Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

17 januari 2010, ochtenddienst

Evangelielezing: Johannes 2:1-11.

Telkens als Jezus gast aan tafel is, gebeurt er iets bijzonders, dat mensen aan het denken zet. Wie is dit merkwaardige heerschap toch?
Telkens als Jezus een maaltijd meemaakt, schenkt Hij in zijn goedheid iets waardevols aan mensen, deelt Hij met hen iets van zichzelf. Steeds weer deelt Jezus iets over zichzelf mee door liefde en goedheid te delen. Wanneer Hij zichzelf uitdeelt, veranderen daardoor Zacheüs en de Emmaüsgangers, bij het breken van het brood. Als Jezus zichzelf geeft, verandert water in wijn en wijn in zoveel meer. Het levende brood werkt door in het bestaan van mensen door hun leven te verrijken, door hun leven ten goede te veranderen.
Steeds weer is Hij er voor mensen die in nood zitten, arme drommels die Hem broodnodig hebben. Een bruidspaar behoedt Hij voor een afgang, een vrouw voor harde woorden van de omstanders. Steeds weer neemt Hij mensen in bescherming tegen hun omgeving, terwijl Hij zelf onbeschermd in het leven staat, bewust weerloos is tegenover al die kritiek die men op Hem heeft. Anderen verdedigt Hij, zichzelf niet.
Jezus verkoopt geen nee, maar schenkt klare wijn. Na een wonderbare wijnvermenigvuldiging, is er straks een wonderbare broodvermenigvuldiging. Gods goedheid kan niet op. De verregaande goedheid van de gastheer aan het Avondmaal komt hier al in zicht.
Ook hier wordt Hij niet begrepen, nota bene door zijn moeder. Maar begrijpen WIJ Hem wel? Maria staat hier model voor ons, mensen.
Wij dringen maar aan. Ons geduld met God is snel op. Intussen gaat Hij in alle rust zijn ongekende gang, tot heil van mensen. Merkwaardig, die zo tegengestelde bewegingen.
Wie is dit merkwaardige heerschap toch? Waarom is Hij in tegenstelling tot ons, mensen, louter goedheid? En wat moet Hij veel geduld met de omstanders opbrengen! Terwijl Hij er niets voor terugkrijgt: stank voor dank, niet alleen hier. Hoeveel kritiek, hoeveel ondank moet God van ONS in ontvangst nemen? Of hebben wij geen kritiek op God?
‘Zij hebben geen wijn’. Kan de opdracht om vooral aan het werk te gaan nog korter? Spreken wij de Heer ook zo kort aangebonden aan? Hoe doen we dat in ons gebed? Of trekken we meer tijd voor Hem uit, gaan we behoedzamer met Hem om?
Vinden wij het ook zo gewoon dat Hij voor ons klaarstaat? Of roept dat bij ONS meer verwondering op dan bij Maria? Wie is deze Jezus toch voor ons? Hoe gaan WIJ met Hem om?
Het Evangelie roept vanaf het begin al de nodige vragen op. Het Evangelie zal ons voortdurend tot nadenken stemmen, tenzij wij geen tijd voor God hebben, geen geduld met God hebben. Maar benadelen we daarmee niet vooral onszelf?
Eén ding is duidelijk: Jezus is bewust geen publiekstrekker. Hij hangt niet de populaire jongen uit, maar gaat het liefst ongemerkt te werk, schijnbaar doodgewoon. Maar intussen: houd Hem in de gaten! Steeds weer gebeurt er rond Hem, dankzij Hem iets bijzonders. Steeds weer verlicht Hij het bestaan van mensen, komt Hij mensen op het juiste moment te hulp.
Ook hier zet Hij niemand voor schut, terwijl Hij zelf voortdurend wordt aangevallen. Over een hoge tolerantiegraad, over engelengeduld gesproken.
De bruidegom wordt niet voor schut gezet, maar mag met de eer gaan strijken, terwijl Jezus zelf -heel bescheiden- op de achtergrond blijft. Over gulheid gesproken. Jezus geeft anderen royaal de ruimte. Wat een levenskunst weet het Brood des levens aan de dag te leggen! Zoveel fijngevoeligheid is zeldzaam. Hij weet blijkbaar hoe kwetsbaar wij zijn, hoe overgevoelig.
Over een dankbaar bruidspaar, over enthousiaste gasten horen we geen woord. Gods heil komt tot ons, maar wel in stilte. Niet als spektakel, wel als weldaad; onopvallend.
Merkwaardig, zoveel bescheidenheid; opmerkelijk, zoveel terughoudendheid.
Noblesse oblige. Ware adel is veeleer bescheiden van aard. Hij, die uit hoge hemel tot ons neerdaalt, is meteen al vanaf het begin bescheiden. Een stal wordt een koninklijk verblijf, water wijn, een mens medemens.
Langs soms merkwaardige wegen maakt Hij het feest in ons leven. Wij gaan met Hem van feest tot feest, om van de ene in de andere verbazing te vallen rond dit merkwaardige heerschap, deze weinig opvallende, opmerkelijke feestganger. Je zal maar met Hem aan tafel gaan. Wie weet wat voor verrassingen ons nog te wachten staan. Amen.