Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

17 juli 2016

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Soms biedt het alledaagse leven uit de krant een mooie aanvulling op de lezingen. Zo ook deze week waarin er sprake was van rivaliteit tussen de twee beoogde premiers van Groot-Brittannië. De één met kinderen, Andrea Leadsom, verbond het moederschap met een beter premierschap – ten nadele van de ongewenst kinderloze Theresa May. De afloop kent u: domineesdochter May is de nieuwe premier.

Waar vrouwen kijven, staat iedereen op scherp. Maar …. gaat het vandaag met de lezingen waarin 2x 2 vrouwen enige onenigheid met elkaar hebben over ruziënde vrouwen, of gaat het toch om iets anders?

Hanna en Peninna, de beide vrouwen van Elkana worden tegenover elkaar gezet, tegen elkaar uitgespeeld, met Hanna’s kinderloosheid als inzet. Met Martha en Maria, de twee zussen, gebeurt het ook. Als we lezen dat hardwerkende Martha terecht gewezen wordt en de meditatief ingestelde Maria het beste deel gekozen heeft. Al het gesloof en gedraaf, het heeft voor God niets te betekenen. Maar lezen we dan wel goed wat er staat?

Neem nu Hanna. In haar onvruchtbaarheid staat zij in de geschiedenis van de onvruchtbare vrouwen van Israël: Sara, Rebecca, Rachel, Tamar, de moeder van Simson. Ze heeft dan wel een man, Elkana, die veel van haar houdt, maar wat heb je er aan, als je geen kind hebt. Elkana heeft ook nog een andere vrouw, Peninna, en Peninna heeft wèl kinderen. Ieder jaar gaat het gezelschap naar de tempel in Silo voor een offer. Ieder jaar beseft Hanna weer een jaar ouder te zijn geworden en dat zij nog steeds kinderloos is. Er valt geen kwaad woord te zeggen van Elkana: aan tafel deelt hij het voedsel en Hanna geeft hij zelfs een dubbel deel, hij heeft haar zo lief. Hij bedoelt het goed, maar door zijn gedrag plaatst hij juist Hanna in een lastig parket. Peninna ziet hoeveel haar man van Hanna houdt en is jaloers, stinkendjaloers! Zij spot dag in dag uit met Hanna’s kinderloosheid, wrijft onophoudelijk zout in de wonde. Elkana mag dan meer van Hanna houden, zij, Peninna, heeft tenminste kinderen.

Hanna is de wanhoop nabij. Elkana ziet haar verdriet wel, maar ook weer niet echt. Met zijn uitspraak ‘beteken ik niet meer voor je dan tien zonen? (I Sam. 1:8) geeft hij aan dat hij er eigenlijk niets van snapt. Wat moet Hanna hem nu antwoorden? Moet zij met Elkana meegaan in zijn zelfbeklag, zeggen dat ze natúúrlijk van hem houdt en, natúúrlijk, meer dan van tien zonen? Moet ze smeken om een beetje begrip? Elkana haalt de religieuze dimensie weg: Hanna’s vraag over haar kinderloosheid is of God wel naar haar omziet. Het zal God zijn die haar een zoon schenkt, niet Elkana. Hanna zegt niets. Elkana en Hanna delen elkaars liefde, hun verdriet delen lukt niet. Hanna staat op. Met de krachten die zij nog heeft, gaat zij naar de tempel. Hanna, haar naam betekent ‘God is genadig’. Hanna staat op, komt in actie. Laat God haar naam dan maar eens wáár maken! Als ze naar de tempel loopt, passeert ze Eli, de priester. ‘Wat is dat met deze vrouw?’ zal hij gedacht hebben. Hanna bidt, zij schreeuwt het uit! Zij schreit geluidloos tot de hemel en tot God.’Heer, God, denk aan mij, uw dienares, vergeet mij niet. Schenk mij een zoon.´ (I Sam.1:11)
Hanna gelooft in het wonder en ze weet bij wie ze moet zijn. Niet bij Elkana die, hoe goed bedoeld ook zegt: ‘je hebt mij toch?’ Maar zo is God niet, God is toch genadig?! Ze doet een belofte: als God haar een zoon zal geven, dan schenkt zij hem aan God terug – voor zijn hele leven gewijd aan God. Hanna gelooft in het wonder. De priester Eli gelooft dat zij dronken is, een dronken vrouw, die zich ook nog eens in zijn tempel misdraagt, dat is wel het laatste waar je op zit te wachten. Ook Eli weet zich geen raad met Hanna’s verdriet. ‘Gaat dit nog lang duren? Als u dronken bent, ga dan uw roes uitslapen!’ (I Sam. 1:14) Hanna vecht zich de tempel in om in de openbaarheid van de tempel een beroep op de naam van de Eeuwige te doen. Ze klaagt haar nood op een plek waar zij verwacht gehoor te krijgen. Eli ziet zijn vergissing in: ‘Ga dan in vrede. De God van Israel zal u geven waar u om hebt gevraagd.’ (I Sam. 1:17) Moge de Eeuwige je gebed verhoren.

Hanna gaat, ze eet en drinkt weer. De volgende dag gaat zij met de anderen naar huis terug. Een jaar later baart zij een zoon en noemt hem Samuël, want ‘ik heb hem aan de Heer gevraagd.’ ( I Sam. 1:20)De auteur van het boek Samuël geeft hiermee de opdracht van Samuël aan. Maar Samuël betekent ‘de Heer heeft gehoord’. ‘aan de Heer heb ik hem gevraagd is in het Hebreeuws Saul. Samuël, het profetenkind, is nog maar net geboren en dan klinkt al de naam van de koning die hij zal zalven: Saul. Ván de Heer heeft Hanna Samuël gewenst, vóór de Heer zal Samuël zijn. Hanna doet wat zij aan God en aan Eli heeft beloofd. Zij brengt Samuël naar de tempel, voor een leven in dienst van God. Haar actie en het gebed hebben bergen verzet.

Dan het andere verhaal, van Martha en Maria. Het verhaal is kort: Jezus en zijn leerlingen zijn al een paar hoofdstukken in het Lucas-evangelie op reis naar Jeruzalem. Onderweg worden zij gastvrij ontvangen in het huis van Martha, die daar woont met haar zuster Maria. Het is bijzonder dat twee vrouwen samen een huishouding voeren. Jezus geeft onderricht, Maria zit als een heuse leerlinge aan zijn voeten, Martha loopt af en aan met eten. Martha raakt geïrriteerd over de gang van zaken, vraagt aan Jezus, de gast, haar zuster tot de orde te roepen. Maar in plaats van gelijk te krijgen, krijgt zij de kous op de kop: ‘Martha, Martha, je bent zo bezorgd en je maakt je veel te druk. Er is maar één ding noodzakelijk. Maria heeft het beste deel gekozen, en dat zal haar niet worden ontnomen.’ (Lucas 10:41-42)

Waarom staat dit huis, tuin & keukenverhaal met z’n irritante trekjes in het evangelie van Lucas? Het verhaal gaat níet over twee vrouwen van vlees en bloed, maar over twee wijzen van geloven. De twee zusters staan daar samen model voor. Het bijbelse beeld van een vader met twee zonen is bekend: Kain en Abel, Jacob en Ezau, de verloren zoon en zijn oudere broer, maar twee zussen die twee werelden symboliseren, is vreemd. Het beeld van één vrouw die het godsvolk representeert, is weer wel bekend. Deze Vrouwe Israël is verscheurd: Martha en Maria, de twee zussen kibbelen, ze liggen met elkaar overhoop, en niet zo’n beetje ook.

Martha is bedrijvig en is zo druk met van alles en nog wat. Ze wil in alles gastvrij zijn, dat zij zich niet de tijd en de rust gunt om de messiaanse boodschap te horen. Zij is de oudste en voelt zich verantwoordelijk voor de gang van zaken in huis. Wij voelen wel met Martha mee in het verhaal omdat zij al het werk doet en niet gezien wordt. Ze lijkt op al die mensen in de kerk die het werk doen. Ze worden net als Martha zo vaak niet gezien. Ze zetten zich in en anderen lijken dat vanzelfsprekend te vinden. We voelen met Martha mee. Tekort gedaan. Misschien is het goed om ons voor te nemen elkaar wat vaker te bedanken. Dankjewel Martha!

Maria is jonger. De regels in huis houden haar niet zo bezig. Juist zíj is een leerling van Jezus, ze zit aan zijn voeten, geheel ontvankelijk voor wat Hij te zeggen heeft. Wat heeft Jezus te zeggen? Dat staat in het voorafgaande, de gelijkenis van de barmhartige samaritaan. Het is de vraag van de schriftgeleerde wat je moet doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven (Lucas 10:25) Op Jezus’ vraag wat er in de wet geschreven staat, geeft hijzelf het antwoord: ‘Heb de Heer uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als u zelf. (Lucas 10: 27)

Hiertoe worden beide zusters geroepen, Maria die stil aan Jezus’ voeten zit, Martha die zo druk is met het bedienen. Het is niet zomaar bedienen, sloven en draven met borden, glazen, de hapjes en de drankjes. Martha is druk met haar diakonia, diakonie, met de zorg voor de naaste.

‘Heb uw naaste lief…’ Dit is wat Maria die stil aan Jezus’ voeten zit inziet en waartoe de bedrijvige Martha met al haar gastvrijheid nu juist geroepen wordt. Zonder de lastige vraag naar de naastenliefde gaat het gedoe en gedaas van de kerk en haar diaconaat een eigen leven leiden. Martha belichaamt het risico van het activisme. Maria, hoorder van het evangelie, zij heeft de gelijkenis van de barmhartige samaritaan gehoord, en zij kan ook niet meer terug achter het ‘doen’ van de vraag ‘meester wat moet ik doen?’ Ook Maria draagt een risico in zich, van het stil blijven zitten, in meditatie verzonken, gericht op het eigen welbevinden, uitsluitend in gebed.

Martha en Maria horen bij elkaar. Deze twee wijzen van geloven zijn met elkaar verbonden. Bij Hanna vonden we het gebed en de actie in haar terug. Bij Martha en Maria zijn beide aspecten over twee vrouwen verdeeld. Eén ding is nodig, zegt Jezus. Deze woorden hebben in de overleveringsgeschiedenis van de tekst voor veel onduidelijkheid gezorgd. Het gaat niet om het tegen elkaar uit spelen, dat Maria het beter doet dan Martha, dat bidden toch eigenlijk beter is dan dienen. Het gaat om de dienst van de naaste aan de naaste, als spiegel van de ene dienst aan God.

Om het maar eens heel concreet te maken: Als wij bidden om rechtvaardige verdeling van goederen, wereldwijd, doen wij daar zelf ook iets aan? Kopen we fairtrade artikelen, ook al deze duurder zijn? Als wij bidden om de zorg voor de goede schepping, komen we dan wat vaker op de fiets? Als we bidden om ontferming voor de slachtoffers van de gebeurtenissen op de boulevard in Nice, Frankrijk, zijn we bereid goed ná te denken en niet direct ons oordeel over die ander klaar te hebben? Als we ons met hart en ziel inzetten voor de vluchtelingen heeft dat nog iets met ons geloof te maken? Herkennen we de naaste in het gezicht van degene die tegenover ons zit?

Alle aandacht gaat in dit verhaal uit naar Martha. Jezus richt zich heel direct tot haar, en noemt haar tot tweemaal toe bij name: Martha! Martha! Dat geldt als een bijzondere roeping en daarmee staat zij in de lijn van bijzondere roepingen in de bijbel: Abraham, Mozes, Samuël. Petrus, Paulus. Het is déze Martha, de aartsdiaken, die in het Johannes-evangelie uitspreekt wie Jezus is. Zij staat alleen in haar vele werk. Hoe houdt ze dit vol? Hoe komt ze, in al haar werk, toe aan het horen van de stem van God?

De illustrator van de kinderbijbel ‘Woord voor woord’ Bert Bouman wist wel een manier om al het werk te klaren én te blijven luisteren. Hij tekent Martha, Maria en Jezus gedrieën aan de afwas. Als er érgens gesprekken met aandacht gevoerd worden is dat wel op zo’n moment. Deze kunstzinnige vrijheid weet u hopelijk te waarderen.

Hoe dan ook: dit verhaal roept op tot balans. dat het zorgen voor, de diakonia en de woorden, het gebed, met elkaar in balans zijn en niet tegenover elkaar gezet worden, tegen elkaar uitgespeeld worden. Dat we ons herinneren waar het ook al weer om te doen is, dat we weet hebben van onze bron van inspiratie. De kerk is het lichaam van Christus. Wij ademen zijn Geest. De kerk zal telkens weer aan de voeten van de Heer moeten plaatsnemen om zijn woorden te horen, zijn Geest in zich op te nemen

Amen