Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

30 juli 2017

Preek bij Marcus 8: 1 – 10

Het is eigenlijk een lastig verhaal over de spijziging van vier duizend mensen. Het loopt al twintig eeuwen goed af. En toch haakt er iets. Je komt er niet mee klaar.
Want in de werkelijkheid van alledag loopt het dikwijls helemaal niet goed af.
Het verhaal vertelt van een werkelijkheid met een massa mensen die niets te eten hebben dat is al jaren hoogst actueel. Het evangeliebericht over de vierduizend die verzadigd werden is ver weg bij ons vandaan, evenals de miljoenen die heden ten dage niets te eten hebben en als die tallozen in deze wereld die arm en dakloos zwerven, vluchtend om hun leven te redden. Wat in het evangelie begint – het messiaanse rijk – is echter niet af; het gaat door en vaak ook niet.
Het verhaal gaat verder: toen allen verzadigd waren, werden de overgebleven brokken opgeraapt. Maar voor het doek valt nog even de vraag: door wie werd dit overschot opgeraapt? Door degenen die het brood hadden uitgedeeld gekregen, omdat zij niets te eten hadden, of door de discipelen die blij waren dat er nog wat voor hen was overgebleven?
Toch nog een happy ending van een merkwaardig geloofsavontuur? Ik zou denken: ook de rest was voor de verzadigde massa, voor onderweg en verder; zij raapten de overgebleven brokken op.
Maar dat kan betekenen dat Jezus en zijn leerlingen met lege handen en vooral met lege magen achterbleven. Zeg nou niet te snel dat dat toch een “goed gevoel”oplevert. Ik denk echter ook dat veel gevende mensen in de loop der eeuwen tot op heden, na een uitdeling of na een in allerijl georganiseerde inzameling voor noodhulp, zelf vrolijk verder leven, niet met lege handen en wel degelijk met gevulde magen, de zogenaamde “overgeschoten brokken”! want, zegt men, als je eerlijk deelt is immers iedereen blij en tevreden.
Maar gat het hier wel om eerlijk delen en om tevredenheid alom? Gaat het hier om evenwicht? Het evangelie vertelt van mensen die niets te eten hebben. Hoe kan dat nou? Het zijn mensen die naar Jezus zijn komen luisteren. Soms komen ze van een grote afstand. En ze blijven dagenlang bij hem om te luisteren. Misschien geven ze het niet zo toe als je er naar vraagt: “ach, ik ben wel benieuwd wat die man te zeggen heeft”. Maar wie dagen loopt en dagen blijft luisteren, die is wel degelijk gegrepen, die komt om zich vol te zuigen en aan zijn lippen te hangen, die heeft honger naar de woorden van Jezus. Soms heb je gewoon honger naar woorden: je gaat op het puntje van je stoel zitten en je zou elk woord wel willen opdrinken van wat iemand zegt. Omdat het je helderheid verschaft, omdat het de woorden en de emotie zijn die je troosten en verzoenen. Ik denk dat veel mensen daar vooral voor zichzelf gekomen zijn. Voor hun eigen honger. Niet voor de buurvrouw, niet voor die anderen. Niet omdat je dat niet zou kunnen schelen, maar omdat je zo op weg bent gegaan: alleen of misschien met een paar anderen uit je dorp.
Er verstrijken drie dagen. Wat je zelf meegebracht had is op. Je maag is leeg, en je hebt nog een flink stuk lopen voor de boeg.
En wat gebeurt er dan? Jezus spreekt die woorden: ik heb medelijden. Als ik al die mensen laat gaan zonder eren, gaat het mis met hen.
Medelijden: wat is daar nou mis me4e? volgens mij is het niet een gevoel van “o, wat erg” en tranen in je ogen krijgen als je ziet dat anderen niet meer genieten in en van het leven, het goed niet meer smaken, maar juist het tegendeel: medelijden is niet tranen in je ogen, maar pijn in je buik, letterlijk, je voelt het lichamelijk. Dat is de letterlijke betekenis van medelijden of om het met een oude term te zeggen: je bent met ontferming bewogen oftewel: het rommelt in je ingewanden. Daarmee is medelijden niet iets van je verstand, maar van je lichaam. Medelijden is dan ook zelf pijn hebben, pijn voelen. Het is niet “begrijpend”kijken, maar lichamelijk betrokken zijn. Dat brengt je een stuk dichter bij de ander, maar zeer zeker ook bij de Ander.
Al met al wordt het zo een gezamenlijke maaltijd. En daarbij gebeurt meer dan dat je eten in je maag krijgt. Met elkaar eten en aan tafel gaan is ook een teken van verbondenheid. Samen eten kan ook een stap zijn naar grotere verbondenheid: zie hoe vaak businessdeals gesloten worden onder een maaltijd, zelfs president Macron nodigde zijn collega Trump uit voor een diner in het restaurant van de Eiffeltoren om op die manier verbinding te creëren. Of het gelukt is weet ik niet, maar het was een poging waard. Als je samen aan tafel zit kan er geen vijandschap zijn. Aan tafel heerst tenslotte een vorm van gelijkheid. Er is verbondenheid waarbij de gewone scheidslijnen vervagen.
De mensen waren gekomen om woorden van Jezus te horen. Maar eenmaal bij Jezus aangekomen worden ze aan tafel gezet met elkaar. En als ze daar zitten, blijkt dit ook het voedsel voor hun ziel te zijn waarnaar ze zochten. Ze hebben niet alleen hun spirituele honger gestild, niet alleen de boodschap gehoord van vergeving en opening naar God en de medemens, maar ze hebben het ook voor een moment mogen ervaren. Ze hebben er voor een moment deel aan gekregen, tijdens de maaltijd van verzoening en van de wonderbaarlijke overvloed van God.
Eten, maaltijd voor iedereen, dat is in de bijbel een teken van het messiaanse rijk. Leven voor de ander en de Ander. Daar gaat het in het evangelie over. Maar waar en wanneer begint dat messiaanse rijk? Ja, precies: bij het uitdelen van je eigen brood, het weggeven ervan, dat wil zeggen: niet zelf erin bijten maar de ander dat laten doen. Jouw brood. Niet wat je overhebt, niet van je overvloed, maar jouw-uit-de-mond-gerukte-brood. Geven waar jezelf lichamelijk bij betrokken bent, dat doet pijn en dat is mede-lijden.
Jezus onderwijst zijn leerlingen: zij hebben niets te eten, dat is niet goed. De leerlingen zoeken een oplossing buiten hun lichaam, buiten zichzelf. “wie zal in deze eenzame streek deze mensen te eten geven?”er woont hier niemand. Een collecte houden heeft geen zin. En dan zegt Jezus: hoeveel brood hebben jullie? Hij leert ook zijn discipelen wat medelijden is. Dat het gaat om je eigen stuk brood. Dat het niet gaat om een mentaliteit maar om een realiteit, om echt brood – waar je bij wijze van spreken zelf al een hap in gezet hebt om te
genieten – uit je mond te halen en aan de ander te geven, die niets heeft om te eten. Het menu dat je zelf met smaak had uitgezocht en gereserveerd wordt weggehaald, het gaat naar een ander.
De profeet Jesaja zegt het zo: je brood delen met hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis of haard, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen. (Jesaja 58:7)
Jezelf breken als het brood, opgeven; jouw plek inruimen voor de ander. Medelijden, pijn in je buik, echte solidariteit: dat is zelf de pijn lichamelijk voelen. Daarover moet je durven doordenken als je dit evangelieverhaal hoort. Jezus die zegt: ik ben het brood, ik deel mij uit aan jou, opdat jij leeft. Dat is mens-zijn zoals Goed het bedoelt. Zo leert Jezus het aan zijn leerlingen: geef gij hun brood, jouw eigen brood, jezelf!
Amen.