Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

4 juli 2010

4 juli 2010
lezing: Lucas 10: 1-11 en 17-20

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Een vraag aan de vakantiegangers onder ons: heeft u de route goed voorbereid? De auto nagekeken? Weet u uw reisprogramma van dag tot dag? Wat u allemaal onderweg wilt zien? Of gaat u op goed geluk? Op de bonnefooi? Ik ben zo iemand van de voorbereidingen. Ik verheug mij al lang van tevoren met een reisgids op wat we allemaal kunnen gaan doen. Een huisje reserveren in het hoogseizoen is verstandig. Een route plannen is handig als je met een veerboot een oversteek moet maken. Allemaal praktische redenen om iets te regelen en te organiseren. Ik heb nog een andere onhebbelijke karaktereigenschap: het liefst heb ik alles onder controle. Ik ben steevast opgelucht als we op plaats van bestemming het huisje gevonden hebben, en de foto’s op internet overeenkomen met de werkelijkheid.

Ik vraag mij af of ik met mijn talent van organiseren en controle wel geschikt zou zijn om als één van de 72 leerlingen uitgezonden te worden, zoals Jezus deze uitzendt naar iedere stad en plaats waar hij van plan was heen te gaan. Het is het toppunt van niet-organiseren: ‘neem geen geldbuidel mee, geen reistas en ook geen sandalen, en ook nog – groet onderweg niemand.’ Misschien is dat laatste nog wel het leukste van op weg gaan: je ontmoet ‘ns iemand, je krijgt een goede gesprek, je ziet zo onvermoede vergezichten. Ook dáárom gaan we op reis.

Nu is er wel een verschil tussen onze vakantiereizen en de reden waarom de leerlingen uitgezonden worden. De leerlingen van Jezus gaan met een concrete opdracht: ‘verkondig het koninkrijk van God!’
Wat Jezus aanvankelijk zèlf deed, breidt hij nu uit met het aanstellen van een flink aantal arbeiders.
Het lijkt erop alsof Lucas alvast vooruit loopt op het boek Handelingen door zo royaal in te zetten met zoveel medewerkers. Het volk Israël is betrokken op alle volken van de wereld. Het geeft de reikwijdte van Gods blikrichting aan. Met dit aantal leerlingen moet toch wel iedereen met Gods boodschap bereikt kunnen worden.

Het kan ook andersom zijn: dat Lucas met de ervaringen van de eerste gemeenten zoals hij deze beschrijft in Handelingen deze terugschrijft in het evangelie. Hoe dan ook: Lucas maakt ons duidelijk
hoe het leven van de eerste christenen wortelt in het leven van Jezus. De boodschap, die in Jezus opnieuw begonnen is, de boodschap van vrede, van heil, is de moeite waard om te verspreiden.
Sterker nog: deze moet verspreid worden! Het gaat om de toekomst van God met mensen. Daartoe worden de volgelingen aangewezen. De twaalf die al eerder uitgezonden waren, kunnen het niet alleen af, want de oogst is groot. De oogst is groot. Meestal gaat de aandacht naar het tekort aan arbeidskrachten – daar zijn we in de gemeente ook supergoed in – , maar het is de moeite waard om stil te staan bij die grote oogst.

Het woord van God, door Jezus gezaaid en geleefd, is in goede, vruchtbare aarde gevallen.
Dit leven van Jezus vindt navolging, op grote schaal. Het is tijd om te oogsten en daarbij komen drie dingen kijken:
1) oogsten is de tijd van de verkondiging: goed nieuws voor wie het maar horen wil
2) oogsten is de overvloed aan genade binnenhalen, durven ontvangen
3) oogsten is scheiden: het kaf van het koren, met andere woorden ook het oordeel van God is hier aan de orde, de goede vruchten worden bewaard bij de oogst, de rest niet.

Ze gaan op pad, de volgelingen, twee aan twee, als rechtsgeldige en geloofwaardige getuigen.
Jezus, en ook zijn leerlingen gaan, in alle kwetsbaarheid, zonder enige verdediging, weerloos, zonder bezit, in volledige armoede, in totale afhankelijkheid van God, volledig aangewezen op de gastvrijheid van anderen. Dat is wel een lesje vertrouwen.

Ze gaan als ‘lammeren onder de wolven’, dat wil zeggen niet met machtsvertoon, niet om de boodschap van het koninkrijk van God bij mensen door de strot te duwen, maar door jezelf kwetsbaar op te stellen, vol vertrouwen op de boodschap die je te brengen hebt.

Wat is dan deze boodschap waarmee de leerlingen op weg gaan? ‘Vrede en heil’ – deze twee woorden – daarmee moeten Jezus’ volgelingen het doen en dat is genoeg.
Deze twee woorden geven de bestemming van hun weg aan: ‘ga in vrede’ en het geeft ook de essentie van het koningschap van God aan: ‘heil, heelheid, een geheeld leven voor ieder van ons, voor Gods aangezicht’.

Dit zijn mooie woorden, maar het kan ook wat lievig en zoet worden. Vrede en heil en ‘en passant’ van een ander een ontvangst en een maaltijd verwachten – je gaat immers met lege handen op reis. Het is op het randje tussen enerzijds vertrouwen op God en daarin totaal afhankelijk zijn èn anderzijds je daarin volledig toe verlaten op de gastvrijheid van de ander – misbruik zou ook kunnen. Ik denk dat toch maar het goede.

Bij een gastvrije ontvangst mag je ervan uitgaan dat de gastheer open staat voor de boodschap: richt je op God en diens koninkrijk, zet je in als een heuse vredesduif. Bij een gastvrije ontvangst hoort een maaltijd. De maaltijd als beeld van het koninkrijk, waar iedereen aan mag gaan, om te delen in de hoop, in het heil, in de vrede, dat is prachtig! Als dat gebeurt, is Gods koninkrijk nabij. Zo’n feest is het, die maaltijd van deze Heer.

Niet iedereen zal de boodschap van vrede en heil, van de komst van het koninkrijk van God
met open handen ontvangen. Dat is de realiteit, ga dan gewoon verder. Het koninkrijk van God gaat tóch wel door.

Met de negatieve instructie, groet niemand onderweg, geeft Lucas de urgentie aan. Begroeten in de oosterse cultuur neemt veel tijd in beslag. Naast het welzijn van de ander, vraag je ook hoe het met zijn familie, veestapel enzovoort gaat.

ls er herkenning onderweg, dan is de vreugde groot. Opgetogen keren de leerlingen dan ook terug.
Jezus doet niets af aan deze vreugde, hij bevestigt het succes zelfs. Want stel je voor dat ze geen succes hadden gehad….. Maar tegelijkertijd waarschuwt hij: wordt niet verblind door het al of niet hebben van succes. Weet dat je je volmacht van God hebt ontvangen, je doet het niet op eigen kracht.

Nog belangrijker is dat je gekend bent bij God, want iedere naam staat opgetekend bij Hem. Wie zich gekend weet door God, wie zichzelf in zijn roeping kent, heeft een duidelijk doel in zijn leven. Of anders gezegd: je gaat op weg in alle bescheidenheid, vertrouwend op je missie, niet met een overmacht. Doe dat dan ook niet achteraf als je successen hebt behaald, val ook dan niet in de valkuil van arrogantie en machtsmisbruik. Dat vervreemdt je van God. Je zou ‘ns kunnen denken dat je ’t zonder God zou kunnen stellen.

Het is eerder andersom: God kan het niet zonder ons stellen. Het geeft mij een zekere opluchting, dat we niet weten aan welke functie-eisen een mede-arbeider aan de oogst moet voldoen. We worden  – gewoon – in grote getale ingeschakeld voor de verkondiging van het koninkrijk, bij de boodschap van vrede en heelheid, onvoorwaardelijk, in vertrouwen, op onze eigen manier.

Zo kunnen we op reis gaan, elkaar groetend met de vrede, waar onze reizen ons de komende tijd ook brengen. Wat van belang is, is onze houding: we doen het in Gods naam, soms zelfs zonder dát zo precies te weten of te benoemen. Besef dan dat niet wij het koninkrijk van God bouwen: het hangt niet van ons af, het komt wel op ons aan.

Amen