25 juli 2010
Lezing uit de Thora: Leviticus 23:1-3, 9-17 en 22 en Leviticus 25:1-7.
Evangelielezing: Lukas 23:50-56
Grond is voor heel veel mensen een eerste levensbehoefte. Miljoenen mensen leven immers van de opbrengst van een klein lapje grond, dat zij zorgvuldig bewerken. Zonder dat kleine stukje grond zouden ze in weet ik hoeveel landen niet kunnen overleven.
Miljoenen mensen verbouwen groente in hun tuin, eten van de tuin, genieten van hun tuin. Dagelijks ervaren velen hun volkstuin als een paradijsje. Wat zouden wij in Weesp zijn zonder ‘Kweeklust’?
Talloze mensen kijken elk jaar weer gefascineerd naar het wonder van het ontspruitende groen en ervaren uitgerekend daarin Gods goedheid en trouw.
Grond is daarom altijd weer een gewild stuk bezit geweest. Maar wat wij gewoon vinden, grondspeculatie, een steeds hogere prijs per vierkante meter, is in de Bijbel juist hoogst ongewoon.
Mensen zoals Naboth uitbuiten ter wille van een stuk grond keurt de Bijbel grondig af. Omdat GOD de eigenaar van de grond, de aarde en haar volheid (Ps. 24:1) is, moet de grond en de opbrengst van de grond toegankelijk zijn voor iedereen. Zowel voor de rijke Boaz als de arme Ruth moet er genoeg eten zijn. Honger is in Israël niet iets waar men zich gelaten bij neerlegt, ‘insj Allah’, nee, honger ervaart men in Israël als onrecht. Honger lijden beneemt mensen het zicht op Gods goedheid. Daarom wordt de handel in grond in de Bijbel aan banden gelegd en worden arme medemensen bij de oogst niet vergeten. Daarom staan in de Bijbel voorschriften ten aanzien van deze zo belangrijke punten, omdat het God gaat om een menswaardig bestaan voor ALLE mensen.
Mensen die men hun grond heeft afgepakt raken ontworteld, lijden onder vervreemding. Je eigen grond kwijtraken, stoppen met boeren is vaak een ingrijpend gebeuren, dat bepalend is voor de wijze waarop men verder door het leven gaat. Door verstedelijking wordt de gang van zaken in de natuur vreemd, onbekend voor mensen, weten kinderen niet meer dat de melk niet van Milka komt en aardbeien niet van de supermarkt. Van de natuur vervreemden doet wat met je, maakt een ander mens van je. God houdt niet van vervreemding, omdat het Hem om optimaal menszijn gaat. Daarom ben je pas volop mens temidden van de natuur, meteen al vanaf den beginne. DAT is Gods uitgangspunt, omdat je juist in de natuur op adem komt, juist daar weer optimaal mens kunt worden. De natuur doet je goed. Omgekeerd: waar de natuur verdort, komt een mens tekort; daar verdort het goede leven. Daarom wil God dat wij als Gods helpers mede zorg dragen voor het vaak wankele evenwicht tussen leven en verkommeren, zorg dragen voor groei en bloei, juist aan de rand van de woestijn, opdat de aarde niet verkommert.
Israël kent dat wankele evenwicht tussen oogst en misoogst voortdurend. Daarom gaat men zo zorgvuldig met water om. Daarom koestert men de natuur. Daarom is Gods volk ZO dankbaar voor de vruchten van het land, dat men elk jaar die vruchten dankbaar onder het zingen van de lof Gods naar Gods huis brengt. GOD geeft ons het goede doordat WIJ de aarde zorgvuldig bebouwen, het milieu niet overbelasten, maar juist ontzien.
GOD geeft ons te eten. Daarom bidden wij: geef ons voor vandaag het brood dat wij nodig hebben, genoeg om van te leven. Waar men bewust zo in het leven staat, wordt leven loven, gaat werken over in zingen, haalt men vanouds zingend de oogst binnen. Waar men zo in het leven staat, leeft men bij de gratie van de dankbaarheid, ervaart men alles als komend uit Gods hand.
Waar men zich ervan bewust is dat men leeft van Gods gaven, is dankbaarheid een grondtrek van het goede leven. Daar is het goede leven ondenkbaar zonder het lied tot eer van God. Daarom klinken muziek, dankbaarheid en vreugde in Gods heiligdom en in de Schrift, als onderstroom van het leven op de adem van God stem. Niet angst, maar dankbaarheid is de grondtrek van het geloof. Dankbaarheid is een rijke voedingsbodem die ervoor zorgt dat je anders in het leven staat, intens geniet van Gods goedheid. Zonder dankbaarheid vaart niemand wel en zonder geloof ook niet.
Dankbaarheid uit zich ook in de wijze waarop men in Israël omgaat met Gods gave van bouwgrond. Waar men dankbaar leeft, gaat men zorgvuldig met grond om, verbouwt men zorgvuldig de bodem, opdat de grond ook aan toekomstige geslachten voldoende vruchten kan blijven geven. Juist omdat het God om het goede leven gaat, moet er ook voor het volgende geslacht voldoende goede grond zijn. De zorg daarvoor vertrouwt God toe aan ons, aan ons zorgvuldig handelen. Omgaan met grond is een kwestie van vertrouwen. Grond uitbuiten en uitputten is niet zo moeilijk; verantwoord met de natuur omgaan is heel wat minder eenvoudig. Wat dat concreet betekent weet menigeen onder U veel beter dan ik, die slechts af en toe met vreugde, lekker ontspannen in de tuin werk.
Omdat men weet dat het draait om zorgvuldig met de grond omgaan, weet men in Israël: leven, de aarde is een kwestie van Godsvertrouwen, een zaak van lange adem. ‘Gij moet het eenzaam laten/ het zaad dat ligt te slapen’ (Ida Gerhardt). Terwijl de boer slaapt geschiedt het wonder van Gods goedheid. Het belangrijkste komt van God, alleen het voorbereidende werk van ons. Verbouwen is een kwestie van vertrouwen, geduld hebben, niet te veel ingrijpen, denken op lange termijn. Grond moet tot rust kunnen komen, zaad moet in alle rust kunnen ontkiemen. Vertrouwen, geduld, rust. Daarom is er niet alleen voor de mens, maar ook voor de grond in Israël rust, sjabbath, tijd die God ons schenkt om bij te komen door je te ontspannen, om te voorkomen dat uitbuiting zichzelf afstraft. Bij uitputting van bodemschatten en krachten is niemand gebaat. Dat is het gevaar en het resultaat van korte termijn denken. Daarom geniet rust in Israël een hogere prioriteit dan werken, gaat de sjabbath vooraf aan de werkweek. De rust van de sjabbath omlijst heel ons doen en laten, ten teken dat God heel ons doen en laten omgeeft. Pas zo is het leven goed, compleet, af. Alleen zo is er sprake van leven met perspectief, leven met toekomst, een wijze van leven die in balans is.
Vruchtbare grond, groei en bloei stralen een weldadige rust uit. Daarom mogen wij in de grond rusten, is het kerkhof een hof, een tuin vol leven, ook voor Jezus.
Jezus wordt niet in eigen grond te ruste gelegd. Tot in de dood toe leeft Jezus van de geef, leeft Jezus van Gods goedheid, leeft Jezus van wat Hij ontvangt, zomaar krijgt om te delen met zijn vrienden. Juist dan, wanneer men durft te leven van de geef, vindt het wonder plaats. Juist dan ervaren wij hoeveel wij uit Gods hand ontvangen. Juist dan ontvangen wij het leven weer. Het leven als gave van God, als geschenk dat in dankbaarheid wordt aanvaard, net als de grond. Een tuin bloeit rond het open graf waar zich het zaad verloren gaf (Gez. 479). Het leven gaat door, tot in eeuwigheid, dankzij Christus, de grond van ons bestaan, bij wie ons leven veilig is, in goede en kwade dagen. Een kwestie van vertrouwen. Daarom: Mijn hart is in de Heer gerust/U lof te zingen is mijn lust (Psalm 108:1). Amen.