Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

3 januari 2010

lezingen:     Jesaja 60: 1-6
Matteüs 2: 1-12

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Driekoningen, 6 januari, de uiterste datum van de kerstboom in huis en de adventsster voor het raam. Drie koningen: Caspar, de 20-jarige Aziaat die wierook geeft, Melchior de 60-jarige blanke Europese grijsaard die goud heeft meegebracht en Balthasar, de 40-jarige zwarte, bebaarde man uit Ethiopië die mirre bij zich heeft. Soms verbonden met de drie zonen van Noach: Sem, Cham en Jafeth. Drie koningen, een verkleedfeest voor kinderen, vooral in het zuiden van het land. Wie de boon in de koek treft, mag een dag lang ècht koning zijn. Drie koningen: relieken in de dom in Keulen. Drie koningen vaak afgebeeld in de schilderkunst. Drie koningen biedt heel veel folklore. Van al deze dingen die ik zojuist noemde, weten we niets. We weten geen namen, het zijn zeker geen koningen, en of ze met z’n drieën waren, is ook niet bekend. Matteüs schrijft alleen over drie geschenken.

Wat dan wel? Op de keper beschouwd gaat het evangelie van vanmorgen over twee koningen, met veel ernst en een beetje humor.

Twee koningen: ik stel de eerste aan u voor. Herodes, de officiële koning, beschermeling van keizer Augustus. Uit bronnen buiten de bijbel komt hij naar voren als bouwkoning. Zijn ijver voor de tempel is imposant te noemen. Dit zorgt er echter niet voor dat hij een gewaardeerd vorst is. Hij wordt gevreesd door velen, vanwege zijn wreedheid, zijn ziekelijke achterdocht, en zijn bestuur van terreur en intimidatie. Het dagblad Trouw verontschuldigde hem afgelopen dinsdag vanwege een  persoonlijkheidsstoornis, maar dat laat ik maar even zo bij de krant. Keizer Augustus zou van Herodes hebben gezegd dat ‘men beter het varken van Herodes dan zijn zoon zou kunnen zijn’. Naast een Griekse woordspeling geeft het ook iets aan van de gruwelijkheden van Herodes die uiteraard als jood geen varkensvlees eet. Herodes is in het bijzonder zéér argwanend ten opzichte van de messiaanse beweging. Een beweging die in deze periode van bezetting door een vreemde mogendheid zeer levendig present is. Ook buiten Palestina is men bekend met deze messiaanse beweging, deze levendige en concrete verwachting van een messias die als een heuse leider het volk zal leiden.
Vermoedelijk is deze kennis wijd verspreid in de regio door joden die na de ballingschap in Babylonie zijn blijven wonen.

Naar deze koning, deze Herodes, komen de magiërs. Zij hebben een ster gezien, zijn ster van de koning van de joden en zijn in beweging gekomen, richting Jeruzalem. De wijzen uit het oosten zijn in de Nieuwe Bijbelvertaling magiërs geworden en dat is ook niet zo gek. Zij zijn astrologen, bezitters van geheime kennis, in het bijzonder over de uitleg van de sterrenloop en de consequenties ervan voor het wereldgebeuren. Vanwege de bijzondere koningsster reizen zij naar de koningsstad: Jeruzalem.

De ster roept veel vragen en speculatie op. De astronoom Kepler schreef in 1606 over een bijzondere ster en kon dat terug rekenen naar het begin van de gebruikelijke jaartelling. De komeet van Haley wordt, als ik het me goed herinner, ook verbonden met deze bijzondere ster. In het oudtestamentische bijbelboek Numeri spreekt Bileam over een ster die in de joodse traditie veelal verbonden is met de messias en de leraar van de gerechtigheid. Er werd naar een ster uitgekeken!

Hier zit ook de humor: de ster die de geboorte van Jezus aankondigt, is impliciete kritiek op de Romeinse keizers die zichzelf als de onoverwinnelijke zon beschouwen. Alles goed en wel, maar deze magiërs komen voor zijn – Jezus’ – ster in beweging en niet voor die van deze Romeinse machthebbers. Het is, kort en goed, geen astronomische aanduiding, als wel een bijbelse ster die ons als hoorder op het spoor van dit koningskind zet.

Eenmaal in Jeruzalem zijn de magiërs het spoor bijster. Herodes is ontzet als hij hoort over een potentiële rivaal, en heel Jeruzalem vreest mee, vanwege de terreur van deze tiran Herodes.
Deze koning is er één die over lijken gaat. Herodes raadpleegt zijn experts, de schriftgeleerden. Het schriftonderzoek vormt de basis voor de boze plannen van Herodes en het zijn de schriftgeleerden zèlf die Bethlehem aanwijzen als geboorteplaats, op basis van een citaat uit de profeet Micha.

De informatie is duidelijk:
•    de locatie, Bethlehem, weet Herodes dankzij zijn schriftgeleerden,
•    de tijd – nu is het moment – , komt Herodes te weten van de magiërs.

Herodes vraagt de magiërs onderzoek te doen en dan bij hem terug te komen, want hij wil hetzelfde doen als wat de reden van de komst van de magiërs is: eer bewijzen aan dit koningskind, zich letterlijk op de knieën werpen in eerbiedige aanbidding. Ja, dat zegt Herodes, wij weten wel beter!

De oosterlingen reizen verder, naar Bethlehem, en zie, de ster gaat hen voor, tot aan het kind. Ze weten zeker dat het dezelfde ster is en gaan met zeer grote vreugde. Zij zijn op de goede weg, hun zoeken wordt beloond. Ze vinden het kind met Maria en vallen voor hem op de knieën en geven hun geschenken.
•    Goud voor de koning, staand voor geld, macht, aanzien en liefde.
•    Wierook dat de godheid van Christus accentueert: overgave en gebed, een uiting van verlangen om bij dit kind te komen.
•    Mirre, een geurende olie waarmee doden gezalfd worden.

De magiërs gaan terug, via een andere weg, als zij door God in een droom gewaarschuwd zijn voor Herodes. Zij ontlopen Herodes èn na de ontmoeting met het kind zijn zij een ander mens geworden. De magiers zijn wijzen geworden.

De evangelist Matteüs schetst ons hier hoe heidenen neerknielen voor Jezus. Nu zijn het niet zo maar heidenen, de oorsprong van de magiërs ligt in het oosten, daar waar Abraham vandaan trok, weg uit het vertrouwde, een onzekere toekomst tegemoet. Abraham en zijn geschiedenis met God, een nieuw land en een nieuwe toekomst. De magiërs reizen vanwege een koningsster en weten op hun beurt ook niet wat of wie ze waar zullen aantreffen. Dat belet hen niet te gáán en de ster blijft stil staan boven een kind, het koningskind.

En daarmee komt de tweede koning in beeld. Zij zoeken ‘de pasgeboren koning van de joden’. Het zijn exact dezelfde woorden die boven Jezus’ hoofd aan het kruis staan: koning van de joden. Met een reuzengrote accolade omsluit Matteüs zijn evangelie: het gaat van wieg tot kruis over de koning van de joden. Deze is koning die als een David het volk zal leiden, de koning van de gerechtigheid. Het is deze koning die op het feest van de Verschijning, Epifanie, als werkelijke koning in het licht staat. Deze koning is ons verschenen, de koning die de zwakke helpt en beschermt.

Over deze koning en de vierde wijze is een oud verhaal. De vier collega’s zouden samen reizen, maar drie  van hen zijn alvast gegaan als zij de ster zien. De vierde reist hen achterna, maar hij komt in allerlei situaties terecht en ontmoet onderweg verschillende mensen die hij zo goed en zo kwaad als het gaat probeert te helpen. Daardoor duurt reis veel langer dan de bedoeling is. De vierde wijze houdt echter vast aan zijn droom de koning te vinden, daarom staat er immers zijn ster aan de hemel.
Uiteindelijk arriveert hij, na 33 jaar, in Jeruzalem, bij het kruis waarop staat ‘koning van de joden’, te laat of op tijd? Daar fluistert een stem: ‘wat je aan mijn naasten hebt gedaan, heb je aan mij gedaan’

In de voorbereidingsgroep heb ik – bijna onbehoorlijk – doorgezaagd over de vraag waarvoor of voor wie wij in beweging komen. De magiërs zien, volgen de ster, vinden het kind, de werkelijke koning en aanbidden het. Zij zijn andere mensen geworden. Zo zouden we ook, van een afstandje en nuchter, naar dit evangelie kunnen kijken. “Mooi wat de magiërs hebben gedaan, ik zou het hen niet nadoen.” Waarom niet? Uit jezelf ga je niet geloven dat Jezus het koningskind is, de ware koning van het koninkrijk waarin ieder mens, ongeacht afkomst, tot zijn recht kan komen en anderen recht doet. We hebben het, om navolgers van deze koning te kunnen zijn, keihard nodig dat deze koning ons tegemoet komt uit het licht, in het licht, door het licht. Van de ontmoeting met dit koningskind zullen we het moeten hebben. Niet zo spectaculair op het eerste gezicht, maar wel alles op z’n kop zettend. De magiërs zijn ons daarin voorgegaan. Met hen kunnen we meekijken en zien, soms even, wie ons in dit kind tegemoet komt, net genoeg om verder te kunnen gaan, met de ster van de koning van de joden, de opgestane, als onze oriëntatie.

Moge het koningskind onze blijvende oriëntatie zijn, ook in het jaar dat komt.
Amen