Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

3 juli 2016

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Water op leven en dood. Water om van te leven, water om in om te komen, te verdrinken, water om uit op te staan! Ooit was de aarde gedompeld in watermassa’s, alles was water. Deze vloed zien we als chaos, een macht die het leven tegenhoudt, diepten vol mysteries en gevaren. Een van de eerste scheppingsdaden van God is het droogleggen van de aarde en het opeenhopen van het water. Met deze scheppingsdaad stelt God grenzen aan de macht van zee en aan de dreigende chaos. Zo ontstaat er ruimte om te leven. Zo kan het leven tot bloei komen. Zee en vloed symboliseren de negatieve krachten in het leven, krachten die het leven naar de ondergang voeren. Het begrenzen van het water verwijst naar de kracht van de Eeuwige God die zijn mensenkinderen bewaart en draagt.

Als het weer omslaat daar op het meer van Galilea kunnen eenvoudige vissersbootjes daar niet tegenop. De leerlingen hebben alle reden om bang te zijn als de storm opsteekt. Maar dat staat er niet met zoveel woorden. Er is weliswaar paniek: de boot maakt water, het is pompen of verzuipen
en Jezus die maar ligt te slapen. Jezus’ leerlingen maken hem wakker: ‘help, we vergaan!’ (Lucas 8:24). Jezus spreekt de wind en de golven bestraffend toe, de wind gaat liggen, en het water komt tot rust. ‘Waar is jullie geloof?’ (Lucas 8:25) Een ogenschijnlijk eenvoudige vraag van Jezus die tegelijkertijd ook heel vreemd is op dát moment roept een storm aan reacties op. Want het gaat om méér dan een oplossing voor het probleem ‘wij in ons bootje zijn in gevaar’ De vragen komen pas als de golven toegesproken zijn, als Jezus redt van dood en chaos.

Dé vraag luidt: “Wie is hij toch?” De leerlingen worden opgeroepen om bij zichzelf te rade te gaan:
Wie ben ik? Wie ben jij? Wie is hij? Wie is deze mens? Dat zelfs de wind en het water zijn bevelen gehoorzamen? (Lucas 8:25)

De minister van financiën uit Ethiopië stelt deze vraag ook. Wie is deze mens? De geschiedenis van deze vreemdeling begint met een engel die de apostel Filippus op pad stuurt. Deze engel is niet het meest interessant, wel zijn boodschap en zijn zender. Een engel is een boodschapper van God. Het mag duidelijk zijn dat God het initiatief tot deze hele geschiedenis genomen heeft. Filippus moet wel op weg gaan. Onderweg ontmoet hij een Ethiopiër, duidelijk herkenbaar aan zijn zwarte huidskleur, zijn imposante kledij, met bont en al, en een chique reiswagen. Hij is, zo blijkt later, in Jeruzalem geweest en op de terugweg leest hij in een geschrift van de profeet Jesaja. De profeet Jesaja is geen gemakkelijk boek en Filippus is op zijn weg gekomen om uitleg te geven. De profeet Jesaja speelt zich af in de tijd van de Babylonische Ballingschap. Veel joden zijn gedeporteerd naar Babel. Onder hen blijft een groep trouw aan God. Ze zien uit naar de terugkeer naar Jeruzalem. Met de knecht des heren wordt deze groep bedoeld. De naam wordt nergens door Jesaja verbonden met één persoon. ‘De knecht des Heren’ is de uitdrukking voor de absolute toewijding aan God. Filippus gebruikte deze woorden van Jesaja om dit duidelijk te maken: zo iemand was Jezus ook! Een ware knecht van de Heer die heeft geleden omdat hij God trouw bleef. Het is de Ethiopiër zelf die er om vraagt gedoopt te worden – omdat hij het Woord van God heeft gehoord. Er is de vraag van de dopeling. Er is water.
Zo gebeurt het. De Ethiopiër gaat kopje onder, en staat op! De Geest van de Heer neemt de apostel Filippus weg om elders het evangelie van Jezus Christus te verkondigen.

Als de Ethiopiër thuis is, vertelt hij dit:
Als ik terugkijk op mijn leven is er één gebeurtenis waarin een radicale wending heeft plaats gevonden. Ik was de minister van financiën van de koningin van Ethiopië. Op grond van oude verbanden en een oude geschiedenis – koning Salomo – was ik afgereisd naar Jeruzalem om te aanbidden, om God te aanbidden. Er was wel een complicatie: ik ben een eunuch, een gecastreerde man, en dan word je als onrein beschouwd, en mag je niet op alle delen van de tempel komen. Het kleurde wel de reis, dat je niet voor vol wordt gezien en voor 100% mee mag doen. Voor de terugreis had ik een boekrol ter hand genomen om uit te lezen. Het was mij niet duidelijk hoe deze profeet Jesaja op te vatten, gelukkig was er iemand die het wèl wist, en ook nog meer wist te vertellen.
Over Jezus de Christus, iemand die zich ingezet heeft voor het koninkrijk van recht en gerechtigheid, waar mensen tot hun recht kunnen komen, waar echt leven mogelijk is. Echt leven, zodat iedereen mee kan doen. Je begrijpt wel dat zoiets als muziek in mijn oren was. Is er een plek waar ik ook weer mee kan doen, waar ik geaccepteerd word, zoals ik nu ben? De man vertelde over de tekenen die Jezus deed, over het delen van brood en vis en wijn. En toen ik vroeg op grond waarvan of van wie Jezus dit allemaal deed, vertelde hij ook nog over de doop van Jezus. God zelf heeft deze mens aangewezen als zijn zoon. Het is in de naam van deze God: Vader, Zoon en heilige Geest dat ik ook gedoopt wilde worden, en dat is gebeurd. Er was niets of niemand die dat tegenhield. Mijn verlangen was zó groot. Zo ben ik gedoopt, helemaal kopje onder, en de apostel ging mee het water in. Toen ik weer boven kwam, was de man weg, maar ik ging verder, ik vervolgde mijn weg met blijdschap. De doop onderweg vult mijn leven om steeds in het voetspoor van Jezus te gaan, om mij op mijn plaats in te zetten voor het koninkrijk van recht en gerechtigheid. Door de doop toen word ik daaraan nog steeds dagelijks herinnerd. Het lijkt wel of ik een dagelijks doopkleed heb. Ik was dood – ik ben weer levend geworden. Door het doopwater heen is er leven.

Water op leven en dood! We kunnen niet zonder – we verdorren en verdrogen. We kunnen ook aan het water ten onder gaan. Chaos en angst. Angst voor een aanslag, juist als jij op vakantie gaat en op een vliegveld bent? Angst voor IS, de islam, de vreemdelingen? Angst – niet eens zo duidelijk gedefinieerd, angst voor het onbekende. Angsten die als golven over ons heen slaan. Angsten zo groot dat ons vertrouwen in de mensheid en op God weg is, of op z’n minst zéér op de proef wordt gesteld. Door het water gaan om te leven, Jezus achterna. Daarin kunnen we elkaar als gemeenschap ook helpen, om de angst voor het leven te delen, om borg te staan voor vertrouwen in de praktijk van ons alledaagse leven. Om elkaar te herinneren aan het opstaan uit het water.

Want daarop blijven we een beroep doen, om onze angst voor het leven te boven te komen, op het vertrouwen op de God die niet loslaat wat hij begonnen is. Dat is genade – kome wat komt.

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, amen.