Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

19 juni 2016

Lezing: I Korintiers 12:14-27

Gesprek met de gemeente over omzien naar elkaar (onderling pastoraat)

Alida Groeneveld

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

We hebben vandaag een brief gekregen. Het is een oude brief en nog niet eens aan ons geadresseerd, maar wel voor ons bestemd. Een brief bedoeld ter bemoediging, advies en wijze raad.

Paulus schrijft een brief aan de gemeente in Korinthe. Korinthe is een welvarende Griekse havenplaats met een multiculturele en multireligieuze bevolking. Paulus heeft er een christelijke gemeente gesticht, die bestaat uit christenen van niet-joodse achtergrond. De gemeente kan zich dus niet baseren op een gemeenschappelijk denken of een gemeenschappelijke geschiedenis. Paulus wijst op de noodzaak van eenheid in de gemeente. Die eenheid is geworteld in Jezus Christus, in één doop in één Geest. Alle leden, delen van het lichaam, zijn nodig om volledig lichaam te zijn, alle leden, alle lichaamsdelen hebben elkaar nodig! Paulus doet een beroep op ieders kunnen, vaardigheden en gaven.

Dat betekent dit: Iedereen kan een bijdrage leveren èn het betekent afhankelijkheid van elkaar, onderlinge afhankelijkheid. Het is een onprettig gevoel: afhankelijk zijn, en ik hoor het regelmatig. Onafhankelijk zijn lijkt het ideaal. Maar het is een illusie om te denken dat dat zou kunnen. Hoe meer je erover nadenkt, hoe meer je ontdekt dat we van heel veel dingen afhankelijk zijn, en hoe kwetsbaar we daarin zijn.

Paulus is positief over afhankelijkheid. Paulus beschrijft de manier waarop mensen binnen de kerkelijke gemeente van elkaar afhankelijk zijn. Hij gebruikt daarvoor het beeld van het lichaam. Het lichaam bestaat uit verschillende delen die ieder hun eigen functie, mogelijkheden en onmogelijkheden hebben. De verschillende lichaamsdelen kunnen niet zonder elkaar. Het lichaam kan niet alleen oog zijn of alleen oor. Het oog kan niet tegen de hand zeggen: “ik heb jou niet nodig”. En het hoofd kan dat ook niet tegen de voeten zeggen. Alle lichaamsdelen zijn van elkaar afhankelijk.

Zo is het in de gemeente ook. Ieder mens heeft zijn eigen mogelijkheden en onmogelijkheden. Mensen in hun verscheidenheid vullen elkaar aan. Of om met het jaarthema te spreken: iedereen telt mee.

Het beeld van het lichaam waarbij alle delen niet zonder elkaar kunnen is een sterk beeld.

Deze week hoorde ik nog een verhaal waarbij ik dacht aan onderling pastoraat. De gelijkenis van het verloren schaap kent u, denk ik, wel. De herder gaat op zoek naar het ene schaap uit die kudde van 100 dat weg is. En die 99 anderen dan? Laat hij die aan hun lot over? Wolven kunnen hun slag slaan, leeuwen en beren op de weg? Nee, zo luidde de uitleg, die 99 schapen worden aan elkaars zorg toevertrouwd. Die 99 schapen kunnen bij elkaar blijven, omzien naar elkaar, zodat de herder zijn handen vrij heeft voor dat ene schaap.

Gemeente gaat in gesprek

Ter afsluiting van het gesprek
Als projectgroep hebben we uitgebreid over de vragen gesproken. Bij de 2e vraag over ontvangen en bieden hoort dit verhaal:

Een beginnend predikant bespreekt met zijn mentor het pastorale beleid in de gemeente. Er zijn ouderlingen en er is een bezoekgroep. De dominee doet ook huisbezoek. Hij vertelt over zijn moeite dat het erop lijkt dat hij alleen maar wat kan brengen, naast het bezoek en de attenties die de meest oudere gemeenteleden ook ontvangen. Hij voelt zich leeggezogen. De mentor geeft hem een opdracht: ‘denk ‘ns na wat iemand voor de gemeente zou kunnen betekenen. Zou iemand die wat ouder is, minder mobiel iets voor de gemeente kunnen doen? iets te bieden hebben?’ De beginnende predikant vindt het een merkwaardige opdracht en zegt dat ook. ‘Ga het nou maar doen,’ zegt de mentor, ‘en vertel de volgende keer wat je ontdekt hebt.’ Hij besluit het gewoon maar ‘ns aan iemand te vragen, want zelf heeft hij nog geen idee. Een oude dame die niet snel van de wijs is en aan wie je zo’n vraag wel kan stellen. Het antwoord is even eenvoudig als verrassend. ‘Ik kan heel veel voor onze gemeente betekenen,’ vertelt de mevrouw. ‘Ja vroeger bezocht ik zelf mensen, deed ik verschillende taken, ik ben kerkenraadslid en bezoekdame geweest, nu lukt mij dat niet meer. Ik ben aan huis gekluisterd door mijn fysieke problemen, het lopen gaat niet zo best meer, weet je. Maar… ik lees het kerkblad van voor naar achter, ik weet wat er speelt. En weet je dominee, ik bid voor de gemeente, haar leden, jong en oud, iedere dag. Dat is wat ik aan de gemeente kan bijdragen.’