gevangene, gegijzeld door de situatie waarin je bent beland. Je kunt geen kant meer op. Wat heb je nog te verwachten van het leven?
Toen ze geloofden in het beloofde land, vol verwachting op weg gingen, ja toen lachte het leven hun toe. Maar nu ze met hun voeten in de modder staan, nu het water hun aan de lippen staat, de situatie alom dreigend is, ervaren ze het leven als een hard gelach, als een bittere pil, als een puinhoop. Hoe kom je er doorheen? Wat heb je nog te verwachten? Zwaargewond lig je langs de kant van de weg.
Jarenlang stond je middenin het leven. Nu ben je alleen nog maar een marginaal verschijnsel. Machteloos moet je toezien hoe het leven langs je heengaat, zomaar aan je voorbij gaat. Waar je vroeger de hele wereld aankon, heb je nu geen greep meer op de situatie. Alles breekt je bij de handen af. Heel het bestaan glipt door je vingers heen. Machteloos ben je, hulpeloos, meer niet. Wat voel je je rot! Wat ben je kwetsbaar.
Mensen op wie je dacht te kunnen rekenen gaan achteloos aan je voorbij. Alsof je lucht voor hen bent, niet bestaat. Nee, voor hen ben je er niet meer, van hen heb je niets meer te verwachten. Dat mensen zo hard kunnen zijn, zo harteloos, juist nu je hun aandacht en betrokkenheid zo nodig hebt. Heb je je dan zo in de mensheid vergist?
Maar hoe was je zelf vroeger, toen je altijd druk bezig was? Hoeveel tijd had JIJ toen voor medemensen? Was je zelf zoveel anders? Is het een wonder dat mensen, die nog middenin het leven staan, net zo onbarmhartig reageren? Blijkbaar leren we niet zo heel veel van de situatie waarin mensen terecht kunnen komen. Blijkbaar moeten we de les van het leven steeds opnieuw leren. Elke generatie opnieuw beginnen we bij nul en leren we voorzichtig, onzeker pasjes zetten op het levenspad. Elke generatie opnieuw. Komt de mensheid dan nooit verder in goede werken? Is een mens zo hardleers, in wezen zo harteloos? Geschikt tot weinig goeds, concludeerde men in de Catechimus al. Tel uit je winst!
Was er maar iemand die oog voor je had, begrip voor je kon opbrengen. Laat men je dan zomaar links liggen? Tel je dan niet meer mee? ‘De tijden slaan als golven over ons hoofd, wie in Hem blijft geloven wordt niet verdoofd’ (gez. 100:7).
Als allen doof lijken te zijn geworden, is er die Ene die naar je luistert. Een is er die je ‘Heer, ontferm U’ hoort en zich je harde lot aantrekt.
Ja, het is wel een rare die Hij op je afstuurt. Dat had je nu helemaal niet verwacht. Van die vreemde snuiter, die opeens een medemens blijkt te zijn, moet je het hebben, terwijl al die anderen, waar je je hoop op had gesteld, je blijkbaar zijn vergeten.
Waar mensen niet langer vreemden voor elkaar blijven, maar vol mededogen naar elkaar omzien, gebeuren er onverwachte, wonderlijke dingen. Waar barmhartigheid meer is dan theorie en een kreet, worden mensen op een wonderlijke manier toch nog geholpen. Daar slaan de golven niet langer genadeloos over je heen, maar kom je na woelige tijden weer in rustig vaarwater terecht. Als dat onverwachte gebeurt, kan je die heilzame verandering in je leven nooit meer vergeten. Dan heb je het daar, net als Israël, jaren later nog over.
Kom vanavond met verhalen
hoe d’ellende is verdwenen
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen (vrij naar Vroman)
Waar verhalen van hoop niet langer worden doorgegeven, verharden mensen. Waar alleen maar dag in dag uit films vol geweld worden vertoond, maar geen verhalen vol goedheid meer worden verteld, leren mensen niet langer omzien naar elkaar. Daar blijven zij vreemden voor elkaar. Daar groeit de frustratie en de angst. Daar verschansen mensen zich voor elkaar achter hun voordeur of achter een groot hek. Daar is de vrijheid van Gods kinderen ver te zoeken.
Wonderen gebeuren alleen onverwacht. Wonderen gebeuren alleen waar mensen de stem van die Ene, die zij niet kunnen vergeten, gehoord hebben en daarom hun geweten laten spreken. Daarom laten zij een medemens niet hun lot over, maar stappen zij er op af, reiken zij de helpende hand, omdat die ene Stem, dat unieke verhaal mensen bij elkaar brengt, vervreemding en eenzaamheid probeert te voorkomen. Wonderen gebeuren alleen waar mensen de ander niet laten verdrinken in de ellende, maar een medemens leren standhouden, ook in moeilijke omstandigheden het hoofd boven water leren houden. Wonderen gebeuren waar een mens een medemens wordt, omdat zij begrijpen dat die Ene stem, dat merkwaardige geluid, dat boeiende, indringende verhaal dat van hen vraagt.
Waar men er op gericht is de ander te laten overleven, doodswater in doopwater weet te veranderen, waar verhalen vol liefde en mededogen klinken en mensen inspireren, waar men leeft bij het ‘doe het net zo’, DAAR kunnen mensen weer opbloeien. Daar krijgen mensen weer grond onder de voeten. Dan krijgen mensen weer hoop en moed op het leven.
Waar Gods Geest alle ruimte krijgt, krijgen wijsheid, geduld en creativiteit de nodige speelruimte. Daar blijven mensen niet verkrampt in zichzelf vastgeroest zitten, maar openen zij zich als een bloem richting anderen. Daar worden halfdode geesten weer tot nieuw leven gewekt. Daar gaat het in een bestaan dat dreigt te verdorren weer stromen van leven. Daar worden mensen die in zichzelf gevangen zitten bevrijd. Een ‘narrow escape’ is nooit onmogelijk; net op tijd gered. Dankzij Hem aan wie machten en krachten onderworpen zijn. Dankzij Hem die zijn goede engelen er op uit zendt.
Mensen waarvan je het verwachtte liepen achteloos aan je voorbij, waren veel te druk met zichzelf bezig, verward geraakt in hun principes. Maar die ene, die Marokkaan, liet je niet aan je lot over. HIJ toonde medeleven. HIJ liet je zien dat er maar één uitweg is uit het land van dreiging en dood: barmhartigheid. Dat had je nou nooit gedacht. Dat dankzij die ene vreemdeling het bittere kruid aan je voorbijging, dat ben je nooit meer vergeten.
Amen.