Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

31 januari 2010

Gemeente, De laatste jaren is Swat, de Swatvallei, in het noorden van Pakistan, aan de voet van de Himalaya, in het nieuws, door de inval van het Pakistaanse leger en de gigantische stroom vluchtelingen en de problematische terugkeer, met alle ellende en ontberingen van dien. De omvang van alle rampzaligheden valt niet bevatten. Zo’n 30 jaar geleden waren wij, mijn vrouw en ik, in die Swatvallei. We bewaren lieftallige herinneringen. Een brede vallei met links en rechts hoge bergen en aan het einde ging het onhoog naar de HinduKusj, de majestueuze uitlopers van de Himalaya. Het was voorjaar en overal bloeide het mosterdzaad, onafzienbare velden van gele bloemen zoals bij ons het koolzaad. We waren op familiebezoek in Pakistan. Bij toeval ontmoetten we een ouder echtpaar, waarmee het wat klikte. Hij bleek de vorst van Swat te zijn. Swat, waar we tot dan toe nog nooit van hadden gehoord, was in die tijd een vrij autonoom vorstendom binnen Pakistan. Ze nodigden ons uit om een paar dagen naar Swat mee te komen. Met de benodigde schroom, maar ook met grote opwinding namen we die uitnodiging aan en we hadden daar een paar overweldigende dagen. We logeerden in de gastenverblijven van een heus paleis en we maakten een paar schitterende tochten. En op een ochtend zagen we het volgende. Onze gastheer, de vorst, zat op een grote, mooie stoel in de enorme galerij voor het huis met naast hem een aantal, meestal oudere mannen. Voor de galerij, op een plein, stonden en zaten veel mensen, in afwachting. Op de beurt werd er iemand doorgelaten, soms twee mensen tegelijk , soms een groep(je) of twee groepen en die gingen dan naar de vorst, er vond een gesprek plaats, waarbij hij af en toe die andere mannen raadpleegde, totdat ze klaar waren. En dan waren de volgenden aan de beurt. Dat onderhoud kon wel eens een flinke tijd duren, en een enkele keer was duidelijk te zien dat een aantal van die mensen flink emotioneel werden. Onze gastvrouw, de vorstin, legde uit dat haar man aan het rechtspreken was. Zo gebeurde dat in Swat. De mensen kwamen met hun conflicten en noden naar hun vorst. Die ‘zittingen’ vonden een hele ochtend, eens in de twee of drie dagen plaats. Na de ‘zitting’ nodigde hij een aantal van de mensen naar binnen te komen, naar de ontvangsthal en daar werd koffie gedronken en wat gegeten. De mensen die naar binnen waren genodigd liepen langs degenen, die niet uitgenodigd waren. Het bleek een hele eer en erkenning te zijn, wanneer je naar binnen mocht. En in een hoek van de hal werd zacht wat muziek gemaakt, een fluit en zoiets als een harp Ik realiseerde me dat zó de rechtspraak ging, al duizenden jaren lang, in dat hele gebied van het Midden-Oosten. Zo wordt het ook in het Oude Testament beschreven en dat is dan ook het beeld, zoals dat op God wordt overgedragen, God als koning en dus als rechter, op de stoel en de mensen mogen, moeten langs komen, met hun noden en geschillen. En ik was natuurlijk helemaal verrast toen ik me realiseerde dat deze gang van zaken precies in psalm 5, de psalm voor deze zondag, beschreven wordt. In psalm 5 is iemand aan het woord wie onrecht werd aangedaan. In de ochtend wendt die zich tot de Heer en wacht, op zijn of haar beurt. Vertrouwt er op, nee, weet, dat de Heer rechtvaardig is en het onrecht doorziet, gewetenlozen houden geen stand onder de blikken. En omdat de ik-figuur van de psalm in z’n recht blijkt te staan, mag die naar binnen en wordt dan langs degenen geleid die hem belaagd hadden, het pad om door de galerij naar binnen te kunnen wordt door de knechten van de Heer geëffend. En diegenen die naar binnen mogen lopen dus langs degenen die ongelijk hadden, die gelogen hadden en berecht zullen gaan worden. Maar daar binnen wordt hulde betoont aan de Heer, ze juichen Hem toe en Hij zegent hen en er is eten en drinken, bij fluitspel. Zo’n psalm, gemeente, gaat over vertrouwen, vertrouwen dat er recht gesproken zal worden, dat de Heer het onderscheid weet en doorziet tussen daad en misdaad, tussen oprechtheid en het kwaad en het gaat over binnen mogen komen en buiten moeten blijven. Dat is het beeld, het plaatje, de film waar we als het ware naar kunnen kijken, dingen die zich buiten ons, voor onze ogen, afspelen. Maar, het speelt zich allemaal ook in ons af. Kijk, wanneer psalm 5 enkel de beschrijving was van hoe dat toegaat, hoe zulke rechtspraak destijds ging, dan was het als met een heel interessante documentaire, die na een tijdje echter wel de kast ingaat en daar vaak niet meer uitkomt, hoe mooi ook. Maar psalm 5 blijft actueel, omdat het zich zoals gezegd óók in ons zelf afspeelt, bij alle mensen altijd weer en overal. De neiging is om dat beeld van die galerij buiten je te houden. En dan weten we het wel over wie het gaat wanneer er in psalm 5 over gewetenlozen, leugenaars en onrechtplegers gaat. Dat zijn dan dat onbetrouwbare familieleden, dat zijn die kwaadwillende buren, politieke tegenstanders, mensen kunnen een bloedhekel aan een ander hebben, en zijn er van overtuigd dat ze gelijk hebben, dat die ander niet deugt. Natuurlijk is dat ook allemaal waar: er wordt zonder blikken of blozen onrecht gepleegd, worden misdaden begaan en die moeten ook veroordeeld en berecht worden. Maar Paulus wijst ons er op om het daar niet alleen toe te beperken. Die scène op de galerij speelt zich niet alleen buiten ons af, zeg maar met ons zelf in de toeschouwerrol, maar ook in ons zelf. In ons is er ook een geding tussen onze goede bedoelingen, enerzijds, én onze zelfgerichte natuur, anderzijds. Onontkomelijk heeft een ieder van ons haar of zijn begeerten en jaloezieën, natuurlijk zijn we allemaal op onze tijd kwaad en doen we onterechte dingen, natuurlijk hebben wij onze angsten en laten we daarom na wat we eigenlijk wél hadden moeten doen. Hoe zou het anders kunnen? Die belagers, gewetenlozen, onwaarheidsprekers, waar psalm 5 over spreekt, verbeelden op het niveau van onze binnenwereld onze eigen zondige natuur, onze eigen zondige hartstochten, zoals Paulus dat noemt. In psalm 5 wordt een tweedeling geschilderd. Aan de ene kant is er het kwaad, zij die misdaden en wandaden plegen, gewetenloos en vals zijn, liegen, bedriegen, bloedvergieten, en die moeten buiten blijven. Aan de andere kant is er de rechtvaardige, die wordt gezegend door God in Zijn grote liefde en genade, die mag binnenkomen, voor het feest. Paulus maakt ook zo’n tweedeling, maar dan in ons, in onze binnenwereld. Aan de ene kant is er de zonde, de zondige hartstochten, die hij ook wel onze natuur noemt. En aan de andere kant is er de Geest, de Geest van Christus. Hij neemt dat bijna letterlijk, alsof er in ons twee personen leven die met elkaar in strijd zijn. Twee personen die als het ware niets met elkaar te maken lijken te hebben en onverzoenlijk tegenover elkaar staan. ‘Mijn God, gewapend tot de tanden voeren twee mannen in mij strijd’. En die ene, zeg maar van die natuur, die met zondige hartstochten, die heeft in eerste instantie de overmacht. Die ander zou wel anders willen maar krijgt geen kans. Degene die de overmacht heeft, gehoorzaamt aan bepaalde wetten, de wetten van de zonde. Dat wordt duidelijk door de wet van God. En die ander moet van die eerste bevrijd worden opdat die kan gaan leven volgens de wetten van de Geest. Eenmaal bevrijd leef je, zegt Paulus, in Jezus Christus, dan bén je in Jezus Christus. En dan ben je ontsnapt aan de wetmatigheid van wel het goede willen maar het kwade doen, dat je met je verstand precies weet hoe het moet, maar dat je door je natuur het verkeerde doet. Toen ik u dat stuk uit die brief van Paulus voorlas, dacht u waarschijnlijk: Tsjonge jonge wat een zware kost, of, wat ingewikkeld. In ieder geval geldt dat voor mij, telkens weer wanneer ik in die Romeinenbrief lees. Maar misschien is het ook wel eenvoudig. Met zoveel woorden zegt Paulus: ‘Laat je geweten spreken en niet je begeerten of driften’ of ‘Volg je hart en niet je nagels of vuisten’. En wat er gebeurt, wanneer je gaat leven in de Geest? Eigenlijk is het zo voor de hand liggend, dan doe je een beetje aardig, ben je wat bescheiden, help je mensen zo nu en dan, die dat nodig hebben, mep je, figuurlijk of letterlijk, niet meteen terug of zin je op wraak, ben je blij voor iemand wanneer die iets goeds meemaakt en troost je mensen met verdriet. Dat zijn dan de vruchten, de goede vruchten die groeien aan de Geest. In tegenstelling tot rot fruit. Voor het geloof is dat het verschil, de strijd, tussen God en de Boze, God en de duivel. God is de Goede, het goede. En dat omvat een heleboel: Hij is barmhartig en genadig, lankmoedig en geduldig, behulpzaam, vergevingsgezind, rechtvaardig, eerlijk, onbaatzuchtig. Als het moet ook wel streng, niet omdat hij streng is zoals hij liefdevol is, maar Hij kan streng zijn wanneer het goede in gevaar wordt gebracht, wanneer mensen de voortgang van het goede leven belemmeren of bedreigen, zeg maar, zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt de Heer Zich over ons. Hij weet wel hoe het met ons mensen voor staat, kent onze beperkingen en tekortkomingen. En Hij gelooft in ons, houdt van ons, zoals we zijn, niet meer en niet minder. En wij mensen geloven in Hem, houden van Hem, én doen ons best. Gelovige mensen zijn niet die mensen die zéggen in God te geloven, maar zonder dat de anderen daar iets van merken, nee gelovige mensen zijn die mensen die iets goeds van hun leven weten te maken, die als goede, behulpzame en betrouwbare mensen bekend staan, en verder niet zoveel zeggen. Gelovige mensen zijn mensen die Gods Naam beminnen, dat wil zeggen, die in Gods naam leven, die leven zoals God leeft, dus gewoon barmhartig en genadig zijn en noem het allemaal maar op, niet omdat het moet, niet omdat ze gehoorzaam willen zijn, bang voor straf, maar gewoon omdat ze zo doen zonder er al te veel bij na te denken, omdat de Geest in hen woont, de Geest van Jezus Christus. Jezus zelf hoefde daar ook niet over na te denken, die was gewoon zo, die deed gewoon zo. Die zei dat dan ook: Doe het nu maar gewoon, maak je niet druk om hoe dat heet, in de Naam van God, in de naam van Jezus Christus, in de heilige Geest, als christen, nee, dat komt wel, doe nu maar eerst wat je verstand, je geweten je in geeft. En vermijdt al die dingen als hebzucht, kwaadaardigheid, wreedheid, luiheid, gulzigheid, leugenachtigheid en noem al die ongein maar op. Maar…….dat gaat niet vanzelf, daar moet je voortdurend mee bezig zijn, ‘aan werken’, zoals dat heet. Maar het moet ook, of vooral, op je afkomen, geschonken worden. Want het ontrekt zich wel uiteindelijk aan er greep op krijgen. Het is van de Geest, Die in ons leven moet komen. En zo is er een derde laag in deze psalm, de Messiaanse ondergrond. In alle psalmen wordt er iets verwoord van het Messiaanse, de Messiaanse mens, de Messiaanse tijd. De Messias, die komt in de wereld, in deze wereld geboren moet worden, zich toont aan de wereld. En die uiteindelijk geleid zal worden langs Zijn belagers, Die het huis van de Vader zal binnengaan, zeg maar de hemel, waar altijd muziek klinkt, en met Hem, in Zijn voetspoor, allen die Zijn Geest dragen, in Zijn Geest leven. Dus laten we nog een keer naar psalm 5 luisteren en laten die drie lagen met elkaar vervlochten zijn. Die galerij, waar recht gesproken wordt, Onze binnenwereld , waarin we met ons zelf in gevecht zijn Én het Messiaanse, het hemelse, de Messias, die wij verwachten. En wanneer u goed luistert zou het wel eens kunnen zijn dat op de achtergrond fluitspel klinkt, hemelse muziek. Psalm 5……