Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

20 maart 2016

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Weet u wat omdenken is? Omdenken is van een probleem een feit maken en daarmee een nieuwe mogelijkheid creëren. Omdenken gaat om wat er is, en niet om wat er zou moeten zijn. Omdenken geeft, in korte spreuken, een draai aan iets waardoor je anders gaat kijken en denken
en wie weet ook doen.

Vandaag geven Jesaja en Lucas ons voorbeelden van omdenken: hoe kun je een situatie van een totaal andere kant bekijken. Beter gezegd: zij schetsen ons situaties die ánders zijn dan wij in eerste instantie zouden denken. Een knecht van de Heer die gemarteld wordt en daarin zijn kracht toont.
Jezus die op koninklijke wijze Jeruzalem binnenkomt, maar wel op een ezel – ongehoord!

Omdenken als oefening in deze Goede Week. Ik benoem Jesaja en Lucas tot de omdenkers van vandaag!
Jesaja vertelt in een lied, in poëzie over de knecht van de Heer, en de relatie tussen God en zijn volk.
Hij doet dat in een aantal liederen, waarin de dienaar of knecht van de Heer een anonieme figuur wordt, niet letterlijk aan te wijzen ‘dat is hem’ maar staat voor gehoorzaamheid aan God, en wat dát voor consequenties heeft, tot de dood toe! De dienaar leeft de mensen voor wat gehoorzaamheid aan God betekent. Een messiasfiguur bij uitstek.
Jesaja beschrijft de martelingen plastisch: uitgetrokken baardharen, folteringen op zijn rug – eufemistisch gezegd: geen prettige behandeling! Maar zegt hij: God, de Heer zal mij helpen. Mijn belagers vallen uiteen als een kledingstuk, als een gewaad dat ten prooi is aan de motten. Ze verpulveren tot stof, er blijft niets van hen over. (Jesaja 50:9)

De kracht van de knecht van de Heer lijkt te zitten in de omkering: zijn kracht in het vertrouwen op de Heer die helpt, hoe dan ook, ook als je situatie uitzichtloos is.

Omdenken – als oefening op de eerste dag van de week die we Goede of Stille Week noemen.

Deze week begint met de intocht van Jezus in Jeruzalem. Jezus wordt als koning binnengehaald:
‘Gezegend hij die komt als koning, in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste! ‘ (Lucas 19:38).

Op het eerste oog ziet het er allemaal zo doodgewoon uit: Jezus en zijn leerlingen onderscheiden zich in niets van een gewone groep pelgrims, op weg naar Jeruzalem om daar het Paasfeest te vieren. Vlak vóór Jeruzalem stuurt Jezus twee leerlingen vooruit om een ezeltje te halen. Nou ja, hij zegt dat ze naar het dorp moeten gaan, en daar zullen zij een ezelveulen vastgebonden vinden, dat nog nooit door iemand bereden is. Is de ezel hoe dan ook een lastig dier, nu is het ook nog eens een ongetraind dier, niet gewend aan wat voor vracht dan ook. ‘Maak het los en breng het hier.’ (Lucas 19:30)

Het klopt precies! De eigenaar vraagt nog wel ‘waarom zij het dier losmaken’, maar als de leerlingen antwoorden dat ‘de heer’, het ezeltje nodig heeft, is er geen probleem. Het is duidelijk wie de heer is. In het hele evangelie heeft de heer niets anders nodig dan dit ezeltje, dan ook nog maar heel eventjes.

De ezel is een lastdier, te gebruiken in een huishouden, geen offerdier zoals een lam, geen koninklijke oorlogsvoertuig, zoals een paard. Er is een ezel nodig met het oog op het huis van God.
Om een royale entree te kunnen maken, gaat het om een ezeltje dat nog nooit door iemand gebruikt is. En zo hoort het ook: wat voor de tempel is bestemd, mag een mens niet eerst voor iets anders gebruiken.

Jezus betreedt Jeruzalem als de sjofele koning waar de profeet Zacharja al van droomt. Het ezeltje is er klaar voor, het staat al eeuwen te wachten. Ze wacht al eeuwen lang op het moment dat de Messias de Godsstad zal bin¬nen rijden. En zij mag Hem dragen. Ze staat al geduldig te wachten sinds vader Jakob zijn zonen zegende. Als Juda aan de beurt is, voorziet vader Jakob dat van Juda en het huis van David de scepter niet zal wijken. Hij zegt: ‘voor Juda zal de heerschappij zijn. Hij zal zijn ezel aan de wijnstok binden en het jong van een ezelin aan de wingerd.’ Dat zegt aartsvader Jakob. En vanaf die dag staat het ezeltje te wachten, vastgebonden aan de wingerd bij de poort totdat de Koning der ere zijn intocht houdt.

Geduldig wacht de ezelin de eeuwen door. Geduldig, als ze de profeet Bileam naar Israël draagt, niets anders op haar rug verdragend dan de zegen voor Israël. De dolblinde Bileam die haar maar slaat,
hij is ziende blind, zij zelf ziet de engel van de Heer in de holte van de weg.

Heel de geschiedenis van Israël loopt ze al mee als messiaans teken van geduld en zachtmoedigheid. Zo had de profeet Zacharja haar in zijn profetie gezien. En de profeet roept: Dochters van Sion, uw Koning komt tot u, nederig en zachtmoedig en rijdend op een ezelin, het jong van een lastdier.

Er staat nog méér geschreven door onze evangelist Lucas. Dit alles gebeurt vlak bij de Olijfberg. Dit is meer dan een aanduiding van plaats, van coördinaten. De aanduiding Olijfberg wil ons iets vertellen.
De Messias wordt verwacht vanaf deze Olijfberg. De profeet Ezechiel ziet hier de heerlijkheid des Heren neerdalen. De profeet Zacharja situeert op deze berg de verschijning van God om de vijanden te oordelen.

Het is op deze plek dat Jezus het initiatief neemt zijn messianiteit te onthullen. Hij gaat Jeruzalem binnen als de Messias die in alle nederigheid het koninkrijk van God komt oprichten. Het hele evangelie van Lucas is één groot reisverhaal: Jezus op weg naar Jeruzalem. In alle nederigheid en verborgenheid, de Messias als de Knecht des Heren, de omkering bij uitstek.

Met mantels als zadel en mantels op de straat als een rode loper gaat de intocht verder. Goed, het is allemaal niet zo uitbundig als we van Matteus kennen. Er klinkt geen Hosanna-roepen zoals Marcus et noteert, geen zwaai-zwaai-zwaai met groene takken. Jezus maakt de intocht op een ezel – dat is al een verhaal van omkering. De intocht is de afdaling, de Olijfberg af om Jeruzalem binnen te gaan, als dat bij elkaar geen afgang is?

Met luider stem roepen de leerlingen God aan, vanwege de wonderdaden. Hier wordt duidelijk met wie we van doen hebben. Met een citaat uit Psalm 118 wordt Jezus voor het eerst ‘koning’ genoemd. De evangelist Lucas verbindt de koningstitel van Jezus continu met de kruisiging. Kroon en kruis horen bij elkaar.

Wat roepen de leerlingen precies? ‘Gezegend hij die komt als koning, in de naam van de Heer. Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’ (Lucas 19:38) Met dat Jeruzalem in zicht komt, neemt het enthousiasme toe, wordt Gods naam geprezen, raken de leerlingen meer en meer in vervoering.
God heeft zichzelf geopenbaard in Jezus Christus.

Als we eerlijk zijn, ….. het zijn alleen de leerlingen die zich zo te buiten gaan. De omstanders doen niet mee. Enkele Farizeeen spreken Jezus zelfs aan op het gedrag van zijn vrienden: ‘Meester, berisp uw leerlingen!’ (Lucas 19.39) Kan het niet meer beetje minder? Nee, dat kan niet. Voor minder doen we het niet vanmorgen, met de intocht van deze koning in de afdaling, op een ezel, is ons hele leven in het geding.

De afgelopen week heb ik nagedacht over het waarom van deze Farizeeen om Jezus te vragen zijn leerlingen te berispen, te laten zwijgen. In het preekvoorbereidingsgroepje afgelopen maandag hebben we er ook over nagedacht.

Wat willen de Farizeeen nu eigenlijk? Willen ze de rust bewaren? Deze intocht en dit geroep levert alleen maar ‘gedoe’ op? Staan de Farizeeen sympathiek ten opzichte van Jezus, en zijn ze bezorgd over zijn publieke rol als profeet en Messias. Met andere woorden, willen ze hem veilig houden? Hij kan maar beter zich gedeisd houden, en dan helpt al als zijn leerlingen hun mond houden. Gaat de ordelijke gang van zaken vóór, is orde belangrijker dan de intocht van de messias die borg staat voor vrede en gerechtigheid, dat koninkrijk van God, weet u wel?

We luisteren nog een keer naar wat de leerlingen roepen: ‘Gezegend hij die komt als koning, in de naam van de Heer. Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’ (Lucas 19:38) Dat lijkt verdacht veel op de engelenzang uit de kerstnacht, de engelen zingen het ons voor, wij, als volgelingen nemen de engelenzang over.

Maar….. Lucas vergis je je niet een beetje? Vrede op aarde, dát zingen we in de kerstnacht, nu klinkt het ‘vrede in de hemel’ Er hoort nóg wat bij: de engelen zingen ‘ere zij God in de hoge, de eer van God, dat hij Heer is, dat Hij zijn liefdevolle kracht aan mensen laat zien, vanuit de hemel op aarde.

Gods eer is in de hoge, in de hemel. Die eer kan uitsluitend en alleen bewaard blijven in de vrede op aarde, voor mensen van goede wil. Het lied van de engelen is geen liedje van verlangen, een zalige wensdroom, maar een uitvoering van het besluit van God.

De vrede van God is in de persoon van Jezus naar de aarde gekomen, gezegend is daarom de langverwachte koning. De vrede in de hemel is er pas als de vrede op aarde wordt volbracht. En dat staat, nu de kring van Gods daden bijna voltooid is, te gebeuren. Zo komt, op deze dubbelzinnige dag van vandaag, boven even benedenlangs en omgekeerd. Vrede in de hemel is er, omdat de vrede op aarde nú wordt volbracht.

Dat is taaie kost zo aan het begin van de goede week. Omdenken is moeilijk! Het grote geheim van deze week doorgronden is hard werken. Hoe kun je in één adem roepen ‘hosanna’ en ‘kruisig hem’?
En zeg nu niet dat wij het niet zijn, ook wij zingen in dat koor mee. Wisten de leerlingen wat ze riepen? ‘Gezegend hij die komt als koning?’Ik zou het hen volgende week nog wel eens willen vragen, hoe zit dat precies? Die koning van jullie.

De goede week is een week van omdenken. Omdenken is kijken naar kansen in plaats van onmogelijkheden. Omdenken waardoor je buiten de gebaande paden gaat, moet gaan zelfs. Omdenken omdat dit je scherpt kritisch te kijken.

Waar ik dan zelf aan denk?

Aan dit: deze kruizen zijn gemaakt van kogelhulzen die gebruikt zijn in de oorlog in Liberia. 3 cm hoog staat zo’n kruis voor mij voor het geloof dát zwaarden omgesmeed kunnen worden tot ploegscharen. Dat zoiets niet alleen maar een visioen is, maar ook werkelijkheid kan worden – met vallen en opstaan, veel pijn, moeite en verdriet. Ook van een gaan buiten de gebaande paden. Als we dit visioen van vrede en gerechtigheid niet meer willen geloven, waar blijven we dan?

Nog een ander voorbeeld: De nieuwe situatie voor onze gemeente na 17 april kun je benaderen vanuit het perspectief van ‘verlies’ en wat er allemaal niet meer kan. Ik vind het van waarde als we gaan nadenken over wat gemeente-zijn met elkaar betekent en welke rol ieder van ons daarin speelt en kan spelen. Met een variant op een uitspraak van John F. Kennedy ‘vraag niet wat uw kerk voor u kan doen, maar vraag wat u voor uw kerk kunt doen’.

Zo staan we op de eerste dag van de Goed Week, waarin we stapje voor stapje mee gaan op de weg die Jezus gaat, van ezel naar tafel waar de Heer als de knecht van allerlaagste allooi zijn discipelen de voeten wast, van de rechtsgang naar het kruis, de weg van Pasen, de koninklijke weg van omkering en omdenken, door het donker heen, ons gewonnen gevend aan het wenken van het Licht.

Mogen we ons door hem geïnspireerd weten om ook zelf te gaan op deze weg van navolging en nederigheid, sprekend in zijn daadkracht deze week, en alle dagen van ons leven. Amen

Amen